Wat – als.
Alain Verheij deed in zijn laatste column in Trouw een gedachte-experiment. Wat – als.
Stel dat Jezus niet op jonge leeftijd was gekruisigd. Stel dat ze hem hadden laten leven, en Jezus was ouder geworden, een man van middelbare leeftijd.
Zou hij dan nog steeds zijn jeugdig idealisme hebben bewaard? Zou hij dan nog steeds de Bergrede hebben gepredikt?
Ik citeer: ‘Zou hij dat van de andere wang nog hebben gezegd, of zou hij voor bewapening pleiten? Zou zijn beweging een gevestigd instituut zijn geworden, gewoon één van de vele religieuze stromingen in het Romeinse Rijk?’
De gedachte achter dit wat – als experiment is natuurlijk, dat het vaak zo gaat. Dat je het misschien wel bij jezelf herkent. Wat is er over van je eigen jeugdig enthousiasme? Van de idealen die je koesterde en waar je in geloofde toen je nog jong was? Al die ideeën dat het anders moest, in de kerk – stoffige boel; in de maatschappij – geen kernwapens; in de wereld – vrede en een eerlijke economie?
‘Wie op zijn 25e geen socialist is, heeft geen hart; wie het op zijn 50e nog is, heeft geen verstand’, volgens mij een uitspraak van Churchill. Ik ben het daar niet mee eens, maar je hoort het vaker en ook Verheij geeft er een variant van in zijn column.
Wat – als.
Zo’n gedachte-experiment kan je blik verruimen, maar het heeft ook iets tevergeefs. Het is nu eenmaal niet zo gegaan. Het is gegaan zoals het is gegaan. Jezus is gestorven, gekruisigd, vanwege zijn idealen.
Hij is niet een oude, bezadigde, uitgebluste man geworden. Wat we van hem bewaren is zijn idealisme, zijn geloof in deze wereld omgekeerd. Wat we van hem hebben meegekregen, is juist dat: dat je hoe oud of jong je ook bent, je hart moet laten spreken. Dat liefde en solidariteit menselijk waarden zijn, die je moet blijven koesteren en oefenen. De andere wang. De tweede mijl. Waar je die ook brengt, ook al is het een kruis.
We vieren ieder jaar weer Pasen, dat verhaal van lijden en overgave, van gehoorzaamheid en volgehouden liefde.
We vieren het als oud geworden kerk, in een cultuur en een samenleving die na vele eeuwen christendom afscheid aan het nemen is van deze traditie. Dat gevoel overvalt je weleens. Waar brandt het vuur nog? Zeker, die plaatsen zijn er, ook in ons eigen land. Maar bij ons? Bij mij zelf?
Daarom is het goed om altijd weer in het verhaal zelf te duiken.
Dat vieren we in deze dagen; het oude altijd nieuwe verhaal. Zoals het nu eenmaal gegaan is, maar tegelijkertijd daarbij dat het dus ook heel anders had kunnen gaan. Want zo is het leven. Dat ligt niet vast. Jij kunt altijd kiezen, niet grenzeloos of wat je maar wilt; maar wel kiezen waar je je door aan laat spreken, wat jouw handelen bepaalt en kleurt; welke idealen voor jou sturend zijn. Dit verhaal, van de gekruisigde Jezus, of de andere zogenaamde succesverhalen die de wereld je vertelt. Het verhaal dat je toch redelijk moet zijn, dat je je verstand moet gebruiken, dat idealen wel mooi zijn en dat je die in je jeugd mag koesteren, maar uiteindelijk geen zoden aan de dijk zetten, of weet ik wat voor … dooddoeners.
Er is een ander gedachte-experiment bij het verhaal van Witte Donderdag, waar ik u in mee wil nemen. Wat – als.
Het is niet nieuw, maar het geeft wel te denken.
We lezen op deze dag het verhaal van de voetwassing.
Alleen in het evangelie van Johannes vinden we dit verhaal. Een krachtig en sprekend ritueel. Na afloop zegt Jezus nadrukkelijk tegen zijn leerlingen: ‘Als ik, jullie Heer en jullie meester, je voeten gewassen hebt, moet je ook elkaars voeten wassen. Ik heb een voorbeeld gegeven; wat ik voor jullie heb gedaan, moeten jullie ook doen’.
Maar het ritueel van de voetwassing is geen standaard praktijk geworden in de kerk.
Wat – als.
Stel dat dit door de kerk als sacrament was ingesteld, in plaats van het avondmaal, of er naast. Dat kan ook.
Het is opmerkelijk dat in dit evangelie niet wordt gesproken over de instelling van het avondmaal, zoals bij de andere evangelisten.
Stel dat de kerk had gekozen voor dit ritueel, zo lijfelijk, zo lichamelijk, maar ook ze sprekend – zonder woorden – stel dat we de eeuwen door elkaars voeten hadden gewassen, geleerd hadden elkaar teder en zorgzaam aan te raken… Had dat een ander soort kerkelijke organisatie opgeleverd? Was er dan van de kerk een sprekender getuigenis uitgegaan? Zouden we dan anders met elkaar en met anderen omgaan?
Wat – als.
De kern van wat we vieren met Pasen is in dit ritueel uitgedrukt.
Het is goed om ons dat te realiseren, als we op deze avond de maaltijd vieren. Met alles wat er ook bij hoort. De herinnering aan het joodse paasverhaal van de uittocht. De herinnering aan Jezus’ laatste maaltijd met zijn vrienden op de avond voor zijn dood.
We hoeven het een niet tegen het ander uit te spelen. Het een legt het andere uit.
We vieren de gulle, uitdelende liefde van de Heer. Dat is de samenbindende kern.
Het leven van Jezus in ons midden.
Met woorden uit het tafelgebed:
‘Altijd wist hij waar verdriet was, wie alleen was, kende hij.
Feesten heeft hij opgevrolijkt, in zijn hand werd water wijn.
Met twee vissen en vijf broden leerde Hij de mensen leven voor elkaar zo goed als God’.
We vieren Pasen, vanavond en de komende dagen, omdat Jezus ons leerde leven voor elkaar.
Wat als we dat iedere dag proberen te doen?
No Comments