In het begin van de coronacrisis, als de kerken geen bezoekers meer mogen ontvangen, trekt een artikel van de Tsjechische priester Tomáš Halík internationaal de aandacht. Volgens Halík is de coronacrisis een van God gegeven kans aan de kerk: “Misschien staan de lege kerkgebouwen wel symbool voor de leegte in de kerken. (…) We hebben ons te veel bezig gehouden met het bekeren van ‘de wereld’, en minder met het bekeren van onszelf“ (Trouw, 8 april 2020). Verschillende elementen uit dit artikel keren in uitgewerkte vorm terug in het nieuwste boek van Tomáš Halík: De namiddag van het christendom. Wie bekend is met zijn eerdere werk, herkent het nodige. Met name Halík’s zorg voor de velen die in onze huidige cultuur aan de rand of buiten de kerk zijn beland.
Essay voor Volzin, 2023, nr. 5
Sinds in 2014 zijn eerste boek in het Nederlands verscheen (Geduld met God), is de ene na de andere titel van Halík op de markt gekomen, waarvan diverse al meerdere herdrukken hebben gehaald. Dat zegt iets over de populariteit van de schrijver. Halík heeft het vermogen om de rijkdom van de christelijke traditie om te zetten in begrijpelijke taal zonder in te leveren op de diepgang. Hij put uit een brede theologische en filosofische kennis, maar ook uit gerijpte levenservaring als psychologisch hulpverlener en biechtvader voor met name jonge mensen. De leesbaarheid van zijn boeken wordt vergroot door de essay-vorm. Ook De namiddag van het christendom is zo opgebouwd. De 16 hoofdstukken van dit boek variëren op het centrale thema in de ondertitel: op weg naar een nieuw tijdperk, maar zijn ook afzonderlijk goed te lezen.
Over de titel
De namiddag is in de ontwikkelingspsychologie van C.G. Jung een specifieke fase in het menselijk leven. Jung vergelijkt de levensloop met het verloop van een dag. In de ochtend wordt de menselijke persoonlijkheid gevormd, gaat een mens zich een zelfbeeld vormen, neemt hij zijn plaats in te midden van de andere mensen en in de samenleving. De middag is de periode waarin deze identiteit in een crisis geraakt, door interne of externe oorzaken of een combinatie van beide. Het is de fase in een mensenleven waarin je tegenslag en teleurstellingen moet verwerken. De crisis is ook een kans, wist Jung al. Je kunt er sterker uitkomen. De namiddag is dan de levensfase waarin je sadder and wiser, gerijpt en gelouterd, de vruchten plukt van de doorstane crisis. Halík legt dat uit als “een geestelijke reis, een afdaling in de diepte. De namiddag van het leven is een kairos, een tijd die geschikt is voor de ontplooiing van het geestelijke leven, een gelegenheid om het levenslange rijpingsproces te voltooien. Deze levensfase kan waardevolle vruchten voortbrengen: inzicht, wijsheid, vrede en verdraagzaamheid, het vermogen je emoties te beheersen en je egocentrisme te overwinnen.”
De kairos is het geschikte moment. Het klassieke Grieks, waar dit woord uit stamt, kent twee begrippen voor wat wij tijd noemen. Chronos is de kwantitatieve tijd, de tijd die je kunt meten, denk aan een chronometer. Kairos is de kwalitatieve tijd, het juiste moment, het nu-of-nooit. De tijd die je nooit helemaal berekenen kunt, maar waar je wel op bedacht moet zijn. Het is het beslissende moment, de kans die misschien maar één keer voorbij komt. Halík vindt dat de kerk gespitst moet zijn op de kansen die zich in onze cultuur voordoen. De coronacrisis is volgens hem zo’n kairos. De kerk die, naar een bijbelse uitdrukking, de tekenen des tijds verstaat, grijpt deze gelegenheid aan om grondig te veranderen.
Volgens Halík staan we op de drempel van een nieuw tijdperk in de christelijke geschiedenis. Dat is de centrale gedachte die de verschillende essays samenbindt. Het christendom is ooit begonnen als een beweging van navolgers van Jezus, veelzeggend ‘mensen van de weg’ genoemd. Met de promotie van het christelijk geloof tot staatsgodsdienst in het laat-Romeinse rijk, ging de kerk een nieuwe fase in. Dat leidde tot het christelijke Europa, waarin kerk en macht elkaar versterkten, het geloof de wetenschap (filosofie) domineerde. In het tijdperk van de Reformatie komt de eerste scheur in de eenheid van de westerse christenheid. Tegelijkertijd gaan de wetenschap en de politiek zich langzaam maar zeker bevrijden uit het kerkelijke keurslijf. Het tijdperk van de Verlichting zet deze trend krachtig door. Kerk en staat, wetenschap en geloof, worden gescheiden domeinen. Was het 500 jaar geleden ondenkbaar om niet gelovig te zijn, in de moderne tijd ligt de bewijslast omgekeerd: wie (nog?) gelooft dient dat te rechtvaardigen. Weldenkende mensen hebben misschien een zeker respect voor de oude kerkelijke traditie, maar actief geloven is voor degenen die bereid zijn hun verstand tussen haakjes te zetten, is de gangbare opvatting geworden. Geloven is een privézaak, bij voorkeur achter de voordeur.
Geloven in clubverband op zijn retour
In onze tijd is dat uitgelopen op een steeds verder eroderend kerkelijk geloof. Geloven in kerkelijk clubverband raakt uit de mode. De kerk is in crisis: teruglopend ledental, sluiting van kerkgebouwen, minder kerkbezoek, minder kerkelijke sacramenten als doop en huwelijk en minder roepingen. Georganiseerd geloof is een sterfhuisconstructie geworden. De coronacrisis heeft dat proces versneld. Onlangs bleek uit onderzoek dat het kerkbezoek na het opheffen van de beperkingen niet op het oude niveau is teruggekomen, maar nog harder is teruggelopen.
Deze trend is natuurlijk al langer gaande. Om het even persoonlijk te maken: ik ben inmiddels 35 jaar predikant en met een beetje wrange humor zeg ik wel eens dat ik vanaf het begin van mijn carrière in een krimpende organisatie werk. Dat moet ergens stoppen, want als de daling zo doorgaat kom je vanzelf een keer op een nulpunt uit. Precies dat was de voorspelling van de klassieke secularisatie-these. Naarmate de vooruitgang in wetenschap en welvaart vordert, neemt de kerkelijkheid af en zal het christelijk geloof op den duur helemaal verdampen.
Ondertussen is er brede consensus onder godsdienstsociologen dat dit niet klopt. Het klopt niet, als je uitzoomt en de wereldwijde situatie van het christendom (en andere religies) bekijkt. Het klopt ook niet, omdat de kerkelijke vorm van geloven misschien wel onder druk staat, maar er tegelijk allerlei andere vormen ontstaan. Godsdienst verdwijnt niet, maar verandert. Op dezelfde manier is de kerk in transitie. Goedbeschouwd is dat altijd zo geweest.
Een nieuwe reformatie?
De grote vraag die door het hele boek van Halík schemert, is hoe de kerk er in een nieuw tijdperk uit gaat zien. Langzaam bouwt hij de spanning op door een paar keer aan te kondigen dat hij er aan het slot op terug zal komen. Maar als je daar eenmaal bent aangekomen, valt het toch wat tegen wat Halík te bieden heeft.
Zijn perspectief wordt sterk bepaald door de katholieke kerk. In zijn boek stelt hij dat de vernieuwingsbeweging van het Tweede Vaticaans Concilie, alweer 60 jaar geleden, halverwege is blijven steken. Voortgaan op deze weg blijft een taak voor de namiddag van het christendom. Volgens Halík gaat het om tenminste drie bewegingen: streven naar eenheid onder christenen, naar verbinding met andere godsdiensten en naar een dialoog met de van kerk en geloof vervreemde seculiere cultuur. Hoe loffelijk ook, deze breed oecumenische inzet gaat altijd nog uit van het primaat van de kerk. Halík blijft denken en schrijven vanuit kerkelijk perspectief. Hij keert zich tegen het klerikalisme en het fundamentalisme, dat in de huidige kerk nog volop aanwezig is. Hij is wars van kerkelijk scheidingsdenken, uitsluiting van mensen die niet aan de traditionele moraalregels van de kerk voldoen. Het zijn thema’s die het debat binnen de katholieke kerk de laatste decennia hebben bepaald. Halík is een fan van de huidige paus Franciscus, getuige ook de opdracht en het motto voorin zijn boek. Hoeveel sympathie je echter kunt hebben voor het optreden van deze paus, in sociale kwesties, als het gaat om de klimaatproblematiek, of in zijn strijd tegen kerkelijke corruptie, of zijn voorzichtige poging om meer ruimte te geven aan vrouwen; op al deze thema’s is tegelijk het nodige op zijn krediet af te dingen. Voor veel mensen is de katholieke kerk nog steeds geen veilige plek. Kan één persoon, zelfs al is hij paus, de verandering die 60 jaar geleden is ingezet, eindelijk voltooien? En wat dan nog? Stel dat al deze punten, waar Halík op wijst, op een bevredigende manier zouden worden opgelost, is daarmee dan de namiddag-opdracht van het christendom vervuld? Of liggen de echte vragen en uitdagingen voor de christelijke traditie op een ander vlak, een next level?
Einde van het parochiële stelsel
Een paar maal in zijn boek hint Halík op het einde van het parochiële systeem van de kerk. Eeuwenlang zorgde dit systeem voor de territoriale ordening van de kerk in Europa. De structuur waarin iedereen in principe bij één parochie hoort en onder de verantwoordelijkheid van de plaatselijke pastoor valt. Maar de kerk heeft al lang haar hegemoniale positie op moeten geven. Ze zoekt nog steeds haar plaats in een veranderend cultureel en maatschappelijk landschap. In ieder geval past daar geen structuur van controle en beheersing bij. Zou het niet een idee zijn om dat hele idee los te laten en de kerk in plaats daarvan te organiseren in een mengvorm van plaatselijke presentie (vier- en bidplekken) en een algemeen toegankelijk aanbod voor persoonlijke gesprekken, gezamenlijke inspiratie en verdieping en praktische dienstverlening?
Het is een illusie dat je een nieuwe vorm van kerk-zijn op een achternamiddag op de tekentafel in elkaar kunt knutselen. De meeste veranderingen in de kerk vinden organisch plaats. Tegelijkertijd is het zo dat inspirerende ideeën of gedurfde experimenten een impuls kunnen geven om dit proces te versnellen en richting te geven.
Of we dan met het nieuwe boek van Halík en zijn goedbedoelde aanbevelingen verder komen, waag ik te betwijfelen. Daarvoor is het toch allemaal wat te vaag en te algemeen. Zo schrijft hij: “Wanneer in een groot deel van de wereld het netwerk van lokale parochies instort (…) zullen we onze geestelijke kracht moeten ontlenen aan centra waarin we gemeenschappelijk bidden en mediteren, waar de viering plaatsvindt en waar we ons bezinnen op de geloofservaringen die we delen. Zulke open centra moeten nu worden gebouwd. Daar kunnen we leren onderscheid te maken tussen de ondersteunende structuren die in de loop van de geschiedenis weer verdwijnen en structuren waarop we kunnen voortbouwen.” Je kunt het daar moeilijk mee oneens zijn, maar wat dit concreet betekent, wordt mij niet duidelijk.
Gedeelde verlegenheid
Eigenlijk zou ik beter moeten weten. Je kunt niet verwachten dat oplossingen op een presenteerblaadje worden aangereikt, zelfs niet door een internationaal gelauwerde theoloog van het kaliber als Halík. Niemand heeft het ei van Columbus. Er is geen magic stick waarmee je de kwijnende situatie van de kerk in één keer radicaal zou kunnen veranderen. Ook de coronacrisis is niet de kerkelijk shocktherapie gebleken.
De grote uitdagingen van deze tijd liggen in maatschappelijke kwestie als de zorg over ons leefmilieu, de wereldwijde klimaatcrisis, de groeiende ongelijkheid wereldwijd en uiteraard de vraag naar rechtvaardigheid en vrede op globaal niveau. Zaken die Halík wel noemt, maar waar hij weinig aandacht aan schenkt, omdat hij misschien teveel gefocust is op de situatie van de kerk.
Hoe dan ook, als je gelooft dat het christendom inspiratie, hoop en richting biedt om deze mondiale kwesties aan te pakken, dan is het de uitdaging aan een ieder die zich daarbij betrokken weet om daar mede vorm aan te geven. Toegegeven, dat klinkt nauwelijks concreter. Misschien moeten we, net als Halík, allereerst maar eens beginnen te erkennen: ‘We weten het niet’, als het gaat om de vorm waarin het christelijk geloof kan blijven inspireren in een veranderende wereld. Juist de onwetendheid geeft ruimte om een nieuw landschap te verkennen.
Op de namiddag volgt de avond, eventueel nog onder te verdelen in de vooravond en de late avond, maar daarna toch onvermijdelijk de nacht. Is het christendom van de namiddag gedoemd straks definitief in het donker van de nacht te verdwijnen? In de laatste regels van zijn boek wijst Halík erop dat naar bijbels besef een nieuwe dag begint op de avond, als de eerste ster aan de hemel te onderscheiden is. Een teken des tijds.
Tomas Halik, De namiddag van het christendom. Op weg naar een nieuw tijdperk, KokBoekencentrum Uitgeverij Utrecht 2023, €27,99
3 Comments
Dank voor deze bespreking. Relativeert toch een beetje de 5-sterrenrecensie in Trouw deze week. Overigens lees ik daarin wel iets dat in jouw bespreking niet zo aan de orde komt: dat de kern van het chrtistelik geloof de liefde is. Misschien zit daarin ook de kern van “de vorm waarin het christelijk geloof kan blijven inspireren in een veranderende wereld”?
Nee, dat is ook nog niet concreet…, ik besef het.
Erudiete schrijvers met een vlotte pen die vinden dat het tijd is voor wat anders, kunnen rekenen op een aandachtig gehoor. Maar inderdaad blijft het vaak bij een analyse van wat niet langer bevredigt en vallen de voorgestelde oplossingen wat tegen. Het blijft vaag of is meer van hetzelfde in een ander jasje.
Tobbend over de krimpende organisatie waar ik me aan verbonden heb, kom ik altijd weer uit bij de spirituele onderstroom in de kerk die al zo oud is als de kerk zelf: de kloostertraditie waarin men stug blijft bidden en vieren en de eeuwenoude woorden blijft herhalen, ook al gebeurt het maar met twee of drie …. Het biddende hart van de wereld is niet altijd een succesverhaal.
Ooit bleef Jezus zelf achter met alleen de twaalf. ‘Willen jullie soms ook weggaan?’ Waarop Petrus zei: ‘Heer, waar anders zouden we het moeten zoeken? U hebt woorden die eeuwig leven geven.’ (Johannes 6).
Die woorden die eeuwig leven geven moeten blijven klinken, of de schare die het wil horen nu krimpt of groeit.
[…] heb het thema aangegrepen om iets te vertellen over het laatste boek van Tomas Halik, maar ook over met name mijn ervaringen als stadspredikant. Daarin zoeken we op het raakvlak van […]