Overdenking

We zijn er nog niet, maar we zijn onderweg (Hebr. 11: 39 – 12: 3)

Deze week sprak ik een nicht van mij. Door familieomstandigheden hebben we elkaar in korte tijd twee keer ontmoet, daarvoor jarenlang niet. De laatste keer was toen ik een fietstocht door Nederland maakte en bij hun langs ben geweest. Daar hadden we het samen over. Zij dacht dat het zo’n 4, 5 jaar geleden was, maar ik wist dat het in 2011 was geweest.

De tijd gaat snel. En ons besef van tijd houdt daarmee niet altijd gelijke tred.
Als de dag van gisteren.

Oudjaarsavond 2022

Op de laatste dag van het oude jaar is het onvermijdelijk dat we verzuchten: de tijd gaat snel. Voordat je het weet, is een jaar voorbij, is een leven voorbij.
En je weegt, op een avond als deze, dat rare wonderlijke leven, dat zomaar voorbij kan gaan, dat soms in een oogwenk helemaal anders wordt door wat je overkomt. Wat is het eigenlijk?

Niet te verzoenen is het leven.
Ten einde is dit wellicht nog ’t meest:
Te kunnen zeggen: het is even
Tusschen twee stilten luid geweest.

Regels van J.C. Bloem, de dichter van de weemoedigheid (Media Vita – 1931)

En al even onvermijdelijk is het dat onze gedachten gaan naar het jaar dat achter ons ligt. U hebt misschien ook wel de verschillende jaaroverzichten gezien. U gaat vanavond misschien kijken naar een cabaretier, of naar anderen die het nieuws van het afgelopen jaar gaan duiden. U hebt misschien ook wel de commentaren gelezen van allerlei deskundigen die hun licht laten schijnen over wat ons in de wereld bezighoudt, de oorlog in Oekraïne, de energiecrisis, de onrust bij de boeren, de zorgen om het milieu, en zo kunnen we doorgaan. Daar doen we vanavond niet aan mee, hoe belangrijk dat allemaal ook is.
Ik dacht, we moeten in de kerk ons maar houden bij een opbeurend woord, een bemoediging, om samen met elkaar de drempel van het nieuwe jaar over te gaan.
Daarom de keuze voor een kort fragment uit de brief aan de Hebreeën.

De Hebreeënbrief is strikt genomen niet echt een brief, zoals Paulus die kan schrijven. Het is meer een soort catechese over de betekenis van Jezus voor ons geloof.

Wij hoorden de oproep om onze blik gericht te houden op Jezus, de grondlegger en voltooier van ons geloof. Die oproep stemt overeen met het centrale thema van Hebreeën, om de gelovigen te bepalen bij de beslissende betekenis van Jezus voor ons geloof. Om die twee woorden gaat het vanavond: grondlegger én voltooier.
Ze wijzen op het begin en op het einde.

Jezus is de grondlegger en voltooier van ons geloof. In de denkwereld van Hebreeën heeft dat te maken met zijn trouw aan God en zijn solidariteit met het menselijk lijden – maar het duidt ook op wat nog uit staat, wat we verwachten mogen, waar we naar op weg zijn, in geloof.

Vandaar de veelvuldige oproep in deze brief om een heilig leven te leiden:
Streef ernaar in vrede te leven met allen en leid een heilig leven; wie dat niet doet zal de Heer niet zien. Zorg ervoor dat niemand zich de genade van God laat ontgaan, dat er geen giftige kiem opschiet die onrust veroorzaak en met zijn bitterheid velen besmet…. (12: 14v)

of

Houd de onderlinge liefde in stand en houdt de gastvrijheid in ere, want zo hebben sommigen zonder het te weten engelen ontvangen.
Bekommer u om de gevangenen alsof u samen met hen gevangenzat, en om de mishandelden alsof u zelf mishandeld werd
(13: 1 – 3)

of

Laat uw leven niet beheersen door geldzucht, neem genoegen met wat u hebt (13: 5)

En houd de liefdadigheid en de onderlinge solidariteit in ere, want dat zijn offers waarin God behagen schept (13: 16)

En zo voort.

Al die aanwijzingen, die we ook kennen uit andere bijbelse geschriften, en van Jezus zelf, zijn bedoeld om jou te helpen de juiste richting in dit leven te vinden.

Want we zijn er nog niet, maar we zijn onderweg.
Dat is het besef dat in deze catechese meekomt. Het is een fundamenteel christelijk inzicht: We zijn, als mensen van de tijd, onderweg. Op weg naar het ‘onwankelbaar koninkrijk’ (12: 28), naar de komende wereld die is zoals God het bedoelt.

Wij hebben hier immers geen blijvende stad, wij kijken juist verlangend uit naar de stad die komt (13: 14)

Kijk, dat is een ander levensbesef dan dat van de dichter Bloem. Hoezeer je ook zijn weemoed kunt waarderen, niet te verzoenen is het leven, is toch echt wat anders dan verlangend uitkijken. Christenen zijn mensen van de hoop, de hoop dat er meer is, dat God meer is dan wij denken, dat het leven nog meer is dan wij ervaren, dat het altijd anders kan en dat het ooit anders zal.

Als je die hoop hebt, leef je anders.
Waar dat geloof verdwijnt, zoals het in onze tijden verdampt, waar mensen de zin en betekenis van het leven uit zichzelf en hun beperkte tijd moeten halen, zie je hoezeer mensen daarin vastlopen, verstrikt raken en kopje onder gaan.
Er is geen verhaal meer dat je optilt en plaatst in een groter zinsverband. Er is geen gemeenschap meer, waarin je die bestaansbevestiging kunt ervaren. We lijden aan zielloosheid.
Geloof verbreedt je horizon, als het goed is, tenminste.

We hebben maar een kort fragment gehoord uit Hebreeën, al heb ik het nodige gelezen uit wat er op volgt. Maar er gaat ook iets aan vooraf.
Misschien kent u dat, want dat hoort tot de meer bekende delen van dit Bijbelboek. De uitgebreide opsomming die wordt gegeven in hoofdstuk 11 van mensen – de wolk van getuigen – die ons zijn voorgegaan op de weg van het geloof. Dat begint bij Abel en zijn offer, en gaat verder via Noach en Abraham, Sara, Mozes, de hoer Rachab – weet u nog, ze kwam ook in de Advent al langs – en allerlei andere mensen zonder naam en faam, maar ‘al deze mensen’, zo eindigt het hoofdstuk en begon onze lezing, “al deze mensen, die van oudsher om hun geloof geprezen worden, hebben de belofte niet in vervulling zien gaan omdat God voor ons iets beter had voorzien, en Hij hen niet zonder ons de volmaaktheid wilde laten bereiken.”

Al die voorgangers, voorvaderen en voormoeders, levende mensen in hun tijd, ze vormen een optocht door de tijd; ze hebben het vuur van het geloof brandende gehouden, het verlangen naar een betere wereld, en ze hebben op hun manier – gebrekkig, zoals wij dat zijn, zoals mensen zijn – het hunne daaraan bijgedragen en zo het verlangen levend gehouden.
Zij gaan ons voor op de weg naar de toekomt, de toekomst die morgen begint – niet omdat het dan een nieuw jaar is, maar omdat naar bijbels besef we leven bij de dag en iedere nieuwe dag een geschenk is waarop je iets nieuws, iets goeds kunt doen, God kunt eren, je geloof verder kunt dragen door ‘liefdadigheid en onderlinge solidariteit’, om het nog maar eens weer met de woorden van Hebreeën te zeggen.

Er is een mooie tekst van Karel Eykman – dit jaar overigens ook ons ontvallen – over dit Bijbelgedeelte, waarin het refrein steeds is dat God zélf het zonder deze gelovige mensen niet zou hebben gered.

Je hebt Abraham gehad.
Zonder te weten waar hij terecht zou komen
is hij zijn uitvalsweg gegaan.
Hij heeft het onzekere voor het zekere genomen
en koos voor Gods zwerversbestaan.
Hij geloofde erin en hij heeft doorgezet
Zonder Abrahams geloof had God het nooit gered.

En dan eindigt het met

Noach, Abraham, Sara, Jakob, Mozes, Rachab
en zo veel anderen hebben zich ingezet.
Zonder hun geloof had God het nooit gered.

Ook dat is een fundamenteel inzicht in ons geloof, dat echter nogal eens over het hoofd wordt gezien. God en mensen hebben elkaar nodig, om tot voltooiing te komen. Daarom is God mens geworden (de boodschap van Kerst) en is de méns Jezus in Hebreeën door zijn menselijke gehoorzaamheid en zijn menselijke solidariteit ‘grondlegger en voltooier van ons geloof’. In geloofstaal zegt Hebreeën, dat Jezus zijn kruis verdragen heeft en plaats heeft ingenomen aan de rechterzijde van de troon van God. Dat betekent, dat zijn kruisoffer het teken van de overwinning van de liefde is geworden. Hij regeert. De Gekruisigde en opgestane Heer. Zijn liefde zet de toon, in ons leven en in deze wereld, en die liefde heeft de kracht om de dood en de angst voor de dood te overwinnen.

Wij leven in de tijd en met de tijd en er komt in dit leven een moment dat we uit de tijd raken.
We mogen geloven dat we dan uit de tijd vallen, in Gods handen die van eeuwigheid zijn.
Dat we bij Hem thuiskomen, in de stad die we verwachten, in het rijk waarnaar we op weg zijn.

Moge dat geloof ons ook in het nieuwe jaar begeleiden en moed geven, om te doen wat nodig is, wat goed is, dat waarin God behagen schept.

AMEN

Previous Post Next Post

No Comments

Leave a Reply