Boeken

Stephan de Jong, Een kleine geschiedenis van het wonder

Jezus liep niet op het water, maar langs het water. Door de ochtendnevel leek het echter voor zijn leerlingen in de boot, alsof hij daadwerkelijk over het water naar hen toe kwam, maar dat was dus gezichtsbedrog. En als Jezus doden tot leven wekt, gaat dat in werkelijkheid om schijndoden. Zulke verhalen worden verteld om te waarschuwen niet te vroeg tot begraven over te gaan, we zouden ons eens kunnen vergissen.
Op deze manier werden in de vroege 19e eeuw Bijbelse wonderverhalen uitgelegd door theologen, die onder de indruk van de Verlichting naar een rationale verklaring zochten. Want een echt wonder, daar kon een redelijk denkend mens toch niet meer in geloven?

Er zijn tijden geweest dat het wonder in hoger aanzien stond. In Een kleine geschiedenis van het wonder, van theoloog Stephan de Jong, wordt een overzicht gepresenteerd van het wondergeloof in de westerse cultuurgeschiedenis. Het gaat in dit boekje niet zozeer om de wonderen zelf, maar om de manier waarop daar tegenaan werd gekeken. Wie denkt dat men vroeger wonderen klakkeloos en naïef aannam, komt bedrogen uit. De gezonde scepsis is er altijd geweest.

Geleerde theologen als Augustinus (5e eeuw) en later Thomas van Aquino (13e eeuw) probeerden het wonder een plek te geven. Voor Augustinus was het wonder een aanwijzing voor het gebrekkige menselijke verstand. Voor Thomas demonstreerden de wonderen de grootheid van God die voor ons nooit helemaal te bevatten is. God is altijd groter dan ons verstand, maar dat betekent niet dat Hij irrationeel handelt. “God is trouw aan de natuur, omdat hij trouw is aan zichzelf. Hij gaat mogelijk tegen het menselijk begrip in, niet tegen zichzelf”, vat De Jong het standpunt samen (p. 53).

In de westerse geschiedenis is steeds gezocht naar een redelijke verklaring voor het wonder. De kerk en de officiële theologie bleef huiverig voor een al te buitenissig wondergeloof. Al blijft het voor een katholieke heiligenverklaring nog steeds noodzakelijk dat er aan de kandidaat in kwestie een aantal wonderen kunnen worden toegeschreven.

Sinds de Verlichting staat het wondergeloof nog meer in het defensief. In de 20e eeuw komt de Duitse theoloog Rudolf Bultmann met zijn ontmythologiseringsthese. De nieuwtestamentische wonderen zijn volgens hem mythische aankleding. Het gaat om de waarheid erachter. Volgens Bultmann vind je die in de keuze waar ieder mens voor komt te staan, om te leven vanuit de vergeving die God aanbiedt: “Er is maar één wonder: dat van de openbaring. Dat betekent nader aangeduid: openbaring van de genade Gods voor de goddelozen, vergeving” citeert De Jong (op p. 153).

Het handzame en prettig leesbare boekje van De Jong biedt een mooi overzicht, zonder de pretentie het wonder te verklaren. Je voelt de fascinatie voor het fenomeen van het wondergeloof, dat tot op de dag van vandaag blijft gelden. Want hoe rationeel we ook mogen zijn, wonderen blijven bestaan. Maar je moet ze wel kunnen zien. Juist een open houding, in geloof en wetenschap, laat ruimte voor het onverklaarbare, voor de verrassende gebeurtenis en het onverwachte. Met een fraaie slotzin eindigt hij zijn interessante zoektocht: “Het wonder is een voortdurend ons ontsnappende onmogelijkheid” (p. 198).

Stephan de Jong, Een kleine geschiedenis van het wonder, Skandalon Uitgeverij Middelburg 2020, 208 pag, €21,50

Lees hier een interview met de auteur.

Previous Post Next Post

2 Comments

  • Reply Max van Leeuwen 26/11/2020 at 17:35

    Stelling van dr. P.J. van Leeuwen (in leven predikant in o.m. Eelde en Loppersum):
    ‘Door de mogelijkheid van een wonder aan te tonen ontkent men het wonder; wonderen zijn onmogelijk, zij kunnen slechts geschieden.’

  • Reply Wees realistisch…, II Kon. 4: 8 – 37 – Bert Altena 22/10/2022 at 09:57

    […] Stephan de Jong, predikant, verhalenverteller en beeldend kunstenaar, schreef een aardig boekje Een kleine geschiedenis van het wonder. Hoe door de eeuwen heen met wonderverhalen is omgegaan. Hij concludeert: “Wonderen zijn […]

  • Laat een antwoord achter aan Max van Leeuwen