Overdenking

Wie geef jij te eten?, Johannes 8, 12 – 20

In bijna alle religies en levensbeschouwingen is Licht een belangrijk symbool. Licht is verbonden met de godheid, met leven. De Bijbel begint met de schepping van het licht. God zei: Er moet licht komen… En het grote verhaal van de Bijbel eindigt met de stad uit de hemel, waar het altijd licht is. En zo kun je wel doorgaan.
Licht is een krachtig en sprekend symbool.
Zelfs voor de mensen die niets van godsdienst en Bijbel moeten hebben. Want die noemen zichzelf graag ‘verlicht’. Zij geloven niet langer in de duistere verhalen van bijbel en traditie. Zij laten zich leiden door het licht van de rede, ze gebruiken hun eigen verstand. Zij zijn immers kinderen van de Verlichting.
Het taalgebruik is onthullend.

Vandaag horen we in het evangelie Jezus zeggen: “Ik ben het licht voor de wereld. Wie mij volgt loopt nooit meer in duisternis, maar heeft licht dat leven geeft”.

Jezus als het licht der wereld. Het past in de brede beeldspraak van het licht.
We horen er niet echt meer van op, misschien.
Toch is het goed er even bij stil te staan.
Want het is eigenlijk wel opmerkelijk.
Het Licht, dat altijd met God wordt verbonden, met het leven en het goede dat zijn oorsprong vindt in de Onzichtbare, dat licht wordt nu geclaimd door een mens, door iemand die daar gewoon maar in de tempel staat. Is dat niet tamelijk arrogant? Pretentieus? Wat bedoelt Jezus als hij van zichzelf getuigt dat hij het licht voor de wereld is; dat wie hem volgt nooit meer in de duisternis is? En wat is dan precies dat Licht, dat hij zegt te zijn? Waarin en waardoor wordt dat zichtbaar?

Je kunt met de symboliek van het licht Jezus’ leven samenvatten.
Hij is het licht dat schijnt in de duisternis van ons bestaan.
Overal waar hij komt, waar hij mensen ontmoet, brengt hij licht in hun leven. Dat gebeurt op allerlei manieren en de evangelieverhalen vertellen daarvan. Als we het beperken tot het evangelie van Johannes, dan zou je alle verhalen in volgorde langs kunnen lopen en het aan kunnen wijzen. Jezus die de bruiloft te Kana redt door de wijn te laten stromen, die de vrouw bij de bron ontmoet en op nieuwe wegen zet, een verlamde man geneest, brood deelt aan de menigte, ga zo maar door. Licht, leven, nieuwe mogelijkheden, bevrijding uit vastgeroeste patronen of verlammende situaties. Licht in de duisternis.
Dat was de betekenis van Jezus’ leven toen en dat kan het zijn vandaag. Voor mensen die zich laten leiden door het licht.

U kent wellicht de uitspraak van Martin Luther King: Duisternis kan geen duisternis verdrijven, enkel het licht is daartoe in staat. Haat kan geen haat verdrijven, enkel de liefde is daartoe in staat. Een uitspraak die overigens ook aan anderen wordt toegeschreven. Dat heb je met belangrijke wijsheden. En zo zijn er veel, wijze, uitspraken te vinden. Over het licht. Als alles duister is, ontsteek dan een lichtend vuur…

Tegenover het licht dat Jezus is, dat van God komt, staan de machten van de duisternis. Ook dat hoort bij die universele symboliek, van licht tegenover duisternis, dag en nacht, het goede tegenover het kwade. Het zit ook in die uitspraak van Martin Luther King.
En het is ook het verhaal van het evangelie. Je vindt dat terug in het gedeelte van vanmorgen mee.
Jezus’ woorden over het licht dat Hij zelf is, roept de irritatie op bij zijn tegenstanders, de Farizeeën. Dat is voortdurend aan de orde. Een voorbode van het grote conflict waar het uiteindelijke op uit zal lopen. Hier horen we dat ‘niemand hem (Jezus) greep, want zijn tijd was nog niet gekomen’ (vers 20). De spanning wordt opgebouwd. Maar we kennen allemaal de uitkomst. Jezus wordt uiteindelijk wél gegrepen, veroordeeld en gekruisigd.

Maar daarmee is het verhaal niet uit. In woorden uit ditzelfde evangelie: Het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet in haar macht gekregen (Joh. 1: 5).
Uiteindelijk overwint het licht. Ook dat hoort bij die symboliek van het licht in allerlei godsdiensten. Er is een onverwoestbaar geloof bij mensen, dat de macht van het goede uiteindelijk overwint. Het is ook het oerverhaal van onze eigen traditie. Tegenover het duister van de dood en de dodelijke machten staat het licht van het leven, van Pasen, het licht van bevrijding en toekomst.

Om die kernboodschap te onderstrepen, zijn er tenminste nog twee aspecten aan dit korte fragment om even de aandacht op te vestigen. Dat heeft te maken met waar Jezus zijn woorden over het licht zegt en op welk moment.

Even de situatie. We zijn in de tempel terwijl het Loofhuttenfeest gevierd wordt. Dat feest wordt nog steeds door de vrome Joden gevierd, in deze periode in de herfst. Het is een oogstfeest, maar ook het feest waarin teruggedacht wordt aan de geschiedenis van het Joodse volk, de uittocht uit Egypte. Men leeft een paar dagen in zelfgemaakte hutjes buiten, van looftakken gemaakt, om te herinneren aan de tocht door de woestijn.
God heeft zijn volk bevrijd uit de slavernij. Hij bracht licht in hun duistere bestaan in Egypte. Ook bij deze verhalen, die zo fundamenteel zijn voor het joodse geloof, speelt de symboliek van licht en duisternis een belangrijke rol. Onder andere in dat verschijnsel van de wolkkolom overdag en de ‘lichtende vuurzuil’ die in de nacht het volk begeleidt. Wat betekent dat anders, dan dat God nabij is. Hij is er bij, hij trekt mee, met zijn volk, met zijn mensen, in de tekenen van het licht.

Dat Jezus dus bij deze gelegenheid, van het Loofhuttenfeest, spreekt over het Licht, herinnert aan die oude verhalen. Bij het feest horen verschillende rituelen, onder andere één waarin licht een belangrijke rol speelt. Er worden lichten aangestoken en in de nacht wordt een deel van de tempel verlicht. Die lichtliturgie vindt plaats bij de schatkamer van de tempel, in het gedeelte dat voor iedereen toegankelijk is. Als er dus in de tekst staat, dat Jezus spreekt ‘in de schatkamer van de tempel’, dan is dat dus geen toevallige opmerking in de marge, maar een betekenisvol signaal. Wij lezen er makkelijk overheen, maar ook dit soort details doen er toe.

Ze geven extra achtergrond aan de woorden van Jezus. Het licht dat hij is, dat schijnt in de duisternis, is verbonden met het licht van God zelf, het scheppende, bevrijdende licht. Licht dat ons leidt uit de slavernij, uit het land van de benauwenis. Het is letterlijk: licht dat leven geeft (vers 12).

Na al die mooie woorden over het licht, en over de achtergrond daarvan, blijft er wel de vraag over wat wij daar nu mee doen. Je kunt teruggrijpen op die eerder aangehaalde spreuk van Martin Luther King: alleen het licht kan de duisternis verdrijven. Alleen de liefde kan de haat overwinnen.
Wie kan het daar mee niet eens zijn?
Je zou denken, dat iedereen door het licht wordt aangetrokken. Dat we zoeken naar licht, in onze duisternis, naar licht en leven voor ons zelf en onze tijd. Dat zou je denken.
Maar, Jezus’ woord roept tegenstand op. Zo gaat het ook in de wereld. En het zou te gemakkelijk zijn om die tegenstand alleen aan te wijzen bij de Farizeeën, bij de mensen van die tijd. Het wonderlijke is dat het licht altijd en overal ook in onze wereld, weerstand oproept.

Wat is het toch, dat mensen fascineert in het duister?
We lijken soms wel bang te zijn voor het licht.
Zouden die ‘verlichte’ mensen die zo optimistisch zijn over het menselijk verstand, misschien toch iets te goedgelovig zijn over de zogenaamde verlichte mens?
Er zijn altijd weer krachten, die het duister naar voren halen, benadrukken, stimuleren.
Slecht nieuws fascineert. Roddel en achterklap, dat verkoopt. Goed nieuws is geen nieuws. Dat verveelt ons al snel. We schenken meer aandacht aan het kwaad, daar worden we vaak als vanzelf naar toe getrokken.
De meeste mensen deugen? Je zou graag willen dat het waar is. Maar deug-mens is tegenwoordig in sommige kringen een scheldwoord. We zijn nieuwsgierig naar het conflict, de ophef. Dat soort berichten klikken we aan, daar wordt van gesmuld.

Er zijn altijd weer krachten die het duistere in ons naar boven doen komen.
Irritaties, ergernissen, die groter worden gemaakt dan nodig is. Conflicten die worden aangewakkerd. Het kost veel meer moeite om een ruzie uit te praten, dan te laten ontstaan.
Wat is dat toch? De menselijke aard? ‘Onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad’?
Dat is misschien wat al te stellig, te kort door de bocht.
Maar toch, die neiging om het duistere naar voren te halen, de graagte waarmee dat soms lijkt te gebeuren – het hoort bij ons mensen, blijkbaar. Het lukt maar niet om de vrede te bewaren.

Zijn we bang voor het licht? Misschien is dat wel een van de diepere oorzaken waarom Jezus uiteindelijk zijn einde heeft gevonden. We verdragen het licht zo slecht, zeker als het ons confronteert met onze eigen duistere kanten.
Alles wat mooi is en goed, moet vernietigd worden. Platgepraat, weggedrukt, belachelijk gemaakt of erger.

In de joodse traditie geldt dat er twee strevingen zijn in ieder mens. Een neiging tot het goede en een neiging tot het kwade. De vraag is, welke neiging je stimuleert en tot ontwikkeling wilt brengen.
U kent misschien dat verhaal van de Cherokee, een Native American volk, maar zoals zo vaak geldt ook hier dat er meerdere bronnen worden genoemd. Een oude Indiaan leert zijn kleinzoon: ‘In ieder mens huizen twee wolven. De ene is een kwade wolf. Hij bestaat  uit woede, egoïsme, leugen en hoogmoed. De andere wolf is goed. Hij bestaat uit: vreugde, vrede, vriendschap, en liefde.’ Zijn kleinzoon dacht hierover na. Toen vroeg hij: ‘Welke wolf zal winnen?’ De oude Cherokee zei: ‘De wolf die jij eten geeft.’

Jezus zegt: Ik ben het licht voor de wereld. Wie mij volgt loopt nooit meer in de duisternis, maar het licht dat leven geeft. Welke reactie dat oproept, is aan ieder van ons. Niet alleen met woorden, maar in wat je ermee doet.

Wie geef jij te eten?

Previous Post Next Post

No Comments

Leave a Reply