Overdenking

Staan in de woestijn (Mat. 4, 1 – 11)

De lezingen van deze zondag, plaatsen het lijden van Jezus in een groot verband. Dat is de reden om ze vandaag te laten klinken en vergezeld te laten gaan van steeds een korte toelichting.

Straks bij het evangelie van de zondag, een wat langere overdenking.

1e lezing Gen. 2: 15 – 3: 9

In Genesis wordt het beroemd beruchte verhaal verteld van de eerste zonde, de zondeval.

Trouwens, zonde is een woord dat in de tekst zelf niet voorkomt. En zondeval al helemaal niet. Maar het verhaal is bekend, de slang die de mensen verleidt, Eva hapt toe, Adam volgt gedwee.

Over dit verhaal zou zoveel te zeggen zijn. Het is rijk aan symboliek, aan verborgen betekenissen. Het heeft een grote invloed gehad op onze ideeën over zonde en schuld, over de rol van de vrouw en de man, enzovoort.

Ik denk dat het belangrijk is om het verhaal goed te lezen.
Niet, door te zeggen: daar en toen is het misgegaan.
Maar, als een verhaal dat vertelt hoe het is misgegaan. En hoe het altijd misgaat, als de mens zijn grenzen overschrijdt. Als de schaamte ontstaat; de leugen zijn intrede doet, omdat het kwade geweten spreekt.

Hoe het misgaat, als de mens voor de verleiding valt – hier gesymboliseerd in de slang, straks bij Jezus als de beproever, of de duivel.

Zo gaat het mis. Zo valt de mens steeds weer in dezelfde val, als hij meer wil dan hem toekomt, als hij het gebod vergeet.

De lezing eindigt veelbetekenend met een vraag die God stelt. Mens, waar ben je?

Een geladen vraag. Een vraag waaraan je ontdekt wordt.
Het is de eerste vraag van God aan de mens.
Even verderop in de Bijbel klinkt de tweede vraag, als God aan Kaïn vraagt: waar is je broeder?

Tussen die twee vragen, naar het mens-zijn en naar je verantwoordelijkheid voor je medemens, staat het menselijk leven uitgespannen.
Zo worden we teruggeworpen op ons zelf. En jij dan? Mens, waar ben je?

Ook dat past in deze veertig dagentijd.

We zingen nu Lied 323.

2e lezing Rom. 5: 12 – 21

Van het verhaal van Genesis, komen wij in het betoog van Paulus. Hij schrijft best ingewikkeld, in taal die voor velen van ons veraf staat. Zonde, wet, dood, genade, vrijspraak, rechtvaardigen, eeuwig leven. Geloofstaal?

Ja, maar ook achter deze woorden schuilt een verhaal. Het is het verhaal van Jezus de gekruisigde. De hele theologie van Paulus, als je dat woord mag gebruiken, cirkelt om deze figuur van de gekruisigde man van Nazaret.

Paulus verbindt zijn verhaal met het verhaal van de eerste mens, en maakt het zo een verhaal dat ons allemaal aangaat.
Want zoals door de eerste mensen de zonde in de wereld is gekomen, en alle mensen aangaat; zo is ‘de genade van God, het geschenk dat we danken aan die ene mens, Jezus Christus, aan alle mensen overvloedig geschonken’ (vers 15).

Wat is dan dat geschenk?
Paulus noemt dat het eeuwige leven, dat staat tegenover de dood.
De ongehoorzaamheid leidt tot de dood, de gehoorzaamheid (van Christus) schenkt ons het leven.
Leven, hier en nu. Leven, dat duurzaam is, dat het houdt. Dat is, eeuwig leven.

Het is een hardnekkig misverstand dat wij die woorden ‘eeuwig leven’ vaak reserveren voor een leven na dit leven. Terwijl het juist, ook bij Paulus, over de kwaliteit van leven gaat, het volle leven, een nieuw leven (6: 4), hier en nu, vandaag en alle dagen, wat er komen mag. Het leven overwint.

Dat is de genade, het godsgeschenk, de vrijspraak – de vrijheid, die in de weg van Jezus is gelegen, voor iedereen en heel de wereld.

We zingen nu Lied 870

Evangelielezing Mat. 4: 1 – 11

Aan het begin van de veertig dagen, aan het begin van zijn levensweg, weerstaat Jezus de drie verzoekingen van de duivel.
Dit verhaal wordt verteld, nog voor dat Jezus begint zijn boodschap van het Koninkrijk te prediken. Nog voordat Hij zijn levenslessen in de Bergrede deelt, voordat hij met gelijkenissen het Koninkrijk duidelijk maakt, voor alle genezingen en twistgesprekken, voor alles uit.
Het eerste is, de test, die hij moet doorstaan.

Veertig dagen in de woestijn.
Zoals het volk Israël ooit veertig jaar met Mozes in de woestijn verkeerde.
Leertijd. Leren mens te worden. Leren, weten, wat er toe doet, wat Gods gebod, wat Gods woord van je vraagt.

Aan het begin van dit beginverhaal, staat dat Jezus door de Geest werd meegevoerd naar de woestijn om door de duivel op de proef te worden gesteld. Door de Geest meegevoerd. Daar wil ik even bij stil staan. Want dat is opmerkelijk.
Wat betekent dat?

Er is een uitleg die zegt, dat dit betekent dat de goede Geest van God er van meet af aan bij is. Jezus moet wel de beproevingen van de duivel ondergaan, maar bij voorbaat weten we dat Hij hulp van bovenaf krijgt. De Geest is er bij. Als het ware om van te voren te verzekeren dat Jezus de test zal doorstaan. Kracht van boven. Wat kan je dan gebeuren?

Dat is een mooie uitleg. Maar het roept ook vragen op.
Is het dan wel een echte beproeving?
Als je een examen moet doen, maar ze zeggen van te voren al dat iedereen slaagt, ja, wat stelt het dan voor? Je zou haast zeggen, doorgestoken kaart.

Het ligt er aan vanuit welk perspectief je kijkt.
Als je het goddelijke van Jezus benadrukt, dan zeg je: ‘Ja, Jezus moest de test van de duivel wel ondergaan, maar dat was voor hem een peulenschilletje. Wat wil je, Hij is de Zoon van God – die wordt niet bang. Net zoals Hij zijn leven moest leiden, op weg naar het kruis. Dat viel niet mee, zeker niet, maar uiteindelijk, als iemand het kan doen dan Hij, Hij is immers de Zoon van God’.

Als je het van de andere kant bekijkt, zet je de menselijkheid van Jezus meer op de voorgrond– en ik ben geneigd voor dat perspectief te kiezen. Als je Jezus ziet als vooral een mens als wij, dan zijn het wel degelijk echte verzoekingen. Dan is zijn levens- en zijn lijdensweg geen vooraf uitgestippelde route met een afloop die al bekend is – nee, dan is zijn leven echt een waagstuk, een onzeker avontuur, net zoals dat van alle mensen en van onszelf geldt. Dan is de uitkomst ongewis. Maar dan is het bijzondere dat Hij zelf die weg is gegaan vol vertrouwen en vol overgave.
Dat voorbeeld kan ons sterken. In de brief aan de Hebreeën staat het mooi geformuleerd: ‘Juist omdat Hij zelf, toen Hij op de proef werd gesteld, het lijden doorstaan heeft, kan Hij ieder die beproefd wordt bijstaan’ (2: 18).

Niets menselijks is hem vreemd.
Hij heeft zelfs de angst voor de dood gekend – Vader, als u het wilt, laat deze beker aan mij voorbijgaan.
Maar zijn wil om de wil van de Vader te doen, om te leven uit liefde en volledige overgave, in vol vertrouwen op de Levende – die wil is altijd sterker geweest.
En dat begint in de woestijn.

Maar dat moest daar ook beginnen.
Daarom, de Geest voert hem mee. Brengt hem waar Hij wezen moet.

Zoals ieder mens in zijn of haar leven in momenten en situaties kan komen, waarin het erop aan komt. Dat hoeft heus niet altijd zo spectaculair te zijn. Dat kan zich al in gewone, alledaagse situaties voordoen. Maar dan komt het erop aan, wat je doet, wat je zegt, of niet zegt, wat je kiest, wat je laat.

Eigenlijk gaat er geen dag voorbij, of zulke momenten doen zich voor.
Dat zijn geen wereldschokkende dingen, het is vaak klein, voor een ander onbetekenend, maar voor jou of wie er direct bij betrokken zijn, kan het een wereld van verschil zijn.

Anselm Grün, benedictijner monnik en schrijver van veel spirituele literatuur, legt de drie verzoekingen als volgt uit:
Jezus bezwijkt niet voor de verzoeking, (1) alles voor ons zelf te gebruiken, alles te consumeren – van stenen brood maken;
Jezus laat zich niet misleiden om (2) God voor onszelf in te lijven, om God voor ons eigen gelijk te claimen – een god die ons op handen zal dragen;
en Jezus laat zich niet vangen in het verlokkende net van de macht (3), waarin hem alle koninkrijken van de wereld wordt aangeboden, als hij zijn ziel maar aan de duivel verkoopt. Maar dan verlies je je vrijheid.

Jezus in het evangelie, is juist de mens, die afziet van elke wereldse macht en van iedere vorm van geweld.
De duivel, is degene die alles ontwricht. Dat betekent zijn naam, diabolos, doorheen werper.
Hij vertroebelt het denken van de mensen.
Dat is al in het paradijs begonnen, denk aan de slang.
De duivel vermengt goed met kwaad, suggereert kwade zaken met vrome woorden. Waarmee ook nog eens duidelijk wordt, maar dat terzijde, dat je op moet passen met zo maar bijbelteksten te gebruiken.

Het is goed, dat Jezus helemaal aan het begin deze beproeving ondergaat. Daarom, is het de Geest die hem daartoe brengt. Je hebt het nodig, om door de beproevingen heen, sterker te worden, krachtiger. Staan in de woestijn (vgl. 538, 2)

Iedere crisis in een mensenleven, heeft die kans in zich. Niet per se, niet altijd, je kunt er ook in verdwalen en blijven steken. Maar veel mensen kunnen het uit eigen ervaring zeggen, dat je leert van je beproevingen, om dat woord maar even te gebruiken, dat je sterker wordt door het lijden. Meer mens. Bewuster mens.

Aan het begin staat de Geest die Jezus de woestijn in brengt.
Aan het einde staat er ook iets opmerkelijks, dat er engelen kwamen om Hem te dienen.

In het vervolg horen we daar niks meer van, pas bij het open graf duikt er weer een engel op. In zijn verdere leven spelen de engelen geen rol meer.
Of zou het zo kunnen zijn, dat die engelen de mensen zijn, die vanaf dit begin op zijn pad komen, die met hem meegaan, die met Hem, Jezus, geloven en vertrouwen, in de droom van het koninkrijk, dat andere leven, zonder macht en zonder geweld, die met hem mee gaan op de weg van de liefde, die alles overwint.
Zou het zo maar kunnen zijn, dat wij zulke engelen zijn?

Previous Post Next Post

No Comments

Leave a Reply