In de buurt van Nijmegen ligt Neerbosch, waar jarenlang een weeshuisinstelling was gevestigd, enige tijd de grootste in Nederland. Wij hebben 9 jaar daar in de buurt gewoond, in Wijchen, en in die gemeente waren verschillende mensen die op Kinderdorp Neerbosch hadden gewerkt als begeleider, en er ook hadden gewoond met hun gezinnen. Dat was toen nog zo.
Jaren later ontmoette ik hier in het Noorden een oude mevrouw, die haar jeugd in Neerbosch had doorgebracht, als weeskind. Zij keek er wel goed op terug, maar dat geldt niet voor iedereen, voor haar eigen zuster bijvoorbeeld al niet.
Ieders verhaal is uiteraard anders. Maar als je als kind wees wordt, of je moet om een andere reden uit huis geplaatst worden en je komt in een instelling of jeugdinrichting terecht, drukt dat hoe dan ook een stempel op je verdere leven.
Deze zondag wordt in de liturgie Wezenzondag genoemd. Dat is een wat wonderlijke naam, die ze dankt aan het feit dat deze zondag precies tussen Hemelvaart en Pinksteren valt. De liturgie is een spel, een heilig spel, maar toch: een spel. De kerk, wij als gelovigen, zijn vandaag als het ware verweesd. De Here Jezus is met Hemelvaart opgenomen in de hemel, onttrokken aan ons zicht. En de heilige Geest die Hij beloofd heeft, die is nog niet uitgestort, want het moet immers nog Pinksteren worden. Vandaar de naam: wezenzondag.
We zitten er lelijk tussen, zoiets.
Je kunt er wat speels over doen – dat mag – maar liturgie is ook een heilig spel. Er zit een kern van ernst in, die mij iets te zeggen heeft.
Volgens mij is dat vandaag, dat het niet verkeerd is om tenminste één keer per jaar te proberen je voor te stellen wat het betekent om wees te zijn. Dat kun je je niet voorstellen, als je het niet zelf bent – maar je kunt het tenminste proberen. Waarom? Om op die manier je bewust te worden hoe belangrijk basale relaties, in familie en gezin. Hoe belangrijk menselijke verbondenheid is, op allerlei vlak.
Vergelijk het met het Joodse Loofhuttenfeest. De naam zegt het al, vrome Joden bouwen dan een loofhutje, een soort tent, in hun tuin of op hun balkon, of waar dan ook. Ze verblijven er zoveel mogelijk zolang het feest duurt. Het idee is dat ze zo zich kunnen vereenzelvigen met hun voorouders, die 40 jaar door de woestijn zwierven op weg naar het beloofde land. Zij leefden ook in tenten, onder de blote hemel. Het dak van de loofhut moet dan ook van bladeren zijn, zodat je de sterren er ’s nachts doorheen kunt zien.
Door zeven dagen in een loofhut te leven, waardeer je des te meer de waarde van een vaste woonplaats, het belang van een veilig huis; maar je beseft ook dat je aardse huis een tijdelijke verblijfplaats is.
Misschien dat Wezenzondag op een vergelijkbare manier kan werken?
Je realiseren hoe belangrijk verbinding is, relatie, verbanden waardoor je wordt gevoed en wordt gevormd – juist vanuit de ervaring van het tegendeel. Je inleven in het verweesd zijn, je voorstellen wat het betekent als een relatie verbroken wordt, als een verbinding die van levensbelang is, wegvalt, wat dat met een mens doet, leert je als in een spiegel de waarde van verbinding en verbondenheid zien.
Nu zegt Jezus in het evangelie: Ik laat jullie niet als wezen achter, ik kom bij jullie terug.
Het is een gedeelte uit de lange afscheidsrede die in het evangelie enkele hoofdstukken beslaat. Jezus bereidt zijn leerlingen voor op het afscheid dat aanstaande is – hierna wordt het verhaal van zijn kruisgang verteld. Maar Jezus bereidt ze ook voor op de tijd dat Hij niet meer lijfelijk in hun midden zal zijn. Hij gaat immers naar de Vader (vers 28). In plaats daarvan komt de pleitbezorger, zoals er staat, de Geest van waarheid. Die blijft bij jullie, ja zelfs in jullie, horen we.
De relatie met de levende, lichamelijk tastbare Jezus, wordt ingeruild voor die met de Geest, minder tastbaar maar zo mogelijk nog intiemer: in jullie.
Maar zover is het dus nog niet.
Dat is de ervaring van Wezenzondag.
Natuurlijk leven wij allang met de Geest – dat is opnieuw het spelkarakter van de liturgie. Het gaat erom je juist op deze zondag bewust te worden van die relatie, in het geloof, maar ook in het leven, via het tegenovergestelde.
Geen mens kan leven op zichzelf.
No man is an island, dichtte de 17e -eeuwse predikant John Donne al.
Vanaf het allereerste begin onderstreept de Bijbel het belang van onze onderlinge verbondenheid. In het scheppingsverhaal wordt al verteld dat we zo zijn geschapen, de mens, man en vrouw, om elkaar tot hulp en bijstand te zijn, en in allerlei andere relationele varianten.
Wij mensen zijn op andere mensen aangewezen. We zijn zelfs verantwoordelijk voor elkaar. Ook dat wordt al in het begin van de Bijbel benadrukt, denk aan dat andere oerverhaal: ben ik mijns broeders hoeder? Moet ik soms waken over mijn broeder? Ja, dat moet je. Is de onuitgesproken implicatie, over je broeder, je zuster, je evenmens. Zo zijn we geschapen. Zo zijn wij getrouwd.
Is het toevallig dat wanneer er in diezelfde Bijbel, met name in het eerste deel, sprake is van de juiste onderlinge verhoudingen in de gemeenschap, van recht en gerechtigheid in het sociale verkeer, dat dan telkens de waarschuwing klinkt om oog te hebben voor de wees, de weduwe en de vreemdeling? Het is de heilige drie-eenheid van Israëls Tora.
De wees wordt daar genoemd, net als de weduwe en de vreemdeling, als voorbeelden van de meest kwetsbare mensen in een gemeenschap. Juist zij hebben zorg en aandacht nodig, maar meer nog rechtvaardige en humane voorwaarden om te kunnen overleven.
Wat een ellende als je wees bent.
Weeskinderen over de hele wereld kennen die ervaring. De weeskinderen in arme landen, in Calcutta (moeder Teresa) en in oorlogsgebieden.
Maar ook in eigen land. Of kinderen die om andere redenen niet thuis kunnen blijven. Kinderen in onveilige situaties. We hebben hier onlangs nog meegemaakt welke dramatische gevolgen dat kan hebben.
Ondanks dat we veel goed hebben georganiseerd in ons welvarende land, gaat er toch nog veel mis. In de jeugdzorg en in gezinnen.
We bezuinigen op onderwijs en op voorzieningen voor de meest kwetsbaren.
We zetten hier geboren of gewortelde asielkinderen uit, terwijl alles en iedereen weet hoe funest dat voor hun toekomst is.
Als je je maar even probeert voor te stellen, wat het belangrijkste en meest waardevolle in je leven is, dan kom je uit bij relaties, bij wat je verbindt met anderen, met je familie, je gezin, je kinderen, je vrienden – mensen om wie je geeft en mensen die om jou geven.
Daar leven we van.
Die zijn ons het meest dierbaar.
Als je terugkijkt op je leven, gaat het daarom: wat je met elkaar beleefd hebt en hoe je elkaar hebt vastgehouden, in lief en leed, in goede en in kwade dagen. Onvoorwaardelijke liefde.
Dat weten we allemaal eigenlijk wel.
En toch is het leven vaak zo, dat we gedwongen worden of ons gedwongen voelen om andere prioriteiten te maken.
Als je niet oppast word je zo iemand die achteraf betreurt dat hij of zij in de jaren dat de kinderen opgroeiden, vooral druk was met werk en eigen carrière.
Of die aan het einde van een loopbaan, ontdekt dat je veel te hard hebt doorgedraafd zodat je daar nu de fysieke of soms psychische tol voor moet betalen.
Dit zijn vragen die het waard zijn om van tijd tot tijd te stellen. Jezelf kritisch en oprecht in de spiegel bekijken. Misschien kun je deze aparte zondag, Wezenzondag, zien als een spirituele gelegenheid om dit soort dingen te beseffen.
Juist in het licht van Jezus’ naderende afscheid, beseffen zijn vrienden eens te meer het belang van hun relatie.
Zoals wij, als wij afscheid moeten nemen van iemand, als we daar de kans toe krijgen, beseffen hoe bijzonder de relatie was en hoe waardevol. En wat fijn als je dat nog kunt uitspreken. Maar hoe bitter is het, als mensen daar pas achteraf achter komen.
We horen in de bijbelteksten nauwelijks iets van de reactie van Jezus’ leerlingen.
Dat komt pas later. Dan staat er soms bij dat ze toen pas begrepen waar Jezus het voordien over gehad had.
Het besef komt later. Toch niet te laat?
Een laatste opmerking:
We mogen de belofte van Jezus van de andere pleitbezorger, of trooster zoals ook wel wordt vertaald, zien als een bemoediging. Voor de leerlingen toen en de leerlingen van alle tijden, de kerk, wij dus. Al heeft Hij ons verlaten, Hij laat ons nooit alleen – het lied van Hemelvaart. Zo is het. In het geloof zijn we nooit alleen.
Maar die belofte staat hier en door het hele evangelie in verbinding met zijn opdracht, om de liefde hoog te houden. Heb elkaar lief (15: 17) is de rode draad in deze teksten. In het geloof zijn we nooit alleen, zolang we elkaar vasthouden – door de kracht van zijn Geest.
Verbondenheid, met de Levende Heer door zijn Geest, én verbondenheid met elkaar, als mensen die op elkaar zijn aangewezen en voor elkaar bestaan, voor de meest kwetsbaren, de wees, de weduwe en de vreemdeling, het meest, daar gaat het om. Daarin krijgt verbondenheid concreet gestalte. Daarin groeien wij als mensen aan elkaar en door elkaar. Reiken we in Jezus’ Geest van liefde en waarheid naar het echte, volle leven.
No Comments