Artikelen

Prettig gestoord

De uitnodiging om een lezing te houden bij deze gelegenheid zonder nadere opdracht, heb ik maar opgevat als een blijk van vertrouwen om een eigen invulling te kiezen.
Ik heb dat gedaan onder de titel ‘Prettig gestoord’. Dat kan op de spreker slaan, daar kunt u zelf straks over oordelen. Ik bedoel de titel Prettig gestoord vooral als een bepaald effect dat er van het project Feest van de Geest uit zou kunnen gaan en dat wil ik graag toelichten.

Lezing bij opening Feest van de Geest 2018, te Winsum (Gr.)

In onze vorige woonplaats Wijchen – bij Nijmegen – woonden we niet al te ver van het Wijchens meer. Dat is een langgerekt water, een oude Maasarm, dat de oude dorpskern scheidt van een aantal woonwijkjes aan de overkant. Een parkachtig gebied, met een wandelpad om het hele meer heen, waar zondagmiddag druk gebruik van gemaakt wordt.
In de tijd dat wij daar woonden, we hebben het over de jaren negentig, werd het Wijchens meer verrijkt met een kunstwerk. Op een goede dag dobberde er opeens een houten huisje, ik schat zo 5 bij 3 meter in omvang en asymmetrisch van vorm, op het water. Het huisje is blauw van kleur, is verankerd zodat het niet weg kan drijven en er steekt een hengeltje uit.
De komst van de Blue Boat, zoals het kunstwerk heet, gemaakt door een Japanse kunstenaar Kazuo Katase (die overigens in Duitsland woont en werkt) leverde lokaal nogal wat discussie op, en dan druk ik mij voorzichtig uit.

Dat is niet uniek. In Assen, waar we nu wonen, maken we ons op voor de komst van het hondje Mannes, dat bij de entree van het nieuw verbouwde station komt te staan. Hondje? Het wordt een meer dan Manneshoog beeld – de eyecatcher die Assen kennelijk nodig heeft.

Kunst in de openbare ruimte – het is een tricky business.
Iedereen vindt er wat van; en terecht – want in de openbare ruimte wordt iedereen er mee geconfronteerd. Maar die meningen kunnen nogal uiteenlopen. Opvallend is de heftigheid waarmee ze over het algemeen naar voren worden gebracht.

Bij het project Feest van de Geest, waarvoor we vanavond hier bijeen zijn, ligt het allemaal wat anders. Kunstenaars exposeren hun kunstwerken in de ruimte van kerken die hen daartoe uitnodigen. Het gaat om een slechts zeer tijdelijke expositie, tussen Hemelvaart en Pinksteren. Er is sprake van een gezochte relatie tussen de thematiek, dit jaar Levensadem – in ieder geval verbonden met de christelijke traditie en de ruimte van de specifieke kerken. Maar het belangrijkste verschil is, dat je hier je best moet doen om de kunst te genieten: je moet ervoor de drempel van het kerkgebouw over durven gaan. Deelnemende kerken hopen dan ook dat door Feest van de Geest er meer bezoekers en andere bezoekers komen – en dat zullen de kunstenaars ook wel hopen, vermoed ik.

Maar wat gebeurt er dan vervolgens?
Over die vraag, een open vraag, zou ik wat gedachten met u willen delen. En dat is ook de reden waarom ik met die voorbeelden van kunst in de openbare ruimte en met de reuring die zulks veroorzaakt, ben begonnen. Want bij alle verschillen, zijn er toch ook een paar overeenkomsten. De belangrijkste is dat de ontmoeting met een kunstwerk, van welke aard dan ook, altijd iets van een confrontatie heeft die het nodige teweeg brengt.

In de kunsttheorie heb je het dan over de vraag naar de functie van kunst.
Nu haast ik mij te zeggen dat dit niet mijn vakgebied is. Anderen weten daar veel meer van dan ik. Toch denk ik daar wel een paar dingen over te kunnen zeggen, al laat ik mij graag corrigeren door meer ter zake kundigen.

Als je het hebt over de functie van kunst in de kerk, dan grijp je terug op een eeuwenlange traditie. Kunst was er om de waarheid van de kerkelijke leer in schoonheid tot uitdrukking te brengen. Er is een ongelooflijke rijke culturele schat aan  kerkelijke kunst door alle eeuwen heen. Het protestantisme heeft daar wel verandering in gebracht maar geen einde aan gemaakt. Er is minder kaalslag in protestantse kerken dan wel eens wordt beweerd. Kerkelijke kunst is op een andere manier voortgezet, maar lange tijd nog steeds als decoratie of illustratie. De kunst ondergeschikt aan de kerk, om het op zo kort mogelijke formule te brengen.

In het tijdperk van de moderne kunst van de laatste eeuwen is dat radicaal veranderd.
De kunsten emancipeerden zich van het kerkelijk gezag. In hoeverre ze nu onderhorig zijn aan nieuwe heersers (zoals die van de markt) is een interessante discussie, maar laat ik hier maar even in het midden.
De romantische opvatting dat kunst geen functie heeft, in de zin dat ze ergens goed voor zou moeten zijn, maar dat ze op zichzelf bestaat – de befaamde autonomie van de kunst – is inmiddels ook weer achterhaald. Kunst is niet iets wat zich ophoudt in een afgezonderd deel van de werkelijkheid, maar maakt daar altijd deel van uit. Dat geldt voor de kunst in de openbare ruimte, waarmee we begonnen, maar goed beschouwd voor ieder kunstwerk.

Daarom is de vraag naar de functie of werking van kunst altijd aan de orde en altijd in de sfeer van de confrontatie, of de wisselwerking om het wat vriendelijker te zeggen. Geen kunstenaar maakt zijn of haar werk voor het depot. Je schept iets, vanuit je creativiteit en je vaardigheid, dat getoond wil worden. Kunst wil gezien, gehoord, beleefd, ervaren worden. En die ervaring roept dan automatische weer een tegenreactie op.

Wat in het project Feest van de Geest aan de orde is, en wat maakt dat ik er enthousiast over ben en het belangrijk vind dat onze plaatselijke kerkelijke gemeente er aan meedoet, dat er in open en stimulerende samenwerking tussen kerken en kunstenaar gezocht wordt naar gelegenheden om die wezenlijke ervaring die bij het genieten van kunst hoort, te ondergaan. Je wordt uitgenodigd om een nieuwe ervaring te maken, om iets anders mee te maken, om even stil te staan, soms letterlijk; om een indruk op te doen. Kunst in de kerk in het kader van Feest van de Geest zoekt bewust die confrontatie, of opnieuw ‘liever’, de wisselwerking op.

In de postmoderne kunsttheorie, waar ik toevallig ooit een beetje in gegrasduind heb in  het kader van mijn promotieonderzoek, is het motief van de onderbreking belangrijk. Dat is de opvatting die zegt dat kunst bedoeld is om je uit te dagen, om te choqueren misschien wel, te provoceren. Kunst, of goede kunst (een eindeloze discussie) daagt uit om je blik te veranderen; om het vanzelfsprekende te doorbreken, in denkpatronen en opvattingen. Kunst levert kritiek op de gevestigde opvattingen, voorziet ze in ieder geval van stevige vraagtekens.

Laat ik het niet ingewikkelder maken en ook niet zwaarder, dan nodig is, of dan u het misschien nu al vindt.
Wat ik duidelijk zou willen maken is wat ik zelf van dit soort opvattingen, los van het filosofisch en esthetisch jargon, heb geleerd.
Dat het belangrijk is om je te openen voor het onbekende, het andere, het vreemde, het niet-identieke. Dat de ontmoeting met een kunstwerk, die ervaring van ontvankelijkheid voor het andere kan bemiddelen.

Ik zou dat ook willen opvatten als een theologische deugd en daarin zie ik een zekere verwantschap tussen kunst en kerk. Dus niet in de zin dat de kunst komt illustreren of decoreren, maar dat zowel in de kunst als in de kerk (of in het geloof) de vergelijkbare ervaring wordt gezocht waarin je uit de eigen comfortzone wordt gelokt om je te openen voor een nieuw, breder of dieper perspectief. In jezelf een ruimte creëren waarin het andere ervaren kan worden als een deel van je zelf, zonder dat het tot je zelf herleid wordt of aan je zelf identiek gemaakt wordt.

De meest boeiende kunst is kunst die je op een of andere manier raakt, die  je even uit je evenwicht brengt.
Dat wat een nieuw of onverwacht perspectief op de werkelijkheid opent.
De foto die een uitsnede vormt van de werkelijkheid, die door belichting of compositie bepaalde aspecten naar voren haalt.
Het schilderij dat door kleur of textuur of onderwerpkeuze verrast.
Het beeld of de stellage die je uitnodigt om een ruimte opeens heel anders te ondergaan, zoals wanneer er plotseling een vreemd blauw bootje opduikt in het meertje waar je zondagsmiddag langs wandelt, of is het een huisje, maar waarom heeft het dan geen deur en geen ramen, en wat doet die hengel daar – waar hengelt die naar… en waarom drijft het wel maar vaart het niet…?

Niets is vervelender dan dat een ander vertelt hoe jij naar kunst moet kijken. Dat wil ik dan ook niet doen, hoop ik.
Dat neemt niet weg dat je kunt leren van wat een ander ziet of ervaart.
Belangrijke voorwaarde is dat je dit proces de ruimte gunt, in je zelf en in je gemeenschap.
Eerder sprak ik over de functie van kunst, en eigenlijk is dat nog te functioneel uitgedrukt, te veel in de sfeer van kunst die dan toch weer ergens voor moet dienen. Maar onder die verwachting kan de kunst zich niet ontplooien.
In dat opzicht is er een verwantschap met het domein van de religie, die evenzeer gebaat is bij ruimte voor het niet-functionele, on-nuttige. Geloven is immers ook nergens goed voor…

Misschien is het beter om eerst maar eens de ruimte te scheppen waarin het kunstwerk zijn eigen werking kan ontplooien. Dat we niet te snel oordelen; dat we er niet meteen iets van menen te moeten vinden… Dat is zo vermoeiend.
Maar dat we tijd nemen en ontvankelijkheid oefenen en zo de bereidheid ontwikkelen om ons op een prettige manier te laten storen.
Wie weet waar je dat brengt….

Previous Post Next Post

No Comments

Leave a Reply