Overdenking

wonen, overal nergens thuis, Joh. 14: 23 en Op. 21: 10 – 27

De geschiedenis van de mensheid laat zich, als we de bijbel mogen geloven, samenvatten in twee zinnen. Het begint in een tuin, de Hof van Eden, en het eindigt in de stad, het hemelse Jeruzalem.

Natuurlijk begrijpen wij dat dit beeldspraak is. Zowel de tuin als de stad. Maar beelden hebben iets te zeggen. Ze drukken iets uit van ons geloof.  Daar gaat het mij vanmorgen om. En dan met name het beeld van de stad, zoals dat geschetst wordt in Openbaring, zowat op de laatste pagina van de bijbel.
Wat betekenen die beelden over het hemelse Jeruzalem? En wat zeggen ze over ons geloof en onze verwachting? En dan ook de vraag, kunnen ze jou vandaag helpen of inspireren?

Dat we het over de stad gaan hebben, waar God met de mensen zal samenwonen, wordt ook nog een keer ingegeven door de lezing uit het evangelie. Jezus spreekt daar met zijn vrienden. Hij bereidt ze voor op het afscheid, op de tijd dat hij er niet meer is.
Lezingen uit de tijd tussen Pasen, Hemelvaart en Pinksteren.
Hij spreekt als het ware over hun hoofden heen ons aan, de kerk van alle tijden, mensen zoals wij die leven in zijn geest, de pleitbezorger zoals Jezus dat zegt.
Het zijn wonderlijke woorden, uit het wonderlijke evangelie van Johannes, maar wat vanmorgen opvalt, is dat Jezus spreekt over de Vader die met Hem zal komen bij wie liefheeft en bij hem of haar zullen wonen. Dat ‘wonen’ is een eigen motief, op allerlei plaatsen in de bijbel, maar zeker ook hier. Aan het begin van dit hoofdstuk staat die bekende tekst over het huis van de Vader en het zijn vele woningen.

Daarover gaat het dus. De belofte dat God woont bij de mensen.
In de rijke beeldtaal van Openbaring wordt dat uitgewerkt in het beeld van de stad, het hemelse Jeruzalem. Een paar dingen uit dat visioen lichten we eruit.

Allereerst dat het hemelse Jeruzalem neerdaalt. Dat is natuurlijk ook beeldspraak. Maar het zit er bij ons zo ingebakken om te denken en te spreken over boven en beneden, over hemel en aarde, over God en de mensen, dat we de beeldspraak nauwelijks meer herkennen. De hemel is het beeld van Gods aanwezigheid of Gods woonplaats, en dat is een dimensie die ons overal omringt en alles doordringen kan. Dat is niet alleen maar boven; maar zo zijn wij geneigd te denken. En we denken dan in geloof, dat de toekomst zoiets zal zijn dat wij naar God gaan, naar de hemel, welk beeld je daar ook bij hebt.
Maar de beeldtaal van Openbaring is nu juist, dat God naar ons komt, de hemelse stad daalt op aarde neer. Het is een beeld van een nieuwe toekomst van onze werkelijkheid, deze aarde, het leven hier, maar dan anders: vernieuwd.
Dat is goed beschouwd precies de beweging van de Bijbel. God wendt zich naar de mensen. In Jezus is dat zichtbaar geworden. God met ons Immanuel. Op zijn innigst verbonden. God die door zijn geestkracht woning maakt in onze harten.

Geloven is niet je best doen om In de hemel te komen. Zo kijken mensen er van buiten soms tegen aan. Maar geloven is er op hopen en er aan werken dat Gods Koninkrijk eens werkelijkheid zal worden voor deze aarde en deze schepping. Gelovigen zijn aards gericht. Dat is een grondtoon in heel de bijbel.

Het tweede waar we de aandacht op vestigen, is natuurlijk de stad zelf, zoals die uitvoerig beschreven wordt. De 12 stadspoorten met de 12 edelstenen; de volmaakte harmonie; de geschetste maten 12.000 stadiën, zowel in de lengte, breedte en hoogte –  een stad als een kubus; 144 el de stadsmuren. Al die getallen spreken. Straten van goud, schitterend als glas. Een lichtstad met paarlen poorten.

Wat betekent die beeldspraak? Je kunt zeggen, het is uitdruk van perfectie. Alles klopt tot in detail. Misschien. Maar is dat echt het belangrijkste? 
Perfectie verveelt. Perfectie is voor ons mensen vervreemdend, omdat het niet menselijk is. Daarom wordt het ook aan God toegeschreven. God is volmaakt. Als enige.
U weet dat daarom in iedere moskee er altijd opzettelijk een fout wordt gemaakt, een tegel omgekeerd, of een versiering onderbroken – omdat perfectie alleen aan God of Allah in het Arabisch toebehoort

Is de hemelse stad perfect, of is het meer zo dat we dat andere naar voren moeten halen: de veelzijdige en letterlijk veelkleurige rijkdom van de stad – die haar daarom zo menselijk maakt?
De twaalf edelstenen – ze corresponderen met de twaalf kleurige edelstenen op het borstbeeld van de hogepriester in Israël– worden zo beeld van de veelkleurigheid die de stad van God en de stad van mensen kenmerkt.
Zoals ons eigen leven is en deze wereld. De verscheidenheid wordt niet uniform gemaakt, maar mag volop tot uitdrukking komen. Zoals geen mens gelijk is, zo mag ieder die liefheeft haar of zijn eigenheid bewaren en inbrengen. De stad in het vierkant heeft naar alle kanten poorten. Je kunt er van verschillende windrichtingen in komen.
Het staat in ditzelfde visioen met zoveel woorden, dat in de stad de volken (de hele wereld dus) hun eerbewijzen komen brengen (vs. 26). Heel de bonte verscheidenheid van de family of men, al die culturen en rijkdommen en eigen tradities, het mooiste wat mensen hebben voortgebracht, krijgt een plaats in de stad, draagt bij aan haar rijkdom – zo ben ik geneigd dat te lezen.

Ook dat is een volop bijbelse lijn. Onze eigenheid wordt niet uitgevlakt, maar ingeschakeld, ze mag er zijn; ieder draagt op eigen wijze bij aan het grote geheel. De menselijke veelkleurigheid en variatie is wezenlijk deel van Gods rijkdom en verscheidenheid.

Nogmaals, het zijn beelden en je moet altijd oppassen met beelden teveel aan de haal te gaan. Maar dat gezegd zijnde, wil ik toch nog één ding uit het visioen naar voren halen, dat misschien ook veelzeggend is.
Er staat: een tempel zag ik in haar niet, want God zelf is haar tempel.

Dat is een grote troost. Want dat betekent dat je in de nieuwe stad niet meer naar de kerk hoeft, sterker dat er geen kerk of tempel of godshuis meer nodig is. Want God vervult en doordringt ons hele bestaan.
De kerk is, hoezeer we daar ook gehecht aan kunnen zijn, of gewend, in de grond der zaak een noodmaatregel. Het is goed om dat te beseffen, niet alleen met het oog op de toekomst, ooit, maar ook met het oog op het nu, en met hoe we spreken over de kerk en de toekomst van de kerk en de zorgen van de kerk, en ga zo maar door.
De kerk is een noodmaatregel, een tijdelijke voorziening. Niet bedoeld om zichzelf in stand  te houden, maar als het ware opgericht om zichzelf overbodig te maken. Zover is het nog niet, en daarom moeten we bezig blijven met al die kerkelijke kwesties. Maar toch, als je dat doet in het besef dat het niet om de kerk gaat, maar om het koninkrijk, komen al die discussies er hopelijk anders uit te zien.

In de beeldspraak van de hemelse stad is de tempel achterhaald, want God zelf is in ons midden, de liefde regeert en doordringt alles; zelfs de zon is niet meer nodig, want we leven dan bij het eeuwig licht dat God zelf is.

Als Jezus spreekt over dat de Vader en hijzelf bij de mensen zullen wonen die hem liefhebben, die dus in zijn voetspoor leven, gebruikt hij niet de brede beeldspraak van het visioen uit Openbaring, maar je mag dat er wel bij denken.
Het is een vergelijkbare intimiteit waarin God met ons wil samenleven, door de kracht van de liefde, of in de taal van Openbaring, in het teken van het lam – dat natuurlijk op Christus duidt.

Mooie beelden?
Maar wat kun je ermee? Dat was ook een van de vragen aan het begin, en dat is natuurlijk altijd de vraag.
Iets van een antwoord kwam onderweg al langs. Tenminste ik hoop dat u dat heeft opgepikt.
Het beeld dat ons op de aarde wijst – hier wil Gods gedroomde toekomst werkelijkheid worden. Hier moeten we de liefde waarmaken. De aardse schepping van een tuin transformeren in een stad waar mensen kunnen wonen, kunnen opleven, kunnen ademhalen, tot bloei kunnen komen. Iedere bijdrage, hoe bescheiden ook, telt mee.

Dat was immers het tweede, de rijke verscheidenheid die er een plaats mag krijgen. Onze eigenheid die meetelt en bijdraagt aan het geheel.
Denk nooit te min van jezelf. Ook jij hebt iets of brengt iets of kunt iets dat anderen helpt, dat bijdraagt. Soms is het een enkel woord, op de goede tijd gesproken en op de juiste toon. Soms is het juist het zwijgen, begripvol en respectvol, dat helpend kan zijn.

Het centrale motief vandaag is dat van het wonen.
We weten allemaal hoe belangrijk, hoe wezenlijk wonen is. Hoe je woont, waar je woont.
Mensen die gedwongen worden om te verhuizen. Wat dat met je doet.
Mensen die ontheemd zijn, letterlijk, figuurlijk.
Wonen is de basis. Je eigen huis, een plek onder de zon – het eenvoudige lied dat een waarheid voor iedereen uitdrukt.

We mogen geloven dat wij wonen in het licht en in de ruimte die God voor ons schept. Deze aarde aan ons gegeven, waar God zelf met ons wil verkeren. Bij Hem zijn wij kind aan huis, komen wij in allerlei opzichten thuis. Tot onze bestemming. Hier en na dezen.

Laat deze wereld zo een woonplaats worden, voor God en de mensen allemaal, en laten wij daar het onze aan bij mogen dragen.

Previous Post Next Post

No Comments

Leave a Reply