Overdenking

Van voren af aan (afscheidsdienst Vries), Mc. 1, 16 – 20

In het geloof neem je nooit afscheid.
Je begint elke dag weer van voren af aan.

Ieder jaar volgen we in de liturgie het leven van Jezus. Die cyclus van het kerkelijk jaar is mij dierbaar; ze is als het ware deel van mijn beleving van de tijd, van de manier waarop je je in de tijd oriënteert. Dat zal wel een beroepsdeformatie zijn, van dominees en andere kerkelijk geconditioneerden: wij leven van zondag tot zondag, van feest tot feest.

Ieder jaar lezen we in deze periode van Epifanie weer hoe het begint van voren af aan. De roeping van de eerste leerlingen.
Vreemd en mysterieus, altijd weer. Karig met woorden, zo is Marcus – net een Noordeling, geen woord te veel. Karig met woorden, schetst de evangelist de scène. Jezus die langs het water loopt. Hij ziet de beide vissersbroertjes aan het werk. ‘Kom, volg Mij’, roept Jezus. ‘Meteen lieten ze hun netten achter en volgden Hem’. Meer niet. Dat is alles.
En met de zonen van Zebedeüs van het zelfde laken een pak.
Geen woord te veel. Zomaar zonder praten

Geen vraag om uitleg. Geen wikken en wegen. Geen overleg, geen discussie, geen aarzeling?

Natuurlijk, als je je probeert in te leven hoe dat is geweest, dan kun je je er van alles bij voorstellen. Dat is altijd goed om je verbeelding aan het werk te zetten.
Dan kun je van alles bedenken, het zal heus niet zomaar zijn gegaan, zonder slag of stoot. Wie doet dat nou? Als je iets gevraagd wordt, wat het ook is, veranderen van baan, ik noem maar wat, dan is het aan te raden eerst even na te denken. De spontane reactie is niet altijd de meest verstandige. Ja, sommige mensen zijn spontaan, anderen meer bedachtzaam. Je hebt ook van die twijfelkonten die nooit tot een beslissing komen. De een is voorzichtiger, de ander driester, de een meer op gevoel, impulsief misschien; een ander maakt eerst een lijstje voors en tegens.

En toch? Als het gaat om echt grote beslissingen, dan kun je  plussen en minnen, dan kun je proberen zo gefundeerd mogelijk je besluit te onderbouwen. Maar altijd blijft er iets over, dat nooit helemaal te beredeneren is. Dat nooit helemaal te beargumenteren is.

Volgens mij is dat hier aan de orde. En is de karige manier waarop Marcus het vertelt, impressionistisch haast, misschien wel bewust zo gekozen om dát element naar voren te laten komen.
Jezus volgen, pff, nou ja, de weg van het geloof gaan, iedere dag weer opnieuw, van voren af aan, dat is nooit een kwestie van plussen en minnen, van voors en tegens, en dan onder de streep er uit zijn. Nee, dat heeft iets onberedeneerbaars, iets wat voorbij is aan alle argumenten voor of tegen. Het is een keuze waar je wel redenen voor hebt, maar die niet helemaal redelijk is. Of laat ik het zo zeggen, die nog wat anders is dan de uitkomst van een redelijke afweging.

Je kiest. Je springt. Je waagt de stap.
Er is iets dat je daartoe aanzet. Dat doe je zelf en toch ben je het niet alleen zelf. Het is iets wat als het ware in jou doet, die keuze, die stap. Iets waar je geen weerstand aan kunt bieden, niet wilt; sterker waar je, als je je daaraan toegeeft, op een bijzondere manier door meegenomen wordt, gedragen wordt, uitgetild wordt boven je zelf.

Geloven is Jezus volgen. Ieder doet dat op een eigen manier en geeft daar op een eigen wijze woorden aan. De kerk is de gemeenschap van mensen die op een of andere manier Jezus proberen te volgen. De een doet dat met woorden, de ander met daden en de handige jongens verdienen er hun brood mee. Geloven is Jezus volgen. Daar heb je een leven lang je handen meer dan vol aan. Dat is elke dag weer van voren af aan beginnen.
Dat is, onbegonnen werk. Of, een heidens karwei, als u dat meer aanspreekt.

Waarom zou je dat doen, als steeds minder mensen nog meedoen met de kerk. Die kerk, dat is toch onderhand een sterfhuisconstructie geworden. Leegloop. Vergrijzing. Kerksluiting.
Je bent met je 60 jaar vaak één van de jongsten.
De kerk is passé; het christendom in ons land een minderheid; de kerk verdwijnt uit het straatbeeld – het gebouw zal nog wel een tijdje overleven, maar is er straks nog een levende gemeenschap die het vuurtje brandende kan houden?

Als de oproep van Jezus, kom, ga mee – als de boodschap van het goede nieuw van het Koninkrijk van God, waarmee het allemaal begint, als dat geen weerklank meer vindt – tja, dan houdt het op. Zeker. Zonder mensen is God machteloos.

Als zijn woord in deze wereld geen weerklank, geen antwoord vindt, dan houdt het op.
Dan worden onze monumentale kerkgebouwen dode ruïnes van het verleden, zoals de oude tempels in Griekenland of op Sicilië.
Dat kan, ook al is dat moeilijk voor te stellen, of … vind ik het moeilijk om me dat voor te stellen, nou ja.

We eindigen niet in mineur.
We beginnen gewoon vandaag zoals elke dag weer van voren af aan. Met mensen die hier hun geloof belijden, met mensen die hier beloven hun steentje de komende tijd aan het kerkelijk werk bij te dragen.
De stem van de roepende vindt gehoor, waar mensen hier of waar dan ook, de boodschap oppikken, het verlangen herkennen, naar het Koninkrijk van God, want daar begint het allemaal mee en daar gaat het allemaal om. Dat deze wereld waarin wij leven, dit wonderlijke bestaan, de bonte mengeling van verpletterende schoonheid en soms onverteerbare lelijkheid, van goed en kwaad en alles daar tussen in, dat deze wereld, Gods schepping een land van vrede en gerechtigheid wordt.

Die roepstem blijft klinken.
Zolang er mensen zijn op aarde.

Dat geloof ik vanuit het diepst van mijn wezen.

Zolang de mensen woorden spreken,
zolang wij voor elkaar bestaan,
zolang zult Gij ons niet ontbreken,
Wij danken U, in Jezus’ naam.

AMEN

Previous Post Next Post

No Comments

Leave a Reply