Ooit heb ik een lange middag doorgebracht op het provinciaal archief in Arnhem. Dat zat zo. Ik was in die tijd predikant in Maas en Waal. Voor de kosteres van een van onze kerken wilden we een lintje aanvragen. Omdat ze al jarenlang koster was en voor alle andere activiteiten die ze voor de gemeenschap deed. Voor de aanvraag moest aangegeven worden wanneer ze was begonnen. Niemand wist het precies, dat moest in de kerkenraadsnotulen staan, maar die waren dus op het provinciaal archief. Een hele middag heb ik daar die oude boeken door gesnuffeld. Zonder resultaat. Maar ze heeft haar lintje wel gekregen.
Sommige mensen hebben lol in dat soort speurwerk. Vaak zijn het mannetjes op leeftijd met een verschoten jasje aan en een wat warrige haardos. Nou ja. Aan mij is het minder besteed.
In de komende weken lezen we in de kerk dus uit Handelingen van de apostelen. Het klinkt een beetje als het notulenboek van de eerste christenen. Een boektitel die nu niet meteen uitnodigt. Hoe spannend kan dit zijn?
De Engelsen zeggen: never judge a book by its cover. Je moet niet alleen op de omslag, of de titel afgaan. De uitdrukking betekent dan ook dat je niet te snel moet oordelen op het uiterlijk. Dat geldt hier ook.
In dit bijbelboek Handelingen, het tweede deel van Lucas evangelie, wordt het verhaal verteld hoe de leerlingen en volgelingen van Jezus ZIJN verhaal verder hebben verteld.
Afgelopen donderdag was het Hemelvaart. Daar begint het boek Handelingen mee. Volgende week is het Pinksteren. Dat wordt hierna verteld. En daarna volgen verhalen over het wel en wee van die eerste christenen, over Petrus en Paulus enzovoort.
Verhalen die we de komende weken zullen lezen. Niet zozeer uit historische interesse. Dat is meer voor de stoffige mannetjes In de archieven. Nee, wij lezen deze verhalen om ons aan te spiegelen, met de vragen in het achterhoofd die ons vandaag de dag bezighouden, nu wij in onze tijd en in deze wereld proberen het verhaal van Jezus op ónze manier verder te vertellen.
Vandaag horen we hoe de leerlingen direct nadat Jezus ten hemel is gevaren bij elkaar komen in Jeruzalem. We horen hoe het aantal van 12 weer compleet wordt gemaakt. Judas ontbreekt immers. Hij heeft een andere afslag genomen. Kennelijk is het belangrijk dat zijn plaats wordt opgevuld dat het getal van 12 weer heel, weer compleet wordt.
De manier waarop dat gebeurt heeft iets wonderlijks waar we straks op terugkomen.
Er zijn een paar dingen waar ik de aandacht op wil vestigen. Elementen In de tekst die ons misschien ook iets te zeggen hebben.
Het eerste woord dat ik er uitlicht, is eensgezindheid.
Als ze terug zijn in Jeruzalem, in het bovenvertrek waar ze verblijf houden – kennelijk een vertrouwde verzamelplaats – staat er dat ze zich ‘vurig en eensgezind wijden aan het gebed’. Dat wordt in het begin van Handelingen vaker vermeld. De eerste gemeente is een gemeenschap van gebed, en van eensgezindheid. Hoewel, het duurt niet lang of we zullen ook horen van conflicten en van spanningen – de kerk blijft wel mensenwerk.
Maar, eensgezindheid is van belang.
Dat is dan, het tweede opmerkelijke, breder dan die twaalf mannen. We horen hoe ze samen zijn, ‘met de vrouwen en met Maria, de moeder van Jezus, en met zijn broers’. Gelukkig doen de vrouwen ook mee. En moeder Maria wordt zelfs met name genoemd, opmerkelijk, maar wel passend op deze moederdag, vindt u niet?
Even verderop is er sprake van ‘een groep van ongeveer 120 mensen’, 10X12 dat zal wel geen toeval zijn. Met andere woorden, de kring is vanaf het begin wijder en groter dan alleen de twaalf. Gelukkig maar. Vrouwen doen volop mee.
Zo is het altijd geweest, natuurlijk, maar toch.
Het hele item, de plaats van de vrouw in de christelijke gemeente, daar is veel meer over te zeggen. Dat voert nu te ver.
Maar… was het nu niet een idee geweest, om, als ze dan toch het getal van twaalf wilden aanvullen, nu voor een vrouw te kiezen? Dat had de kerkgeschiedenis vast een andere wending gegeven. Of zou dat dan een excuustruus zijn geweest?
Hoe dan ook. Het verhaal van Handelingen wordt gedomineerd door het mannelijke perspectief. Geheel naar de zeden van die tijd. Maar het is het verhaal dat over een werkelijkheid wordt gelegd, die veel genuanceerder is, en ook dat schemert, als je goed leest, hier en daar in de tekst door. Het is maar net hoe je leest, waar je op let. Je kunt zelfs verdedigen dat de christelijke gemeente méér dan de samenleving van die tijd, vrouwvriendelijk is, zoals Jezus zelf dat was. Maar in de geschiedenis van de kerk is veel daarvan al snel verdwenen, helaas.
Ik zou zeggen, laten we het bij die eensgezindheid houden. En laten we dat woord alsjeblieft zo inclusief mogelijk gebruiken. De kerk kan geen gemeenschap zijn, als mensen om hun sekse of om andere redenen worden buitengesloten of achtergesteld. Punt.
En zoals het intern is, of zou moeten zijn, zo zou het dan ook in de bredere samenleving moeten zijn. Nu hoef ik u niet te vertellen hoeveel daar nog aan schort. Als kerk heb je volgens mij ook een opdracht om die maatschappelijke ongelijkheid aan te kaarten, en dat doe je pas geloofwaardig als je in eigen huis de gemeenschap op orde hebt.
Er is nog een ander aspect, waar ik bij stil wil staan.
Dat is die vervanging van Judas, het weer volledig maken van het getal twaalf. We begrijpen dat het belang daarvan ook ligt in de symbolische betekenis. Twaalf leerlingen, herinnert aan de twaalf stammen van Israël. Het betekent zoiets als dat in en door Jezus het volk weer één geheel wordt, dat niemand wordt uitgesloten, een eigen invulling van die ‘eensgezindheid’ om het zo te zeggen.
Het wordt dus geen vrouw.
Dat is blijkbaar nooit een serieuze overweging geweest.
Waar de kandidaat wel aan moet voldoen, is dat het een ooggetuige moet zijn; iemand die al vanaf het begin mee heeft gedaan, erbij is geweest toen Jezus werd gedoopt door Johannes, helemaal aan het begin, tot de dag waarop Hij in de hemel werd opgenomen. Het moet, kortom, iemand zijn die met recht en reden ‘samen met ons kan getuigen van zijn opstanding’, zoals er staat.
Even terzijde, voor wie dat interessant vindt.
In het boek Handelingen zal straks sprake zijn van een zekere rivaliteit tussen Petrus, de leider van de gemeente in Jeruzalem, en Paulus, de bekeerling, die later op het toneel verschijnt en nogal dominant. Paulus is géén ooggetuige. Dat tast in de ogen van sommigen zijn gezag aan, en dat geeft nogal discussie. Misschien speelt dat mee waarom hier zo nadrukkelijk en uitgesproken wordt benadrukt dat de nieuwe nummer twaalf er vanaf het begin bij moet zijn geweest…
Er zijn twee kandidaten. Die staan op tal, heette dat vroeger.
Eén kan het maar worden, maar dat gaat wel op een wat wonderlijke manier. Er wordt gebeden om wijsheid en vervolgens wordt het lot geworpen.
Tja, dat schijnt als ik de commentaren mag geloven, ‘een in die tijd vaak gebruikte verkiezingsprocedure om Gods wil te achterhalen’, maar het is wat vreemd. Geen sollicitatiegesprek, geen assessment, geen beoordeling op grond van relevante werkervaring, maar het stomme lot. Ik ben ook wel eens nummer twee geweest op een sollicitatie, dat is dan even slikken, maar als je achteraf zou horen dat ze kruis of munt hebben gedaan, tja…
We weten niet wat Josef Barsabbas alias Justus er van gevonden heeft.
We horen trouwens ook niet wat Mattias, die het wel geworden is, er van vindt. We horen zelfs helemaal niets meer van deze brave man. Hij heeft een eigen Wikipedia-pagina, maar in het NT wordt hij verder niet meer genoemd.
Kennelijk is de symboliek van de twaalf en van de eensgezindheid die dat uitstraalt, belangrijker dan de twaalf individuen zelf.
Nu wil ik tegen het einde nog een laatste gedachte met u delen. Allemaal naar aanleiding van dit gedeelte. Eensgezindheid is belangrijk. En het is fijn als vacatures worden opgevuld. Als de boel weer compleet is.
Maar nu ga ik even mijn boekje te buiten, even de fantasie laten werken. Want stel je nu eens een heel ander scenario voor. Dat ze in hun wijsheid hadden besloten, de vacature niet op te vullen. Die ene plek bewust open te laten. Ook dat had een keuze kunnen zijn, met goede redenen.
U kent de Joodse traditie van de stoel voor Elia. Iedere keer als joden samenkomen voor de maaltijd is er die spreekwoordelijke lege stoel voor Elia. Je moet altijd rekening houden met een onverwachte gast, met iemand die van buiten een beroep doet op je gastvrijheid, de vreemdeling, de voorbijganger waarin je misschien de profeet ontmoet, Elia die In de traditie verbonden is met de komst van de Messias. De lege stoel, of het extra bord aan tafel, is het symbool van die openheid voor het onverwachte, voor God zelf die aan de deur kan kloppen in de gestalte van die vreemdeling en gast.
Als onze kring gesloten is, als we tegen elkaar zeggen: We zijn compleet, dan kan dat het gevaar met zich meebrengen, dat je niet meer open staat voor die ander en voor het onverwachte. Voor degene die iets heel anders in kan brengen of aan kan dragen. Voor het verrassende dat jouw geslotenheid open kan breken, jouw perspectief kan verbreden, je uitzicht kan vergroten.
Of je in de kerk nu alle vacatures vervult of niet, ik denk dat de gedachte die hier onderligt, onder deze dagdroom, belangrijk is.
Voor een echte christelijke gemeenschap, is eensgezindheid van belang, zeker, niet in de uitsluitende zin, maar op een open en uitnodigende manier. Dat betekent, dat je open blijft staan voor het andere, voor nieuwe inzichten en invalshoeken, voor de verrassing en de verrijking. Die komt niet, als je daar geen ruimte voor laat. Het betekent ook, dat je rekening houdt met wie er niet is…
Als de kring gesloten is, of in zichzelf gekeerd, of met zichzelf tevreden, aan zichzelf genoeg heeft, dat is niet goed. Dan doen we onszelf, elkaar en de ander tekort.
De lege stoel, de open vacature, houdt het besef levend dat je gemeenschap altijd incompleet is, gemankeerd, voor verbetering vatbaar. Zolang we onderweg zijn…
AMEN
No Comments