Hebt u de Stemwijzer al ingevuld?
Of hoort u niet bij de zwevende kiezers? Er zijn mensen die tot op het laatste moment onzeker zijn wat ze zullen stemmen, of misschien wel óf ze zullen stemmen. Dan kan de Stemwijzer je op weg helpen.
U krijgt vandaag van mij geen stemadvies. Of het zou het advies zijn om te gaan stemmen. Want dat is een groot en kostbaar goed, dat je je stem in vrijheid kunt laten horen en dat ieders stem telt.
Geen stemadvies.
Maar misschien krijgen we vandaag wel zoiets als een Stemwijzer aangereikt.
En dan doel ik op de bekende gelijkenis die we vandaag overdenken, die van de werken van barmhartigheid, zoals het in de traditie heet. De gelijkenis over het belang van het voeden van wie honger heeft, het aanreiken van een beker water aan wie dorst heeft; het opvangen van de vluchtelingen, het gastvrij ontvangen van de vreemdeling en zo door.
Dat zijn de zaken die er uiteindelijk toe doen. De daden van medemenselijkheid, van barmhartigheid om dat kerkelijk woord te gebruiken, maar is het niet gewoon humanitaire hulp?
Nou ja, gewoon?
Altijd weer bij deze gelijkenis voel je het wringen. Het contrast tussen dat wat eigenlijk heel vanzelfsprekend zou moeten zijn. De gewone menselijke daden van meelevendheid, van aandacht en zorg voor de kwetsbaren, voor de vergeten mensen. Er wordt niets bovenmenselijks van ons gevraagd; alles wat hier staat kan iedereen doen, zonder vooropleiding, Je hoeft er niet rijk voor te zijn of bijzonder getalenteerd. Nee, je eten en drinken delen met elkaar, iemand helpen die zelf geen kleding of onderdak heeft, aandacht voor de zieken, de gevangenen; iedereen kan het. Een kind kan de was doen. En toch, en dat is waar het wringt: het lukt ons vaak zo slecht, of maar zo half half.
Dat hoeft u zich niet persoonlijk aan te trekken. Pas op. Dan gaan we het schuldgevoel individualiseren. Nee, het wringt vooral omdat we het samen, als samenleving, niet echt goed voor elkaar krijgen om die elementaire zorg aan elkaar te besteden.
Nu weet ik heel goed, dat we in een verzorgingsmaatschappij leven waarin al heel veel is bereikt. Vroeger was het nog beroerder. De echte schrijnende armoede, de grote hongersnoden die een halve eeuw geleden nog veelvuldig wereldwijd voorkwamen, zijn goeddeels uitgebannen.
Ja zeker, maar ook in ons welvarende land, wordt er op steeds meer basisscholen ontbijt geserveerd, omdat kinderen dat thuis niet meer krijgen. In ons land worden inkomensverschillen groter, zijn er steeds meer mensen/gezinnen die nauwelijks rond kunnen komen ook al hebben ze een betaalde baan – the working poor; ook in ons welvarende land bestaan er Voedselbanken. Toen dat opkwam, spraken we er schande van: dat moest toch niet mogen. Maar inmiddels zijn ze vanzelfsprekend geworden, en rekenen overheden er al op dat andere organisaties in de gaten springen die zij laten vallen.
Misschien dus daarom, deze gelijkenis als een soort Stemwijzer?
En dan mag u zelf bedenken welke kant de wijzer uitslaat.
Richting bestaanszekerheid?
De gelijkenis van de werken van barmhartigheid spreekt aan, door de eenvoud en door de nadruk die er wordt gelegd op het doen. Het criterium is niet of je je catechismuslesje op kunt zeggen, of je de juiste antwoorden weet op leerstellige geloofsvragen. Nee, de maatstaf is wat je voor de geringste van mijn broeder of zusters hebt gedaan, om de woorden van de koning in de gelijkenis aan te halen.
Nu zitten er ook wel een paar problematische kanten aan deze gelijkenis. Dat hebt u vast ook al gemerkt. Dat hoort ook zo bij een echte gelijkenis, want dat is altijd iets ingewikkelder dan een simpel invullesje.
De eerste hobbel is dat het hier gaat om een verbeelding van het laatste oordeel.
Alle volken worden samengebracht voor de troon van de koning. Er is sprake van een scheiding, zoals een herder de bokken van de schapen scheidt. De schapen rechts, aan de goede kant; de linker kant – de sinistere kant – is voor de bokken. Een derde mogelijkheid is er niet. Zwart-wit. Eeuwige bestraffing, tegenover het eeuwig leven, zoals in het laatste vers van de gelijkenis staat.
Is dat beeld van het laatste oordeel, veelvuldig uitgebeeld in de geschiedenis, nog een beeld dat ons levend voor ogen staat? Of dat ons aan kan spreken? Wat roept het niet op, aan oude angsten voor afwijzing, goddelijke afwijzing; aan onzekerheid of je er wel bij hoort, aan de goede kant staat?
De scheiding wordt rigoureus doorgevoerd. Aan degenen aan de rechterhand wordt gezegd: ‘Gezegend zijn jullie door mijn Vader, je mag deelnemen aan het Koninkrijk, dat al van meet af aan voor jullie bestemd was’. Maar tot de anderen klinkt het heel anders: ‘Vervloekt zijn jullie, verdwijn uit mijn ogen, naar het eeuwig vuur dat bestemd is voor de duivel en zijn trawanten!’
Is dat een God van liefde en genade? Barmhartig en lankmoedig?
Jezus vertelt gelijkenissen om ons bij de zaak te bepalen, om ons uit te dagen onze keuzes te maken, om er iets mee te doen in je eigen leven – dat begrijp ik.
Daar gaat een zekere urgentie van uit. Gelijkenissen zijn geen vrijblijvende verhaaltjes. Ze appelleren aan mij, doen een beroep op mijn respons – dat begrijpen we ook.
Maar is de dreiging die er in deze gelijkenissen zit, en in de andere gelijkenissen, hier aan het einde van het Matteüs- evangelie worden verteld, is dat nu helpend of stoot dat juist af? Een authentiek en gezond geloof kan toch niet gedijen op een bodem van angst, zou ik zeggen.
Maar dan moeten we ook nog iets anders opmerken.
Een bijzonderheid van deze gelijkenis, die misschien een ander licht werpt op ons ongemak.
De strikte scheiding blijft gelden.
Maar bij beiden is het opmerkelijke dat zowel degenen die ‘goed’ hebben gehandeld als degenen die in gebreke zijn gebleven, zich daarvan niet bewust zijn. Van geen kwaad bewust. Nee, maar het omgekeerde dus ook: van geen goed bewust.
‘Wanneer hebben wij u dan hongerig gezien, of dorstig, of naakt, of gevangen, en zo voort?’
Het is dezelfde vraag, uit beider monden, zowel van de linkerkant als van de rechterkant.
Dat betekent dat ze hebben gehandeld, vanuit hun spontane, menselijke impuls (of niet, maar dan is die spontane menselijkheid onderdrukt of aan de kant geschoven – dat is juist hun gebrek).
Ze hebben gehandeld als mens tot mens, en niet … om God te gehoorzamen, niet om in een goed blaadje te komen bij welke autoriteit ook; niet om de hemel te verdienen of punten te scoren op de lijst van goede werken of omdat het goed staat op hun CV of weet ik wat. Ze hebben gedaan wat ze – spontaan – wisten dat ze moesten doen, of misschien zelfs dat niet. Ze hebben het gedaan, zonder na te denken, meteen, reagerend op een ingeboren impuls. Of niet, maar in dat geval is kennelijk de menselijkheid, de innerlijke humaniteit, onderdrukt of uitgesleten – zodat ze feitelijk hun eigen menselijkheid verloren hebben. Zo hard moet het oordeel zijn.
Waar een mens het vermogen heeft verloren geraakt te worden, daar is de eigen menselijkheid in het geding. En in die menselijkheid schuilt het criterium voor leven en dood, om het even zo zwart wit te zeggen in de lijn van de gelijkenis.
De laatste gelijkenis, overigens, die in dit evangelie klinkt.
Misschien zegt dat ook iets over de ernst van de zaak.
Er is nog een andere moeilijkheid bij dit verhaal.
Ik noemde het al even, toen het ging over het gevaar dat we het schuldgevoel gaan individualiseren. In de werken van barmhartigheid gaat het over wat de ene mens voor de ander kan doen. Het is intermenselijk, persoonlijk, van aangezicht tot aangezicht, het is de menselijke maat. Zeker.
De gelijkenis appelleert heel persoonlijk aan wat jij kan doen, aan de keuzes die wij maken. En de onderliggende boodschap is dat jouw keuze een wereld van verschil kan maken.
Tegelijk gaat het over een gedeelde verantwoordelijkheid, die zich manifesteert op het meer dan persoonlijke niveau. De beide groepen worden in het meervoud aangesproken.
Het gaat ook over hoe wij, met elkaar, een samenleving inrichten. Over hoe de maatschappij is georganiseerd en hoe ons economisch systeem in elkaar steekt.
Als je dat buiten beschouwing laat, en ja, daar wordt het ingewikkeld van, maar als je dat er niet bij betrekt, dan wordt zo’n gelijkenis heel makkelijk een moralistisch lesje, beperkt tot het individuele perspectief. En kan het zelfs zo gaan werken, dat het een excuus wordt om werkelijke rechtvaardige veranderingen niet na te streven.
Barmhartigheid is meer dan liefdadigheid. Het is verbonden met het bijbelse begrip van rechtvaardigheid, dat ziet op de goede verhoudingen, op het eerlijke samen-leven. Als dat er niet bij betrokken wordt, dan blijven we steken in pleisters plakken zonder de structurele oorzaken aan te pakken.
Je kunt, om een voorbeeld te geven, je als kerk alleen maar inzetten voor de Voedselbank als je tegelijkertijd protest blijft aantekenen tegen beleid dat zulke instellingen noodzakelijk maakt.
Je kunt je alleen maar inzetten voor noodopvang van vluchtelingen, als je tegelijk de overheid blijft manen een rechtvaardig en humaan asielbeleid te voeren.
De gelijkenis blijft aanspreken, op dat hele eenvoudige, menselijke, niveau.
Een beker water kan het verschil al maken. Een blik van echte aandacht voor je medemens. Want in die medemens is Christus zelf in ons midden. De op menselijkheid bedachte God (Schillebeeckx).
Verlies je menselijkheid niet. Onderhoud haar, oefen haar.
In die kleine gebaren schuilt onze humaniteit en daarin komt ze tot bloei.
In wat mensen voor elkaar zijn, wordt het lichaam van Christus gevormd.
Zo eenvoudig leven en samenleven, dat kan echt iedereen.
Zelfs zonder dat je het wist.
Daar heb je geen Stemwijzer voor nodig.
1 Comment
Wie het stemadvies kan vatten, vatte het…!
😉