Boeken

Roger Burggraeve, Geen toekomst zonder kleine goedheid

Naar genereus samenleven in verantwoordelijkheid vanuit Emmanuel Levinas.

Roger Burggraeve (1942) heeft als docent aan de Universiteit van Leuven generaties studenten ingewijd in het denken van Emmanuel Levinas. Met enkelen van hen bleef hij ook na zijn emeritaat in gesprek. Zij stimuleerden hem om een boek te schrijven over de ‘kleine goedheid’, het “koppige en tegendraadse geloof dat er in de ziel van elk mens, ook de meest geschonden en kwaadaardige, een ‘pit’ verscholen zit: een ‘vonk’ van goedheid (…) die smeult als vuur onder de as.” Levinas refereert regelmatig aan deze kleine goedheid, ‘het menselijke in elk mens’.

Burggraeve neemt een lange aanloop om pas op het eind bij het onderwerp uit te komen. Dat doet hij bewust, want zo wordt duidelijk hoezeer dit ‘geloof’ in het onverwoestbaar vermogen van de mens om goed te doen, ingebed is in het sociaal-ethische denken van de Joods-Franse filosoof.

Je herkent in dit boek de methodische werkwijze van de goede docent. Stapsgewijs worden we meegenomen in de ontwikkeling van een ethische visie, die schatplichtig is aan Levinas, maar tegelijk eigen accenten zet. Dit boek is daarom meer dan alleen een weergave van Levinas’ denken, het is een zelfstandige verwerking daarvan.

De cruciale vraag die het onderzoek leidt, is op welke mensvisie we onze samenleving funderen. Is dat op het idee dat mensen gedreven worden door eigenbelang (baatzucht), daarom concurrenten van elkaar zijn en dat samenleven betekent het reguleren van de onderlinge competitie? Of baseren we een humane samenleving op het menselijk vermogen om genereus voor elkaar zorg te dragen, en betekent samenleven het organiseren van die verantwoordelijkheid?

Wie enigszins bekend is met het denken van Levinas, zal verwachten dat het om het tweede gaat. Maar dat gaat Burggraeve te snel. Er is een goed recht van de eigenliefde of baatzucht, die in ieder menselijk leven aan de orde is en zelfs noodzakelijk is om te kunnen (voort)bestaan.  Maar mensen zijn ook verantwoordelijk voor elkaar. Dat is bij Levinas niet iets wat er naast komt, of na komt. Die verantwoordelijkheid ontstaat uit de eigenliefde, dat is de paradoxale uitkomst van het filosofisch onderzoek naar de mens bij Levinas. 
De mens die streeft naar zelfbehoud, ontdekt dat hij zichzelf niet kan zijn, zonder zich op het andere dan zichzelf te richten, de buitenwereld, de medemensen. Hij heeft de ander nodig om zichzelf te worden.
Die externe gerichtheid kan verschillende vormen aan nemen. Vanuit het streven naar zelfbehoud gebeurt het gemakkelijk dat de ander ingeschakeld wordt om mijn levensproject te dienen. Dan wordt de ander gebruikt; maar mensen kunnen elkaar ook dienen, in verbondenheid en verantwoordelijkheid voor elkaar. Wat typisch is voor Levinas, is dat hij dat laatste situeert als een mogelijkheid van de naar zelfbehoud strevende mens. Het is dus niet iets wat van buitenaf wordt opgelegd, door ethiek of godsdienst, maar een inzicht dat van binnenuit de ‘baatzuchtigheid’ openbreekt, in die ervaringen waarin de eigen kwetsbaarheid wordt gevoeld. Kwetsbaarheid is wat anders dan fragiliteit, benadrukt Burggraeve. Fragiliteit heeft te maken met het eindige van ieder mens, en daarmee van al het menselijke streven. Kwetsbaarheid hint op het vermogen om geraakt te worden, door de ander, die een appel doet op mij en waardoor ik in een bijzondere betrokkenheid van verantwoordelijkheid voor die ander wordt gesteld.
Of dat gebeurt, is een keuze die in het vermogen van ieder mens ligt en misschien wel het menselijke bij uitstek uitmaakt. Het gebeurt in de confrontatie met het gelaat van de ander, een typische uitdrukking van Levinas. Mooi is weer, hoe Burggraeve laat zien dat ‘gelaat’ en ‘gezicht’ bij Levinas niet synoniem zijn, zoals vaak wordt gedacht. Als mensen elkaar ontmoeten worden ze geconfronteerd met elkaars gezichten. Maar achter die gezichten, bestaande uit uiterlijke kenmerken, schuilt het gelaat, dat altijd uniek is, en uiteindelijk onzichtbaar en onkenbaar. We gebruiken veel mechanismen om mensen te classificeren of te diagnosticeren, om ze tot gevallen te maken, abstracties. Dat zijn beoordelingen ‘op het eerste gezicht’. Maar dat is een schending van het gelaat. Het gelaat van de ander, zijn of haar eigenheid, uniciteit, confronteert mij met mijn tekortschietende poging om het andere/ de ander in mijn op zelfbehoud gerichte leven in te passen, en gaat daarmee altijd boven mij uit. De ander wordt daardoor mijn ‘meerdere’, die mij aansprakelijk maakt en verantwoordelijk in de meest letterlijke betekenis. Daar begint de sociale ethiek. Dus niet in een van buitenaf opgelegde norm, maar in de van binnenuit ontdekte ervaring van het andere dat zich onontkoombaar aandient.

Het valt niet mee om de ethiek van Levinas in enkele zinnen samen te vatten. Bovenstaande mag daar een illustratie van zijn.
Burggraeve doet dat in zijn boek vele malen beter, neemt daar ook de ruimte voor, en dat is goed. Hij citeert regelmatig Levinas’ eigen begrippen en zegswijzen, en kan putten uit diverse gesprekken die hijzelf met de meester heeft gevoerd.

Emmanuel Levinas, 1905 – 1995

Het gelaat van de ander, toont zich in een kwetsbaarheid, die alleen al daardoor appelleert aan onze verantwoordelijkheid. Die verantwoordelijkheid wordt negatief ingevuld in het gebod de ander niet te verpletteren, om met huiver de ander te benaderen, positief in de generositeit die allerlei vormen aan kan nemen. Hoofdstuktitels die de voortgaande beweging van het boek illustreren.
Belangrijk is dat het steeds om een keuze gaat, als menselijke mogelijkheid in vrijheid. Dat is het verschil tussen onweerlegbaar en onweerstaanbaar. Opnieuw een subtiel onderscheid, dat verhelderend werkt en helpt om de pointe van Levinas’ ethische filosofie te vatten: “Het appel dat van het gelaat uitgaat is onweerlegbaar, terwijl het tegelijk heel goed kan weerstaan worden. Een onweerstaanbaar moeten zou geen ethisch appel zijn, maar een noodzaak of onvermijdelijkheid, een niet anders kunnen. Ik kan het appel dat van de epifanie van het gelaat uitgaat, gerust naast mij neerleggen. Ik kan ervoor kiezen om wat niet mag – wat verboden is – toch te doen. Dat is juist mijn ethische vrijheid. Er is alleen maar ethisch leven als er ook de vrijheid is onethisch te zijn!” (p. 142).

Naast deze ethische reflecties op individueel niveau, besteedt Burggraeve enkele hoofdstukken aan het belang van de sociale en politieke instituties die het samenleven in verantwoordelijkheid ondersteunen en soms reguleren. Mét Levinas moet je echter sceptisch zijn ten aanzien van politieke pogingen om het goede samenleven te realiseren vanuit een bepaalde ideologie. Dat leidt tot verschillende vormen van geweld. Als slachtoffer van totalitaire regimes van communistische en fascistische snit, heeft hij zelf daar volop ervaring mee opgedaan.

Je kunt je daarom cynisch van de politiek afwenden, zoals Valeri Grossman doet, generatiegenoot en schrijver van Leven en Lot, een roman over de verschrikkingen van beide totalitaire stelsels, een boek dat Levinas regelmatig aanhaalt. Je kunt ook, juist met voorbeelden uit diezelfde roman, blijven geloven zoals Levinas doet, in de wonderlijke kracht van de kleine goedheid, als een arme vrouw een stuk brood aan haar vijand geeft, bijvoorbeeld. Het zijn dit soort, onspectaculaire voorbeelden, waar het dagelijks leven vol van is, als je er oog voor hebt: “Tussen alle verwording van menselijke verhoudingen houdt de goedheid stand. In de relatie van de ene tot de andere mens blijft ze mogelijk, ook al kan ze nooit een systeem of georganiseerd regime worden. Elke poging om het menselijke helemaal te organiseren (of te programmeren) is tot mislukken gedoemd. Het enige wat levendig overeind blijft is de goedheid van het dagelijks leven. Ikonnikov (personage uit Leven en Lot, BA) noemt ze ‘kleine goedheid’: Ze is een goedheid zonder getuigen, in stilte voltrokken, bescheiden, zonder triomf. Ze ontsnapt aan elke ideologie. Je kunt ze zelfs karakteriseren als een ‘gedachteloze goedheid’, precies omdat ze buiten elk systeem, elke religie, elke sociale organisatie valt. Ze is gratuit, en juist daardoor eeuwig. Het zijn gewone mensen, ‘simpele zielen’, die haar verdedigen en ervoor zorgen dat ze zich telkens weer herpakt, ook al is ze weerloos tegenover de machten van het kwaad. Ondank alle verschrikkingen die mensen hebben teweeggebracht, houdt deze arme goedheid stand” (p. 257).

Burggraeve levert met Geen toekomst zonder kleine goedheid een prachtig ‘intellectueel testament’ af, zoals hij zelf zijn boek noemt. Het leidt je op een heldere manier in het denken van Levinas, soms zo goed geschreven dat het bedrieglijk eenvoudig lijkt. Maar aandachtige lezing, die dit boek zeker verdient, doet ontdekken dat de ethiek van Levinas verrassende diepten bevat, die overigens vandaag meer dan ooit relevant zijn in onze oriëntatie op een goede toekomst.

Roger Burggraeve, Geen toekomst zonder kleine goedheid. Naar genereus samenleven in verantwoordelijkheid vanuit Emmanuel Levinas, Berne Media 2020, 296 pag., €21,95

Previous Post Next Post

No Comments

Leave a Reply