Overdenking

welterusten, Marcus 4: 26 – 33

Het lijkt allemaal niet zo moeilijk te begrijpen, de gelijkenis van het mosterdzaad is bekend.
Maar ooit zei een gemeentelid, die in de zaadhandel zat tegen mij: daar klopt helemaal niks van, er zijn zaadjes die zijn nog kleiner dan een mosterdzaad. Welke dat zijn, ben ik vergeten, maar goed. Dat mag dan zo zijn, maar de bedoeling die wordt er niet anders van, en dat begrijpt zelfs een kind. Hoe wonderlijk het is dat uit zo’n klein zaadje, een grote boom kan groeien, zo groot dat de vogels er hun nest in kunnen maken. Klopt ook niet, bromde diezelfde man: mosterd is een struik, geen boom.

Ze zeggen wel eens dat als je theologie gaat studeren, je je geloof verliest, maar het begint dunkt me al op de landbouwschool.

Hoe het ook zij, met dat zaad en die boom (Marcus heeft het overigens inderdaad over een struik, anders dan in de evangeliën van Matteüs en Lucas), de strekking van de gelijkenis lijkt toch niet zo moeilijk te zijn. De kern is de verwondering, om wat er voort kan komen uit iets kleins.
En als Jezus dan deze en andere gelijkenissen gebruikt, om het koninkrijk van God aan te duiden, want dat staat er steeds bij, dan beginnen we er iets van te begrijpen. Het koninkrijk, Gods nieuwe wereld – de wereld en het leven zoals het bedoeld is, de wereld van vrede en recht – het koninkrijk groeit in de wereld op de wijze van het zaad. Het begint klein, het is haast niet te zien, het groeit in het verborgene, maar het ontpopt zich in een breed gebaar, als in de rijkdom van een boom in volle bloei, die ruimte genoeg biedt aan de vogels van de hemel, die zich nestelen in zijn schaduw (vgl. vers 32).

Het is niet zo moeilijk om ons eigen verhaal bij de gelijkenis te maken. Je zou wensen dat het zo was, zo breed en zo rijk en zo veelkleurig. Maar klopt dat wel?
Dat is een vraag, die nu niet zozeer voortkomt uit problemen van botanische aard, maar die je je kunt stellen als je nog eens nauwkeurig naar de tekst kijkt.
Want het is opvallend dat aan het slot staat, dat Jezus met deze en andere gelijkenissen het goede nieuws (=evangelie) bekend maakt, voorzover ze het konden begrijpen.
En, wordt er aan toegevoegd, dat hij alleen maar in gelijkenissen met de mensen sprak, maar dat hij zijn leerlingen, de inner circle, alles verklaarde, wanneer hij met hen alleen was.
Dat is opmerkelijk. Als je daar even over doordenkt, roept dat allerlei vragen op.

Je kunt zeggen, lekker dan. De leerlingen hebben het voorrecht dat ze de verklaring van Jezus erbij krijgen, maar wij staan daar buiten, in dubbele zin. We horen het slechts als mededeling, dat hun alles verklaard wordt, maar wat daar gezegd wordt en verklaard, daar horen we niets van. Sterker nog, er staat dat Jezus dat bespreekt als hij met zijn vrienden alleen is – dus niemand weet er iets van. Want van de leerlingen horen we niks… Je kunt je trouwens ook nog afvragen, of ze het allemaal wel begrijpen, want verderop in het evangelie blinken ze niet echt uit in begrip, vallen ze Jezus af, of gaan op de vlucht als de grond te heet wordt onder hun voeten. Dus hoe zo, weten zij alles?

Een andere vraag die je kunt stellen, is hoe belangrijk die gelijkenissen nu precies zijn. We zijn er mee vertrouwd, ze spreken tot onze verbeelding, ook onze geloofsverbeelding. We zijn gewend dat Jezus, als een joodse rabbi, graag een verhaal vertelt, liever dan een redenering ophangt. De gelijkenissen zijn beeldend, ogenschijnlijk eenvoudig, aansprekend. Tegelijk wordt er hier een onderscheid gemaakt, ook al eerder in hetzelfde hoofdstuk (vgl. 4: 11 en 12). Tegen de buitenstaanders (vs. 11) wordt er in gelijkenissen gesproken, maar de binnenste kring krijgt het geheim van het Koninkrijk van God onthuld.
Je zou denken dat het omgekeerde beter werkt. Vertel nu aan de mensen die buiten staan zonder omhaal en zonder verhulling waar het op staat. De mensen die er bij horen, die kunnen de beeldspraak wel begrijpen en die snappen de taal van de verbeelding. Maar buitenstaanders hebben toch meer aan helderheid en directheid?

Het voert te ver om hier heel uitgebreid op in te gaan. Maar het gaat hier om vragen van verkondiging ook vandaag. Zijn we voldoende in staat, als kerk, om onze boodschap voor het voetlicht te brengen? Hebben we de woorden, de taal, om mensen van deze tijd te bereiken? Is de kerk niet veel te schimmig en te vaag, moeten we niet duidelijker zeggen waar we voor staan en staan voor wat we zeggen? Vragen van deze tijd.
Ik heb de antwoorden niet, is dat dan niet precies typerend… wat anderen ons verwijten, dat we zo bleek en flets zijn? De kerk zonder profiel, zonder smoel…

De aardigheid is dat nu juist met de teksten die we vandaag overdenken, je daar ook nog iets heel anders over kunt zeggen.
Misschien moet je wel zeggen, dat het juist de bedoeling is, dat als het gaat over het koninkrijk, dat er een zekere vaagheid blijft, dat het niet klip en klaar is, zo en niet anders, maar dat het in de aard van de verkondiging van het koninkrijk ligt, dat het altijd ruimer is dan wij dat invullen, dat het altijd meer is dan wij in woorden kunnen vangen, dat het geheim van het koninkrijk juist is, dat het eigenlijke aan ons voorbij gaat, of voorbij ligt, of ons te boven gaat.
Je zou kunnen zeggen, dat in die mededelingen die vragen oproepen, dat daarin precies iets duidelijk wordt over het specifieke karakter van het geloof, het geloof als geloof. Het onbegrip en de verhulling, in de vorm van de gelijkenis, hoort er bij.. is niet iets wat ontrafeld moet worden, maar bewaard.

Wat ik bedoel, is nu precies wat in die andere gelijkenis wordt verwoord. Het geheim van het zaad, dat door de boer op de aarde wordt uitgestrooid, dat ontkiemt en opschiet, ook al weet hij niet hoe (vs. 27). Het eigenlijke gaat aan die boer voorbij. Ook al heeft hij dan zolang gestudeerd aan de landbouwschool en heeft de ervaring van jaren, of weet ik wat. Het koninkrijk van God heeft een eigen geheim, een ongrijpbaarheid, zoals het geheim van het zaad en het geheim van het leven, dat we wel kunnen ontrafelen en analyseren en er zelfs van alles aan kunnen sleutelen, maar dat toch in de kern een eigenheid heeft, een eigen geheim, dat zich bewaart tegen al onze grijpgrage begripsvorming in.
De aarde brengt uit zichzelf vrucht voort, zegt Jezus.
Met andere woorden, daar komt geen mens aan te pas. Ja, natuurlijk, de mens zaait, de mens bewerkt het land, haalt het onkruid weg en brengt er water naar toe als dat nodig is, maar toch: de eigenlijke kiemkracht is een wonder.

Precies zo is het bij het koninkrijk, bij de wereld van God, de mensen doen daar van alles aan – daarvoor worden we geroepen, de mensen die buiten staan (wij dus) en de mensen die dicht bij Jezus staan; de mens draagt daar van alles aan bij, aan het goede leven, aan een betere wereld voor iedereen, maar tegelijk moet je ook weten, dat het eigenlijke groeit als vanzelf, automatisch – zoals het Griekse woord luidt dat hier wordt gebruikt. Gods koninkrijk is zijn zaak, het wordt ons geschonken…

Daarmee zijn we bij het midden van wat geloven is.
Dat heeft niets te maken met prestaties, met bijzondere aanleg of bijzondere kwaliteiten. Het is iets wat je overkomt, wat je van de andere kant af geschonken wordt. Geloven is de ervaring dat je uit je eigen centrum bent gerukt, dat je uit het paradigma van de maakbaarheid en het activisme wordt gehaald, dat jij het leven niet hoeft te maken, maar dat het leven je geschonken wordt.
De boer weet niet hoe.
Geen mens weet het hoe en waarom.
Nog sterker, het zaad van het koninkrijk groeit, terwijl wij slapen…

erepodiumWij leven in een wereld en in een tijd, waarin een mens wordt afgerekend op wat hij of zij presteert. Natuurlijk hoort dat er bij. Iedere middelbare scholier moet eindexamen doen. Gefeliciteerd als je bent geslaagd, en succes als je nog een herexamen moet doen of voor wie is gezakt.
Maar waar het vaak mis gaat, is dat wij ons zelfbeeld laten afhangen door wat we presteren, door wat wij maken, wat wij allemaal kunnen. Niet alleen ons zelfbeeld, ook hoe wij naar anderen kijken. Hoeveel cv’s worden niet kunstmatig opgepoetst, om maar de juiste indruk te maken. En als je om wat voor reden niet mee kunt komen in de maatschappij, dan sta je aan de verkeerde kant van de streep. Dan hoor je bij de losers, de drop-outs, de moeilijk bemiddelbaren of weet ik wat voor categorie. En als je te oud bent, en helemaal niet meer mee kunt doen, dan ben je een last voor je kinderen en voor de maatschappij – als je dat zelf niet vindt, dan wordt je dat wel opgedrongen, en dan zijn er in de moderne maatschappij wegen om dat voor te zijn. Want dat hoeft tegenwoordig toch niet meer…
Ik overdrijf misschien. Dat hoop ik maar.

Er zit iets ongelooflijks bevrijdends in de gelijkenis van het zaad, dat groeit zonder dat wij het begrijpen, zonder dat wij het doen.
Dat het er altijd is, dat zaad, van godswege, de groeikracht en de vitaliteit. Dat is het eerste.
Dat het zijn weg vindt, in vruchtbare aarde, dat wij daar bij betrokken zijn, natuurlijk, maar dat het niet van ons afhangt, Dat geeft ontspanning. Dat is het tweede.
En het derde is, dat de kern van ons leven en het centrum van ons geloof, uiteindelijk iets is waar je nooit geheel je vingers achter krijgt. Ook dat zit in het zaad dat groeit zonder dat wij weten hoe. Wie al te stellig weet hoe het zit, en hoe het moet, die zit alleen al daardoor mis, denk ik.

God is een eigen geheim, dat groter wordt naarmate wij dat meer respecteren.
Een geheim, te kostbaar en te teer, om door teveel aan menselijke woorden en instellingen (of leerstellingen) bloot te stellen.
Het openbaart zich, telkens weer, in het kwetsbare maar weerbare zaad, dat kiemt, en groeit, en tot wasdom gekomen plaats biedt aan vogels van allerlei pluimage.
AMEN

Previous Post Next Post

1 Comment

  • Reply Ale Kort 14/06/2015 at 12:35

    Ik ben vanochtend helaas niet in de kerkdienst geweest, maar heb net wel uw boodschap in de vorm van de preek gelezen. U weet me daar, net als nu ook weer, vaak mee te raken.
    Bedankt!

  • Leave a Reply