“Als zij weet dat een kennis of vriend in de narigheid zit, maar zij ook weet dat de vriend niet gediend is van het geloof, zegt ze in zo’n geval: ‘Ik denk aan je’, en niet ‘Ik bid voor je’. Stiekem doet ze dat laatste wel degelijk”, uit; Stephan Sanders, Godschaamte
(verschenen in Kerkblad Assen, 2023-12)
In columns in dagblad Trouw vertelde Stephan Sanders hoe hij kerkganger werd en het geloof opnieuw leerde omarmen. Een aantal van deze columns, aangevuld met andere stukken, is uitgebracht onder de sprekende titel Godschaamte.
Zelf had ik een gevoel van plaatsvervangende schaamte bij dit citaat. Sanders vertelt van een goede vriendin die hij in de kerk heeft leren kennen. Zij bidt voor kennissen in moeilijkheden, maar verpakt dat als ‘ik denk aan je’. Stiekem bidt ze dus toch.
Ik begrijp dat je wilt voorkomen dat de ander voor zijn of haar hoofd wordt gestoten of in verlegenheid wordt gebracht met vrome taal waar deze niet op zit te wachten. Maar zeg dat dan. Eerlijkheid is respectvoller dan stiekem gedrag.
Er zit nog iets anders in deze zin dat me dwars zit. De suggestie dat er een kwalitatief verschil is tussen ‘ik denk aan je’ en ‘ik bid voor je’. Waarbij dat laatste dan van een hogere orde zou zijn. Aan iemand denken, is ok, maar voor iemand bidden – zelfs al is het stiekem – is meer ok.
Is het niet zo dat ‘voor iemand bidden’ een vorm is waarin het ‘ik denk aan je’ gestalte krijgt?
No Comments