Artikelen

theologie van de duurzaamheid

Bijna twee jaar geleden hebben we zonnepanelen op het dak van de Opstandingskerk in Assen-Noord geplaatst. Niet als enige kerk, en niet als eerste kerk in Nederland, maar wel nadrukkelijk áls kerk.
Toentertijd was ik als wijkpredikant aan deze kerkelijke gemeente verbonden. Sinds begin dit jaar ben ik part-time predikant van de protestantse gemeente Vries (een dorp net boven Assen) en voor 30% van mijn werktijd benoemd als stadspredikant vanuit de protestantse gemeente Assen, met een bijzondere taak voor missionaire en oecumenische activiteiten.

Inleiding op de studiedag Theologie en Duurzaamheid, 12 juni Christelijke Hogeschool Ede

Ik wil in deze bijdrage kort schetsen wat er aan de plaatsing van de zonnepanelen vooraf ging. Het proces schetsten waarvan dit een van de uitvloeisels is geweest. Ik doe dat om op die manier de theologische noties te belichten die meer of minder uitgesproken in dit proces meespelen. Bij deze noties wil ik wat langer stil staan, omdat ze mij bouwstenen lijken voor een te ontwikkelen theologie van de duurzaamheid, het thema waar we vandaag voor bijeen zijn.

Het plaatsen van de zonnepanelen is een actie op voorstel van de werkgroep economie en geloof, die sinds enkele jaren in de protestantse gemeente Assen functioneert. In deze werkgroep hanteren we een dubbele doelstelling:
Allereerst: we willen door studie en verdieping ons nader bezinnen op economische vraagstukken en hoe zich dat verhoudt tot gelovige overtuigingen. Dit uit zich in bespreking van een aantal relevantie boeken, van economen als Arjo Klamer (In hemelsnaam) en Tomas Sedlacek (De economie van goed en kwaad); het organiseren van thema-avonden en van de Dankdaglezing met sprekers als Arjo Klamer, Marjan Minnesma, Reinier van den Berg en Rudy Rabbinge.
De tweede doelstelling van de werkgroep economie en geloof (let ook op de volgorde) is: we willen door concrete acties bijdragen aan een duurzamere maatschappij.
Wat dat laatste betreft beseffen we dat deze acties, van het vervangen van de verlichting in de kerk voor energiezuiniger exemplaren tot het plaatsen van zonnepanelen, een hoog symbolisch gehalte hebben. De groene revolutie breekt er niet mee uit. Maar dat betekent niet dat je dit soort acties moet veronachtzamen. Van zomaar een paar zonnepanelen op zomaar een kerkdak, gaat een signaal uit. Ze ondersteunen wat we verkondigen (practice what you preach). Ze attenderen op mogelijke alternatieven, ze zetten tot denken en tot handelen aan. Door een sponsoracties zijn gemeenteleden betrokken geraakt bij dit projectje; anderen hebben – mede door een samenwerking met de burgerlijke gemeente – de keuze gemaakt panelen op hun eigen woning te plaatsen.

Ik denk dat dit soort verbindingen belangrijk zijn, ook theologisch. Ze ankeren de actie in de geloofsgemeenschap en op die manier wordt duidelijk dat onze activiteiten meer zijn dan hobbyïsme van een paar groen-bevlogen enkelingen. In het algemeen heb ik me in de werkgroep altijd sterk gemaakt om op het proces in te zetten, meer dan op het product of de uitkomst. Ook om op deze manier moralisme te voorkomen, een gevaar dat gemakkelijk op de loer ligt. Het is van belang om gemeenteleden en anderen mee te krijgen in de denkbeweging naar een duurzamere maatschappij, en dat werkt beter door in te zetten op een intrinsieke motivatie. Steeds blijven uitleggen waarom je dat belangrijk vindt, en hoe dat te maken heeft met de eigen christelijke identiteit.

Wat dat betreft is het van belang om te weten hoe onze plaatselijke werkgroep is ontstaan. Het is een verhaal dat ik in Assen vaak vertel en waarvan ik ook vind dat het verteld moet worden. Precies vanwege de reden daarnet, om de inzet voor meer duurzaamheid, voor de Groene Kerk of het plaatsen van zonnepanelen te verbinden met de kern van onze christelijke roeping.
Onze werkgroep is voortgekomen uit verlegenheid. In 2004 alweer werd op een oecumenische vergadering van de Wereldbond van reformatorische kerk (de WARC), bijeen in Accra – Ghana, een verklaring opgesteld, met de sprekende ondertitel Verbond voor economische en ecologische gerechtigheid. De zgn. Accra-verklaring heeft wereldwijd nogal wat weerklank gevonden. Ook in Nederland, waar de landelijke synode van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) zich achter de verklaring gesteld en de plaatselijke kerken van harte heeft aanbevolen daar iets mee te doen (zo werkt de basisdemocratisch georganiseerde kerk waar ik lid van ben).
Het voert te ver om in detail op de verklaring in te gaan. Voor mij is daarin het springende punt, dat christenen uit het Zuiden een appèl doen, niet toevallig op de plek waar de gevolgen van de slavenhandel uit vorige eeuwen tastbaar aanwezig is (Accra), een appèl richten vanuit de eenvoudige maar verstrekkende waarneming, dat we in Christus één lichaam zijn, en tegelijk merken dat we leven in een wereld die wordt getypeerd door grote verschillen, in rijkdom, ontwikkeling, veiligheid, enzovoort terwijl deze verschillen alleen maar groter worden. Wat zegt dat over de manier waarop wij onze wereldhuishouding (de economie) hebben ingericht? Wat zouden wij, ieder in eigen situatie, kunnen doen, om daarin veranderingen aan te brengen, naar een meer rechtvaardiger, eerlijker, duurzamere wereld?
Ik vertaal de verklaring even in mijn eigen termen – ook om te laten zien hoe dit appèl zich uiteindelijk in onze eigen kleine plaatselijke situatie is uitgewerkt.
Verlegen met de grote vragen, maar vastbesloten om daar in het klein iets aan te doen, zijn we maar begonnen: studeren en acties bedenken, die beide sporen.
Maar steeds is de impuls daarbij het genoemde appèl, de wake-up call van mede-christenen, van mede-mensen, de call for justice, de roep om rechtvaardigheid.

Deze christelijke notie van de gerechtigheid, lijkt mij de eerste bouwsteen te zijn voor een theologie van de duurzaamheid. Met instemming citeer ik de Anglicaanse theoloog, voormalig hoofd van zijn kerk, Rowan Williams, dat ecologische vragen voorbij liggen aan “een algemeen respect voor de natuurlijke orde” maar dat we ze moeten zien “als een kwestie van gerechtigheid voor de mens én de niet-menselijke wereld”. “Zo is klimaatverandering een kwestie van rechtvaardigheid voor mensen die op geen enkele manier betrokken zijn bij de besluitvorming op wereldwijd niveau, maar die wel de zwaarste lasten dragen van het onverantwoordelijke gedrag van rijkere landen, en voor mensen die na ons zullen komen op deze aarde, onze kinderen en kleinkinderen.” (in; Rowan Williams, Geloof in de publieke ruimte, Skandalon Vught 2013, p. 230 en 245).

Een tweede theologische notie van belang voor een theologie van de duurzaamheid, lijkt mij te liggen in een actuele scheppingstheologie.
Ik kan daar in dit bestek alleen maar een paar schetsmatige dingen over zeggen. Anderen gaan daar vandaag dieper op in, en meer ter zake deskundig. Er is ook al veel over dit thema geschreven.
Voor mij is het volgende van belang:
– scheppingstheologie is niet een vaag natuuridealisme of een valse natuurromantiek. Het heeft te maken met de specifiek menselijke plaats in het geheel van Gods schepping, het wordt gearticuleerd in onze cultuuropdracht, al besef ik dat dit laatste woord een wat beladen geschiedenis heeft.
– scheppingstheologie heeft ook niet te maken met de vermoeiende discussie over de verhouding geloof en wetenschap, die vaak in een verouderd, 19e-eeuws denkkader wordt gevoerd. Schepping of evolutie is geen thema. Het gaat om de evolutie van de schepping. Via de scheppingstheologie maar ook via de pneumatologie, komt er meer ruimte voor noties als: God als het principe van leven, God als de dynamiek in een voortgaand ontwikkelingsproces.
God is voor mij niet zozeer de Schepper, maar veel meer de Scheppende. Ik bedoel dat niet als tegenstelling, maar als precisering. Het scheppende werk gaat voort, dat is voor mij ook de betekenis van de Geest, dat wij in die scheppingsarbeid worden betrokken. Dat heeft te maken met onze cultuuropdracht. Kernwoorden zijn dan: creativiteit, dynamiek, verbinding, groei, ontwikkeling. In dat verband opnieuw een citaat van Rowan Williams, uit een lezing over Menselijke verantwoordelijkheid en het milieu: “De ‘verlossing’ van mensen en van materieel leven in het algemeen, is (…) een zoektocht naar een vorm van handelen die een onderling verbonden ontwikkeling van de mensheid en haar omgeving in stand houdt en voedt.” (Id, p. 242)

Als derde en laatste theologische notie, waarvan ook weer geldt dat er veel meer over te zeggen valt dan ik hier kan doen, wil ik attenderen op wat een ‘eucharistische levenswijze’ genoemd kan worden. Anders dan in sommige pauselijke encyclieken wordt uitgewerkt, beperkt zich dat voor mij niet tot de verhouding tussen de individuele gelovige en God, maar komt dit vooral tot uitdrukking in de onderlinge relaties tussen mensen, gelovigen of zoekers, en de relatie tussen gemeenschappen al dan niet christelijk in mondiaal perspectief. Kort gezegd gaat het om een levenshouding die zich meer laat bepalen door ‘communie’ dan door ‘consumptie’ (Gregory Dix).

Het is niet zonder betekenis dat diverse activiteiten van onze werkgroep gekoppeld zijn aan gezamenlijke maaltijden, aan liturgische momenten als Biddag en Dankdag, of aan de Veertigdagentijd, waarin bij uitstek een dergelijke levenswijze in gemeenschap beoefend wordt.
Bij de Maaltijd van de Heer, leren we tastbaar en lijfelijk dat het leven een gave is, die vermenigvuldigd wordt door te delen, en dat zo in de praktijk van alledag gerechtigheid wordt bevorderd.
Een theologie van de duurzaamheid kan zo bijdragen aan nieuwe vormen van leven en samenleven, van een deeleconomie die in lokale kerkelijke gemeenschappen geoefend en gepraktiseerd wordt.

Previous Post Next Post

No Comments

Leave a Reply