Een nieuw boek van Tomas Halik is inmiddels in theologisch Nederland een gebeurtenis. De Tsjechische priester heeft in de afgelopen jaren een breed lezerspubliek gekregen. Theater voor engelen is het achtste boek dat van hem in het Nederlands vertaald is.
Door paus Johannes Paulus II werd Halik gevraagd om toe te treden tot de Pauselijke raad voor de dialoog met niet-gelovigen. Zelf heeft hij in een atheïstische samenleving de weg tot het geloof gevonden, werd in het geheim gewijd, en ontwikkelde na de Wende een academische carrière die hem in nauw contact bracht met tal van jonge mensen die zich op het geloof en de kerk gingen oriënteren. Vanwege zijn eigen biografie heeft hij een zwak voor ‘de zoekende gelovige’.
Dit boek, ontstaan in 2010, is op te vatten als een uitgebreide meditatie over een toespraak van toen nog kardinaal Joseph Ratzinger (die later paus Benedictus werd), waarin deze de oproep doet aan ongelovigen, agnostici en geestelijk zoekenden om ‘zo te leven alsof God bestaat’. Halik verstaat deze uitspraak als een uitnodiging voor een bijzondere vorm van geloven, die zowel de zoekenden als ook degene die zich al in de kerk bevinden, zou kunnen inspireren. De valkuil is dat de laatste menen al gevonden te hebben. Een misverstand waartoe de bewuste redevoering van Ratzinger gemakkelijk aanleiding kan geven. Maar voor Halik is geloof en ongeloof geen onderscheid dat samenvalt met kerkelijk en niet-kerkelijk: “Geloof en ongeloof (of verschillende vormen van geloof) zijn voor mij geen houdingen van onze overtuigingen ten aanzien van metafysische vragen, maar elementaire basishoudingen ten opzichte van het leven. Hoe ervaren we elementaire levenssituaties en hoe verstaan we die? Geen geloof hebben of het geloof verliezen, betekent dat je het vermogen of de bereidheid niet hebt (of die verliest) om het leven als een dialoog te zien”, merkt hij meteen al in het eerste hoofdstuk op (p. 17). Wat volgt is een vorm van dialoog, met de oprecht zoekende mens, maar ook met degene die vastgelopen is in een benauwend geloofssysteem of een geloof dat gestoeld is op angst.
Het gaat hem om geloof als houding, om een zoekende, open, ondogmatische houding waarin God ruimte krijgt om op een verrassende manier zich te tonen. God toont zich volgens Halik in het mogelijke, in de hypothese. God kan zijn (God may be), zegt hij de postmoderne filosoof Richard Kearney na. God is mogelijkheid.
Het is daarbij wel van belang een onderscheid te maken tussen twee vormen van mogelijk-zijn. Halik doet dat aan de hand van de Engelse woorden ‘can’ en ‘may’. Het eerste doelt op de menselijke mogelijkheden, dat wat wij kunnen. Het tweede heeft betrekking op dat wat ons kan overkomen of van wat kan gebeuren. Het wijst volgens Halik op het transcendente: “God behoort niet tot het gebied van wat wij kunnen en wat wij beheersen, tot dat waartoe wij in staat zijn (can). Een God die wij kunnen maken of bedenken, die wij ons kunnen voorstellen, zou geen God zijn maar een afgod (…) Onze werkelijkheid wordt echter radicaal geopend, veranderd en verrijkt door wat hier ‘niet is’, maar toch wel kan zijn, en dat is nu precies hoe God er is” (p. 37).
Halik legt tegen deze achtergrond de oproep van Ratzinger om te leven alsof God bestaat uit, als een oproep om hem als mogelijkheid toe te laten. Hij wil daarmee weg blijven van de steriele discussie over het bestaan van God, die altijd dreigt te stranden in een intellectuele impasse. Als je rekening houdt met de hypothese dat God zou kunnen bestaan, word je uitgenodigd de werkelijkheid op een andere, creatieve manier, waar te nemen, als een veld van mogelijkheden. De wereld is het theater, waarin iedere mens zijn of haar eigen rol mag spelen. “Als je het niet kunt geloven, speel het dan, doe dan alsof. Waag het er dan op het verhaal binnen te stappen, geen toeschouwer te blijven, maar acteur en medeschepper te worden van een uniek ‘theater voor engelen’”, schrijft Halik (p. 64) “Het betekent dat je je werkelijke roeping vervult (…) Als we de afwezigheid van God in de wereld of in ons eigen leven als een uitdaging en roeping zien, moeten we heel deemoedig, maar ook heel moedig deze leegte binnenstappen. Misschien hebben die mensen wel gelijk die zeggen dat God in deze tijd over geen andere handen en over geen andere mond beschikt dan de onze. Dat Hij in de tijd van zijn verborgenheid in de wereld aanwezig wil zijn door ons geloof, onze hoop en onze liefde, in ons gebed, in onze trouw en in ons getuigenis. Christenen geloven dat de navolging van Jezus een authentiek spelen van deze rol is” (p. 65).
In de diverse hoofdstukken van zijn boek wordt deze hoofdlijn uitgewerkt. Hij doet zijn oproep niet alleen aan de ongelovigen, zoals Ratzinger, maar vindt dat deze benadering van zoekend geloven of gelovig zoeken, eigenlijk voor iedereen zou moeten gelden. Het onderscheid gelovig ongelovig werkt niet meer voor hem. Belangrijker is de vraag naar de aard van je geloof. En dat komt tot uiting in de manier waarop je in het leven staat, waarin ieder mens zijn eigen rol gaat ontdekken én spelen. Want geloven krijgt gestalte in het (mee)doen.
Halik gaat, evenals in voorgaande boeken, in gesprek met diverse theologen en filosofen, maar vooral met de heersende agnostische tijdsgeest. Richard Kearney kwam al voorbij, maar ook Nietzsche – een telkens terugkerende intellectuele gesprekspartner van Halik – is weer van de partij. Daarnaast staan er weer mooie passages in, over de kracht van de stilte en over de waarde van gebed en een spiritueel leven.
Hij schrijft zoals altijd prikkelend, behoedzaam en zorgvuldig, maar blijft tegelijk binnen de lijntjes van de katholieke leer kleuren. Met grote welwillendheid rekt hij het oorspronkelijk advies van Ratzinger maximaal op, zodat niet het misverstand kan ontstaan van kerkelijke annexatiedrang, of dat ‘doen alsof’ een soort ‘voorhof van de heidenen’ creëert als opstapje naar het echte werk. Ook is hij kritisch als de toespraak van Ratzinger wordt uitgelegd als een bevestiging van de christelijke morele waarden die, ook in een seculiere cultuur, gehandhaafd blijven. Alsof de huidige ongelovigen stiekem toch gelovig worden verklaard.
Hoe uitnodigend en stimulerend ook dit keer het lezen van Halik weer is, dit keer viel meer dan in voorgaande publicaties op, hoe weinig concreet hij het praktische christendom en het christendom als levensstijl – termen die hij zelf gebruikt – invult. Je kunt je afvragen of de intellectuele hindernissen om tot geloof te komen de grootste uitdaging van deze tijd is. Tegelijk is dat bij uitstek zijn thema. Theater voor engelen is vintage Halik, opnieuw een mooi boek, dat goed aansluit bij zijn eerder vertaalde publicaties.
Tomas Halik, Theater voor engelen. Het leven als religieus experiment, KokBoekencentrum Utrecht 2021, 224 pag., €22,50
No Comments