Boeken

Van ver gekomen

Dat is de reactie van de moeder van Kristien Hemmerechts, als ze vertelt dat ze weer naar de mis gaat.
Vanzelfsprekend is de Vlaamse schrijfster (1955) opgevoed met het katholieke geloof, en haast even vanzelfsprekend is ze als kind van haar generatie daarvan vervreemd geraakt. Maar drie jaar geleden is dat veranderd. Via de praktische hulpverlening en de ingetogen spiritualiteit van de lekenbeweging Sant’Egidio is ze teruggekeerd naar kerk en geloof: “Ik heb een flinke portie innerlijke weerstand moeten overwinnen om in de kerk mee te doen, om het kruisteken te maken (…) om de gebeden mee te zeggen en te zingen, om te luisteren naar het evangelie en de bespreking ervan, om het hoofd te buigen tijdens de consecratie (…) Nu ervaar ik het als bevrijdend. Ik hoef het niet allemaal zelf te bedenken. Ik ben een schakel in een lange traditie. Een schakeltje”, schrijft ze op p. 159 van haar gelijknamige boek Van ver gekomen.

Dit boek gaat over meer dan haar terugkeer naar de kerk. Het is ook, helemaal in de stijl van de schrijfster, een mijmerende verwerking van enkele belangrijke relaties in haar leven. Die met haar moeder en met haar psychisch labiele zus, maar ook met vriendin en documentairemaakster Heddy Honigmann. Alle drie vrouwen zijn inmiddels overleden, zoals eerder al haar man de dichter Herman de Coninck (waar ze het boek Taal zonder mij over schreef). Hemmerechts verloor daarnaast ook twee jonge kinderen aan wiegendood. De dood is prominent in het leven van Hemmerechts aanwezig, ook in dit boek, maar ze maakt het op haar eigen manier licht en draaglijk, juist door er woorden aan te geven, wat toch haar stiel is.

Ze is wat mij betreft de typische schrijver die al schrijvende zichzelf onderzoekt: ‘Ik, die zo graag schrijf wat ik denk, die het vrije denken als het hoogste goed beschouw…’ (p. 28), juist diegene laat zich nu tot haar eigen verrassing gezeggen door de mis, het epistel en het evangelie, door de beschouwingen van de priester. Ze verbaast zichzelf en neemt je als lezer in die verbazing mee.

Opvallend is de mailwisseling die ze uitgebreid beschrijft met het Bijbelgenootschap. Hemmerechts is gevraagd voor een aantal columns bij een bijbelpassage naar keuze, maar krijgt prompt kritiek op haar vrije en associatieve lezing van het verhaal van Jezus’ ontmoeting met Martha en Maria van de redactrice die beter meent te weten ‘wat de tekst in zijn oorspronkelijke context betekende’ en ‘hoe de auteur (van de bijbeltekst) iets bedoelde’. Hemmerechts weigert (terecht) haar tekst aan te passen en dus wordt deze niet geplaatst. “Als je overtuigd bent van de kracht van het Woord, hoef je toch niet bang te zijn voor een vrije interpretatie ervan? Laat het Woord van God in godsnaam leven! Wanneer je op dingen stuit die vandaag geen relevantie meer hebben of zelfs als schokkend worden ervaren, zeg dat dan gewoon. Wring je niet in allerlei bochten om er een aanvaardbare verklaring voor te vinden” (p. 73). Die kunnen ze bij het Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap in hun zak steken.

Dat gezegd zijnde, struikelde ik zelf over een andere passage waarin Hemmerechts onnodig worstelt met een oud probleem, dat van de wil van God.
Ze schrijft naar aanleiding van de bede uit het Onze Vader, Uw wil geschiede: “Dat is een zin waar theologen hun tanden op stukbijten, en die van gelovigen niet-gelovigen maakt. Hoe kan God ‘willen’ dat er zoveel leed is op aarde? Hoe kan Hij/Zij/Hun willen dat mensen tijdens een aardbeving onder het puin begraven worden … dat de eigen schepping dreigt te vergaan …. dat een baby sterft …. dat mensen zich gedwongen zien in gammele, overvolle bootjes een verraderlijke zee over te steken …. dat geestelijken hun ambt en status misbruiken om zich aan kinderen te vergrijpen? Je kunt je vragen blijven stellen?” (pp. 24-25).

De spanning tussen God die liefde is en het leed in de wereld, is natuurlijk een klassieke brain teaser in de theologie. Maar dat ze dat hier koppelt aan de bede uit het Onze Vader, verbaast mij. Zij als schrijfster moet toch weten dat hier een wens wordt uitgesproken, nl. dat Gods wil op aarde regeert, zoals dat in de hemel het geval is. En God wil vanzelfsprekend alleen het goede. De bede is een aanvoegende wijs, zoals we bij het begin van de Olympische wedstrijd zeggen: Moge de beste winnen. Niet alles wat gebeurt, gebeurt naar Gods wil. Er is een essentieel verschil tussen Uw wil geschiede en Uw wil geschiedde, maar Hemmerechts lijkt het als met dubbel d te lezen.
Of ben ik nu net als die redactrice van het bijbelgenootschap?

Previous Post Next Post

No Comments

Leave a Reply