Overdenking

vrij van calculatie (biddag 2025), Lc. 11: 1 – 13

Het is vandaag biddag. En we horen de leerlingen in het evangelie aan Jezus vragen: Heer, leer ons bidden.
Dat is opmerkelijk.
Maar hun vraag toen, is toch niet de onze vandaag? Of?
Weten wij hoe we moeten bidden, waar we voor moeten bidden, op deze biddag? Voor gewas en arbeid. Maar wat moeten we dan bidden…? Voor hoge opbrengsten, grote winsten, voor economische bloei of juist voor meer matigheid, voor verstandig en duurzaam gebruik van alles wat de aarde ons schenkt en wat mensen in te brengen hebben.
Waar moeten we voor bidden? Dat iedereen in onze economie tot haar recht komt? Voor eerlijke handel en wandel, voor mensen dat iedereen zich nuttig kan voelen, een gewaardeerd lid van de samenleving? Of bidden we voor eigen belang?

De gebedsverlegenheid, om het zo maar even te noemen, de vraag van de leerlingen heeft ons dunkt me ook het nodige te zeggen, juist bij deze gelegenheid van de biddag.
Omdat ieder waarlijk bidden begint bij en voortkomt uit die verlegenheid.
We weten immers niet goed wat we moeten bidden naar behoren, verzucht Paulus ergens.
Wie dat wel goed weet, die is bij voorbaat verdacht.
Bidden is meer stamelen, dan glad en vlot praten.
Het is meer aarzelend en tastend, dan een al te vertrouwelijke toon aanslaan tegenover de Eeuwige. Dat haalt God naar beneden, en voor je het weet wordt Hij dan voor een menselijk karretje gespannen.

Maar goed, laten we eerst nog even naar de leerlingen teruggaan, en naar Jezus, die immers zelf ook aan het bidden is, en ons het gebed leert.
Het evangelie van Lucas wordt getypeerd door een grote aandacht voor het gebed. Het voert te ver om dat nu met allerlei voorbeelden te verhelderen, maar het is wel goed dit erbij te bedenken.
Er is meermalen sprake van dat Jezus zelf in gebed is, zo ook hier.
Wat Hij bidt, wordt ons niet meegedeeld. Maar de indruk is dat Hij een actief gebedsleven heeft, een intensief contact met Boven. Het gebed is de krachtbron waarop Jezus loopt.
Op een keer als hij zijn gebed beëindigd heeft, zegt één van de leerlingen: Leer ons bidden

Ook dat is op zich al opmerkelijk.
Hoezo zouden de leerlingen niet weten hoe ze moeten bidden? Ze zijn stuk voor stuk vrome Joodse jongens. Als eenvoudige boeren en vissers uit Galilea, gaan ze misschien niet ieder jaar naar de tempel. Maar toch wel op sabbat naar de plaatselijke synagoge, waar wordt gebeden en gelezen. Ze zijn vertrouwd met de gebeden van het volk. Ze kennen de psalmen. Die zingen hun moeders bij de afwas. Hoezo zouden zij niet weten wat bidden is of hoe je dat doet?!

Nu is het zo dat er staat: Heer, leer ons bidden, zoals ook Johannes het zijn leerlingen geleerd heeft.
Wat dat gebed van Johannes is geweest, weten we verder niet. Kennelijk willen de leerlingen van Jezus op een vergelijkbare manier geïnstrueerd worden. Misschien speelt hier op de achtergrond mee dat er ooit in de begintijd van de christelijke gemeente twee stromingen waren, de ene die terugging op de prediking van Johannes, de andere op die van Jezus. In dit evangelie speelt Johannes een eigen rol en is, zeker in het begin prominent aanwezig. Maar goed, dat is nu niet zo van belang. Wat ook de motivatie precies is om dit te vragen, de vraag blijft staan: Leer ons bidden.

Misschien willen ze een formuliergebed. Dan hebben wij daar het Onze Vader aan te danken, waarvan hier overigens niet meer dan een fragment.
Maar ik denk dus dat de vraag iets diepers aanraakt, en dat is die verlegenheid om te bidden, om écht te weten waar je voor moet bidden, mag bidden; maar ook: wat het gebed precies is. Want het is toch meer dan alleen een verlanglijstje bij God over de schutting gooien. Bij het gebed, ben je zelf ook in het geding. Daarom, weet goed wat je doet, als je bidt…

In de reactie van Jezus klinkt dat door.
Enerzijds in de beden die wij kennen uit het Onze Vader. Daar kun je bij elk daarvan al een hele preek houden, maar daar gaat het nu niet om.
Het gebed is voorbeeldig. Het begint met de dingen van God, laat uw Naam geheiligd worden, laat uw koninkrijk komen; en het gaat dan verder met de dingen van ons mensen. Waarbij het eerste en elementairste is: brood voor alle dag. Geef ons heden ons dagelijks brood.
De gewone dingen van het leven, dat is het eerste waar je om mag bidden.
Het gewone dat nooit gewoontjes mag worden, vanzelfsprekend.
Ook dat raakt natuurlijk aan deze gelegenheid. Biddag is er, om niet te vergeten dat wat we in het komende seizoen hopen te oogsten, letterlijk of figuurlijk, gaven zijn. Groeikracht word je geschonken. Het brood, dat in alle eenvoud, een geschenk blijft. Niet uit verdienste, maar uit genade, zullen we maar zeggen.

Dat is allemaal belangrijk en het overdenken steeds weer waard.
Maar vandaag zou ik ook nog wat langer stil willen blijven staan bij wat er op volgt.
Omdat daarin misschien een aanwijzing zit over hoe wij vandaag, juist bij de gelegenheid van onze biddag, zouden kunnen (moeten?) bidden.

Het vervolg is typisch voor Jezus’ onderricht. Kenmerkend voor de joodse cultuur waarin Hij leeft en waaruit Hij voortkomt.
Want Jezus antwoordt met een gelijkenis. Met een verhaaltje, uit het gewone dagelijkse leven, dat herkenbaar is voor iedereen, zelfs over de afstand van al die eeuwen heen.
En opnieuw gaat het over het elementaire brood.
Als een vriend ’s nachts aanklopt en vraagt of hij drie broden mag lenen, want hij heeft onverwacht bezoek gekregen: wie zou hem dat weigeren? Een echte vriend is toch iemand bij wie je dag en nacht terecht kunt, zoals mensen dat zeggen. ‘Ik hoef maar te roepen, en hij staat voor mij klaar’.
Dat doe je voor een vriend, en zelfs als je het niet uitkomt, of je zit er niet op te wachten, of je had juist wat anders in de zin, je laat hem niet in zijn hemd staan; of je geeft het gevraagde, om er maar van af te zijn.
Daarom, zegt Jezus, vraag en er zal je gegeven worden.
Wie vraagt, zal ontvangen; wie zoekt, die vindt; wie klopt zal worden opengedaan.
En dan voegt Hij er nog het voorbeeld van de vader aan toe, maar waarom ook geen moeder, die hun kind dat om eten vraagt, dat ook geeft. Geen slang voor een vis of een schorpioen voor een ei.
Als jullie goede gaven kunnen schenken, hoeveel te meer de Vader in de hemel. Nl. de gave van de heilige Geest aan wie daarom vragen.

Nu is dat eerlijk gezegd best nog wel ingewikkeld wat Jezus hier zegt, hoe alledaags het misschien ook lijkt. Want wat betekent dat precies? Dat je dus maar alles moet vragen, God zal het je wel schenken? Wie maar onbeschaamd – brutaal? – genoeg is, krijgt het allemaal in de schoot geworpen? Als je maar hard genoeg vraagt, als je maar goed genoeg zoekt, als je maar luid genoeg klopt…

Dat zou je kunnen denken, maar dat lijkt me toch niet de goede uitleg. Bidden is geen automatisme. U vraagt, wij draaien.
Dan daarbij, de vriend in de gelijkenis geeft zijn vriend alles ‘wat hij nodig heeft’. En Jezus zegt dat de hemelse Vader ‘de heilige Geest’ schenkt; niet dat hij al onze gebedswensen vervult. Zoals een vriend geeft wat de ander ‘nodig heeft’, en zoals ouders hun kinderen ‘goede’ gaven geven, zo schenkt God de heilige Geest.

Het voorbeeld van Jezus, zijn kleine gelijkenis, geeft te denken.
Op de achtergrond speelt de in het Oosten zo vanzelfsprekende gastvrijheid mee. Het begint immers met iemand die onverwacht bezoek heeft gekregen, en daarom bij zijn vriend aanklopt: kun je me even drie broden lenen.
Stel dat dit bij ons zou spelen.
Dan zouden wij tegen het bezoek zeggen: mooi dat je der bint, maar had je je niet vooraf aan kunnen kondigen, nu heb ik niets in huis.
Of we zouden zeggen: leuk en aardig dat je langs komt, maar wie komt in den vrede zo laat op de avond, jaja, hoe schoner het volk. Maar wij hebben het eten al op en de winkels zijn dicht.
Of we zouden zeggen: je had toch op zijn minst iets voor je zelf, voor onderweg mee kunnen nemen, of weet ik wat al niet.
Maar nee, zo gaat het in de leefwereld van Jezus niet, en zo gaat het nog steeds niet in de meeste culturen buiten de onze.

Gastvrijheid vereist een volledige openheid, geen kritische vragen of uitvluchten. Gastvrijheid is de dankbare reactie op de eer die het bezoek jou brengt, zodat jij door hen in de gelegenheid gesteld wordt om aan hen jouw gastvrijheid te kunnen tonen. En jij hén dankbaar bent. Precies omgekeerd.

Misschien wijst dat een richting voor ons gebed.
Wat in deze gelijkenis gebeurt, en wat Jezus op tal van andere plaatsen in het evangelie demonstreert, is een andere manier waarop mensen zich tot elkaar verhouden, is een relatie die vrij is van alle berekeningen en calculaties, waarmee wij vaak in het onderlinge verkeer, zakenverkeer, in economische zin, met elkaar omgaan. Berekenend. Voor wat hoort wat. Onze gastvrijheid is nooit zonder voorwaarden. Dat moeten degenen die vandaag de dag bij ons te gast zijn ondervinden.

Maar het echte geven, en dat is de vergelijking met hoe God geeft, in reactie op ons bidden, het echte geven kent een vanzelfsprekendheid die alle voorwaardelijkheid overstijgt.
Het echte geven, is geven vanuit een innerlijke, een spontane reactie, op de vraag van de ander die in andere omstandigheden jouw vraag zou kunnen zijn. Daarom geef je. Omdat je in de nood van de ander je eigen nood herkent. Omdat je weet dat het brood dat jij hebt en waar de ander om vraagt, niet brood is dat jij hebt – als jouw bezit – maar dat je ook weer hebt gekregen, als een gave, om van te delen als dat nodig is, als daarom wordt gevraagd.

Die andere verhouding – dat is wat in de bijbel en in de traditie Gods genade heet.

Waar moeten wij om bidden.
Misschien om deze genade? Die ons ten deel valt, als wij daar voor open staan. Dat is ook gebed, open staan voor wat God in je leven kan doen.
Genade, die dan ook onze onderlinge verhoudingen en economische verhoudingen gaat kleuren. Een economie van vriendschap en gastvrijheid, in plaats van concurrentie en uitbuiting.

En als het zo is, dat bidden niet zonder werken kan – bid en werk – laat het dan zo zijn dat onze daden en handelingen gekleurd worden door dat besef dat het Gods genade is, die ons kracht geeft om te werken, die onze arbeid zegent met vrucht en resultaat, die van ons mensen vrienden maakt in plaats van concurrenten of vijanden.

Previous Post Next Post

No Comments

Leave a Reply