Overdenking

Visueel zichtbaar, Matteüs 5: 13 – 16

Ik begin deze preek met citeren uit eigen werk. Dat wil zeggen, uit UW eigen werk. Want nog niet zo lang geleden heeft uw kerkenraad een notitie naar de algemene kerkenraad gestuurd, waarin ik het volgende tegenkwam:

Themaviering als Stadspredikant, De Ontmoeting Assen – Kloosterveen

“De kerkenraad stelt vast dat onze kerk visueel bijna niet zichtbaar is. De ingang van de huidige consistorie is gelegen in een tussendoorstraatje dat ’s avonds nagenoeg niet verlicht is. Verdere uitingen ontbreken omdat de gemeente Assen weinig tot geen gelegenheid biedt om de aanwezigheid van De Ontmoeting te laten zien. Een zeer oplettende passant kan aan de vormgeving van de raampartij een kruis waarnemen, feit is echter dat dit in circa 99,9 % van alle gevallen niet gezien wordt. (…) De kerkenraad van De Drieklank zou graag zien dat binnen de onderhandelingen met de gemeente Assen ook sterk wordt ingezet op de zichtbaarheid van de kerk”, einde citaat.

En de tekst van de preek is, uit het gelezen gedeelte Matteüs 5 vers 14:
Jullie zijn het licht in de wereld. Een stad die boven op een berg ligt, kan niet verborgen blijven.

Beetje flauw?
Ik heb die tekst niet bedacht, dat is gewoon de lezing van de zondag.
Toen ik na ging denken over de invulling van deze dienst die ik als uw stadspredikant mag leiden en deze brief van uw kerkenraad in de mail voorbij kwam, ja, toen moest dat wel op een of andere manier met elkaar gaan resoneren.
Natuurlijk daag ik u wat uit, maar ik wil mezelf daar ook bij betrekken. We voelen de verlegenheid, tussen wat de kerkenraad terecht constateert en wat we zelf ook wel weten – slecht zichtbaar, niet alleen visueel maar misschien ook wel in andere opzichten – we zijn een slinkende organisatie; we vallen weg in die grote wijk; doen we er nog toe – Dat is de ene kant, en dan die machtige tekst van vandaag aan de andere. Een stad op de berg? Licht in de wereld, zout van de aarde? Is dat niet veel te hoog gegrepen??

Tegen die achtergrond wil ik proberen wat met u te delen naar aanleiding van de tekst, dat ons wellicht verrijken en bemoedigen kan.

Eén van de eerste dingen die je bij deze overbekende beelden moet opmerken is, dat er niet staat: jullie moeten als zout zijn of: jullie moeten je licht verspreiden in de wereld. Nee: jullie ZIJN het zout en jullie ZIJN het licht. Taalkundig: de indicatief gaat aan de imperatief vooraf, zoals trouwens overal in het evangelie en in het geloof.
Jullie zijn bevrijd uit Egypte, houd je daarom aan de geboden, blijf bij de bevrijding. Je vindt genade in Gods ogen – wees dan ook zelf genadig voor elkaar. Je bent gezegend – wees daarom voor elkaar tot zegen. Dat is de structuur, de juiste volgorde en het is zo belangrijk om dat niet te vergeten. Want als dat gebeurt, dan moeten we eerst weer van alles, voordat je er mag zijn. Dan ligt het moralisme op de loer – de angst en de verkramptheid om niet goed genoeg te zijn. In plaats daarvan begint Jezus met: Jullie ZIJN het zout van de aarde en jullie ZIJN het licht in de wereld. Hoe kan een stad op een berg verborgen blijven?

Met een vanzelfsprekendheid die ontspannend werkt, wordt dat gezegd. En ook wel gedurfd.
Probeer je een moment voor te stellen, wat dat voor mensen zijn geweest die voor het eerst deze wonderlijke woorden hebben gehoord. We vinden deze woorden aan het begin van de zogenaamde Bergrede. Jezus richt zich allereerst tot de kring van leerlingen, maar eigenlijk over hun hoofden heen tot de verzamelde menigte. Dat is op het niveau van de tekst zelf. Maar je kunt ook zeggen, er is een derde kring van hoorders, en dat is de kerk, dat zijn wij zelf, de mensen die door de geschiedenis heen leerlingen van Jezus willen zijn. Ook wij worden hier aangesproken, daarom lezen we en overdenken we dit soort teksten steeds weer. Maar nu even terug naar die eerste hoorders, de vroege kerk, of nog daarvoor, die binnenste kring van leerlingen. Wie zijn dat?
Niet veel die wijs waren naar menselijke maatstaven; niet veel die machtig waren of van voorname afkomst om woorden van Paulus te parafraseren. Het waren eenvoudige vissers, een tollenaar, handwerkslieden, boerenjongens, vrouwen van het volk. Dat zijn de mensen die Jezus toespreekt. En dan zegt hij tegen die wonderlijke verzameling Jan Rap en zijn maten: Jullie zijn het licht in de wereld. Jullie zijn het zout in de pap.

Dat is op zich al wonderlijk genoeg. Niemand is te min om door Jezus aangesproken te worden, ja, om door hem in de hoogte te worden gestoken. Daarmee wordt het meteen ook een soort profielschets van de kerk, de gemeenschap van leerlingen van deze Jezus: die wordt niet bepaald door kwaliteiten en diploma’s, geld of macht, maar door de vraag of je bent wat Hij zelf in je ziet: zout, dat er toe doet, smaak geeft, bederf weert; licht, dat schijnt als een baken in de nacht.

Er spreekt uit die woorden van Jezus een wonderlijk vertrouwen in mensen en juist dat hebben die eenvoudige mensen toen opgepakt. Jezus spreekt ze aan, niet op hun tekort, maar op hun tegoed – dat is ook precies de strekking van de zaligsprekingen die hier direct aan vooraf gaan (en die u wellicht vorige week in de kerk hebt gehoord).

Die benadering werkt bevrijdend. Kan dat ook nog steeds vandaag zijn. Hij – God zelf – ziet het in ons zitten.  Wat wij zijn en wat wij betekenen, voorstellen, is niet afhankelijk van het oordeel van anderen, of van prestaties van onze kant, maar begint bij de ervaring dat er van Godswege JA gezegd wordt tegen jouw bestaan. Je mag er zijn, je hoort er bij en ook jouw aanwezigheid kan in dit leven het verschil maken. Zout. Licht.

Als je wat nauwkeuriger beide beelden vergelijkt, valt op dat ze ieder een verschillende richting op wijzen.
In beide gaat het om een soort werkzaamheid die er van de gemeenschap uitgaat. Maar bij het zout werkt dat heel anders dan bij het licht. Je kunt zeggen: het ene werkt in het verborgene, het andere juist in de openbaarheid.

Zout, dat zie je niet. Je proeft het wel degelijk, maar je ziet het lang niet altijd. Het werkt in het verborgene. Zout werkt alleen als het opgelost wordt. Het verandert het voedsel, maar het zout zelf wordt veranderd als ze in het voedsel wordt opgenomen. Het is dan niet meer zichtbaar. Je kunt het niet meer aanwijzen. Het dringt overal in door en is tegelijk zelf nergens meer te vinden. Maar je proeft het verschil.

Bij het beeld van het licht gaat het uiteraard om de zichtbaarheid. Je steekt geen licht aan om het onder een korenmaat te plaatsen. Een korenmaat is een mand om koren in af te meten, die  ook wel gebruikt werd om het licht te doven. Je steekt geen licht aan, om het meteen weer te doven. Integendeel. Een lamp moet hoog staan, op een standaard, zodat het zoveel en zo lang als mogelijk zijn licht kan verspreiden. Dat is nogal wiedes.

Beide beelden slaan misschien wel op twee verschillende typen mensen:
Je hebt mensen die treden graag en makkelijk op de voorgrond. Die laten hun licht schijnen. Mensen die visueel goed zichtbaar zijn, zeg maar. Ze lijken zelfs te genieten van de aandacht. ‘Kijk mij eens goed bezig zijn’.

En je hebt mensen, ach, die opereren liever op de achtergrond. ‘Laat mij maar m’n gang gaan’. Mensen die ondertussen van alles doen, wat maar door weinigen wordt geweten. De stillen in den lande. Eenvoudig, maar wel uiterst trouw en vasthoudend. Zonder al te grote pretenties. In en door de kerk gebeurt er van alles. Een goed deel is zichtbaar, maar er gebeurt ook heel veel in het verborgene. In slecht verlichte achterafstraatjes? Omdat niet alles geweten hoeft te worden, omdat het niet altijd gaat om de zichtbaarheid, maar om de werkzaamheid.

De twee beelden voor de gemeenschap vullen elkaar aan. Het is niet goed om ze tegen elkaar uit te spelen. Met elkaar vormen ze de binnen- en de buitenkant van de kerk in deze wereld.

Het verbindende tussen die twee is de werkzaamheid – je moet als kerk in deze wereld het verschil maken. De vraag is natuurlijk, hoe je dat doet. Daar zul je het met elkaar over moeten hebben.

Niet triomfalistisch of betweterig.
Het licht in de wereld, is niet: wij hebben het licht, de anderen leven in de duisternis. Licht in de wereld betekent: je hebt het licht ontvangen, om ervan te delen. Jullie ZIJN het licht in de wereld. Niet jullie hebben Het licht, laat staan, als enige het licht, maar jullie zijn licht.
Laat daarom je licht schijnen, zodat het een oriëntatiepunt voor anderen wordt, een signaal, een baken, een aantrekkingskracht. Dat kan te maken hebben met de zichtbaarheid van je gebouw, maar u begrijpt wel dat het wezenlijk om meer gaat, om de manier waarop je als gemeente van leerlingen het licht van Christus zichtbaar en tastbaar en ervaarbaar maakt, onder de mensen, in wat je doet, in waarin je er toe doet. Geloof in actie.
De kerk brengt het licht, als het goed is, in deze wereld. Ze draagt het licht binnen, laat anderen daardoor oplichten. Haar aanwezigheid doet er toe. Niet abstract, in het algemeen, maar door concrete daden van mensen die zich in de beweging van Christus’ gemeente betrokken weten.

Presentie gaat aan de pretentie vooraf.
Er zijn, voor elkaar, voor mensen in nood, bidden voor de wereld –  dat zijn de vormen van presentie, aanwezigheid, waarin de pretentie – dat wat ze voorstelt – zichtbaar en tastbaar wordt.
De kerk is Christus als gemeente existerend, is een uitdrukking van Dietrich Bonhoeffer. Paulus spreekt over de kerk als het lichaam van Christus. In en door de kerk leeft Christus in deze wereld. Dat bepaalt haar beeld, haar imago.

Het bevrijdende is dat Jezus ons zegt dat we al zijn wat we worden moeten. Je bent het. Zout. Licht. Jij maakt het verschil. Dat geeft ruimte – bevrijdend. We kunnen het. Waarom zouden we het dan niet willen?
AMEN

Previous Post Next Post

No Comments

Leave a Reply