Overdenking

Ruth, de Moabitische (Ruth 2)

‘Woar kom ie weg?’
Dat is de klassieke Drentse openingszin.
Toch komt de nieuwsgierigheid naar iemands wortels of afkomst, niet alleen uit Drentse argwaan voort, maar is ze algemeen menselijk. We willen graag weten met wie we te maken hebben bij een eerste ontmoeting, met je nieuwe buren, een nieuwe collega, of wie dan ook. We willen graag weten wat voor vlees we in de kuip hebben.

Naomi is na tien jaar teruggekeerd in haar geboorteplaats Betlehem.
De honger, die haar gezin eerst op de vlucht dreef naar buurland Moab, is voorbij. Naomi keert terug. Haar kennen ze nog wel, ook al is ze door alle zorgen grijs en grauw geworden, zodat ze haar eerst nauwelijks her-kennen. Door het leven getekend als ze is. Man verloren, beide zoons verloren. Ze zijn achtergebleven op een kerkhof in den vreemde.
Naomi is terug, en ook al wil ze nu liever zelf Mara genoemd worden, ook goed, Naomi, die kennen ze wel in Betlehem.
Maar die jonge vrouw die samen met haar is teruggekeerd?

Ruth wordt in haar eigen verhaal met nadruk ‘de Moabitische’ genoemd. Is het u ook al opgevallen? Het wordt een paar keer herhaald. Wij zouden zeggen, na 1 x, vooruit 2, dan weten we het wel. Maar zo werkt de bijbelse verteltechniek niet. Dat Ruth uit Moab weg-komt, dat moeten we goed weten. Vandaar dat het er ingeprent wordt. Opdat we niet vergeten wat haar afkomst is en waar haar wortels liggen.

Het kleine Bijbelboekje Ruth is een mooi voorbeeld van Bijbelse verhaalkunst.
Om het verhaal zelf, natuurlijk, dat iets romantisch en idyllisch heeft. Maar ook om de manier waarop het wordt verteld. Bijbelse verhalen vertellen vaak heel veel dingen niet, waar je naar raden mag of dat je zelf moet invullen. Tegelijk worden andere dingen, in onze ogen vaak details, met soms overdreven nadruk herhaald. Bijbelse verhalen werken met zogenaamde verhaalmotieven, die telkens terugkeren.
Ruth, de Moabitische, is zo’n verhaalmotief.

Belangrijk om op te merken, omdat het de uitleg en de betekenis van dit verhaal in een bepaalde richting stuurt.
Nu moet je wat dat betreft ook nog een nuancering maken. Bijbelse verhalen hebben, net als alle andere goede verhalen, nooit maar één betekenis. Er klinkt altijd meer rijkdom in mee. Dat geldt ook voor het verhaal van Ruth.
Je kunt van mening verschillen over wat nu de kernboodschap is of de centrale betekenis. Maar één van de betekenissen van het verhaal, is gelegen in dat bijzondere motief van ‘de Moabitische’. Hoe zit dat?

Moab heeft in de Bijbel een bijzondere klank.
Moab is niet zomaar een willekeurig buurland, waarmee je als Israël een soort chauvinistische rivaliteit hebt, zoals wij dat hebben met onze buurlanden. Nee, Moab is het land aan de overkant van de Jordaan, waar het volk Israël na veertig jaar in de woestijn terecht kwam, voordat het het beloofde land binnen zou trekken. Uit die tijd is er het verhaal – het staat in Numeri 25 – dat Israëlitische mannen zich met Moabitische vrouwen in gingen laten, die hen uitnodigden bij hun offerrituelen. “Zo gaf Israël zich af met de Baäl van Peor” (25: 3) , afgodendienst, waardoor de Heer in woede ontstak tegen het volk, met bloedige gevolgen.
De Moabieten zijn het ook, het staat beschreven in hetzelfde boek Numeri (22-24), die de profeet Bileam inhuurden om een vloek over Israël uit te spreken. Dat liep anders af, maar dat is een ander verhaal. Hoe dan ook, Moab heeft om het deftig te zeggen, een omineuze klank, in de taal- en geesteswereld van het oude testament. Onheilspellend. Van Moab, daar gaat niets goeds van uit.
In het boek Deuteronomium wordt zelfs uitdrukkelijk als voorschrift gegeven dat de “Moabieten nooit ofte nimmer tot de gemeenschap van de Heer mogen worden toegelaten” (23: 4).
De vijandschap zit diep.

Dat allemaal is deel van de achtergrond van het boekje Ruth.
En nu gaat in dit verhaal een verarmde Joodse familie uitgerekend in het land Moab op zoek naar brood.
En nu speelt in dit verhaal uitgerekend een jonge weduwe uit dát land, een beslissende hoofdrol. Ruth, de Moabitische.

In het eerste hoofdstuk wordt verteld hoe zij, ondanks dat Naomi haar tegen probeert te houden, per se mee wil. Ze wil tot de gemeenschap van de Heer van Israël toegelaten worden:
Uw volk is mijn volk en uw God is mijn God.
En straks blijkt juist deze vrouw, de Moabitische, een beslissende schakel te zijn in de voortgang van de generaties. Het kind dat zij zal baren, Obed, is de voorvader van koning David.

Nu, dat komt nog.
Maar begrijpt u, hoe schandalig en spectaculair het eigenlijk is, dat Ruth, de Moabitische, de vreemdeling, deze rol krijgt? Juist dat is precies één van de boodschappen van dit mooie verhaal.

Het wringt met het voorschrift uit de Tora, uit Deuteronomium.
Dat hadden de rabbijnen ook al door. Maar die lossen dat op met een slimmigheidje. Ook wel leuk om even te vertellen. Ja, zeggen ze, in de tekst staat Moabieten – dus dat gaat alleen over de mannen. Mozes spreekt niet van Moabitische vrouwen…
En dus mag Ruth, toch een randgeval, deel uitmaken van de heilige geschriften.

Hoe het ook zij, dat wringende, dat uitgerekend een buitenlandse uit een land van bedenkelijk allooi, zorgt voor de voortgang van Israëls geschiedenis, is deel van de boodschap van het boekje Ruth.
Het is een bewuste correctie op een tendens die toen, maar ook nu aanwezig is, om het vreemde juist te weren, om het te diskwalificeren.
Nee dus. Gods genade is zo wijd, dat ook de volkeren eronder mogen schuilen.
Gods verbond trekt altijd wijdere cirkels in de wereld en in de generaties, dan onze kleingeestigheid en bekrompenheid geneigd is te doen. Ook de vreemdeling, Ruth, net als de wees en de weduwe, Naomi én Ruth, mogen meedoen.

Dat Ruth vreemdelinge is, is een gegeven dat wordt benadrukt.
Maar het wordt haar, Ruth, tot een bijzondere zegen. Ze zal ondervinden dat ze niet tevergeefs haar heil zoekt bij de Heer van Israël, onder wiens vleugels ze is komen schuilen.

Die poëtische manier van zeggen, horen we voor het eerst uit de mond van Boaz, en ook dat motief zal later meespelen.

We hebben het verhaal gehoord. Over Ruth die gaat aren lezen en toevallig (jaja) op het land van Boaz terecht komt, en hoe de ontmoeting tussen beiden ontstaat. We denken dan, wat een mooi romantisch plaatje, uit de tijd dat er bij de oogst nog allerlei volk op het land was – ver voor het gemechaniseerde boerenbedrijf. We denken misschien, een mooi romantisch liefdesverhaal, je ziet het al van ver aankomen, de rijke boer, het eenvoudige arme meisje, aantrekkelijk door haar vreemdheid.
Misschien heeft het verhaal die kant ook wel, waarom niet? Maar nogmaals, in bijbelse verhalen spelen ook altijd andere motieven mee, die dieper grijpen.

Kijk nog maar eens mee, als Boaz Ruth voor het eerst aanspreekt en haar al een aantal gunsten verleent – altijd vers water, en ik zal zorgen dat niemand je lastig valt. Dan staat er van Ruth:
“Ze knielde, boog diep voorover en zei: ‘Waarom bent u zo vriendelijk voor mij? U behandelt mij goed, terwijl ik toch maar een vreemdeling ben” (vers 10).
Maar Boaz weet wie ze is, hoe ze zich heeft ingezet voor haar schoonmoeder, “dat je je vader en moeder en je geboorteland hebt verlaten en naar een volk bent gekomen dat je volkomen onbekend was. Moge de Heer je daarvoor rijkelijk belonen….”, zegt Boaz, nog niet wetende dat hij in die rijkelijke beloning zelf een aandeel zal hebben.

Er is veel meer in dit verhaal. Zo ogenschijnlijk eenvoudig, maar o zo rijk aan motieven en inzichten.
Vandaag hebben we dit ene naar voren gehaald.
Ruth, de Moabitische. De vreemdeling, die een thuis vindt binnen de omheining van de Tora, in de poorten van het broodhuis Betlehem. De vreemdelinge die erbij hoort, helemaal en zonder reserve, omdat ze van aanpakken weet, omdat ze – door haar schoonmoeder? – weet, dat onder de vleugels van de Heer van Israël er leven wacht, belofte van toekomst en troost en moed (vgl. vers 13).

Dit ene motief, het kan gaan spreken in ons eigen leven en in de wereld van nu en hier.
Wat als je beseft dat bij alle verschil en bij alle eigenheid van dit verhaal van Ruth, ook ik, ook wij, die vreemdelingen zijn, die hun heil verwachten van Israëls God. Daar waar gerechtigheid de menselijke verhoudingen kleurt – het recht om aren te lezen. Daar waar solidariteit en menselijke inzet voor elkaar, onze onderlinge verhoudingen bepaalt.
Daar is het leven goed, goed in overvloed.

AMEN

Previous Post Next Post

No Comments

Leave a Reply