Boeken

Philippe Lepers, Leve de dood?

Het is een rare paradox. Aan de ene kant is de aandacht voor dood, sterven en rouw alom aanwezig in de media en in de samenleving. Aan de andere kant is de dood voor velen nog steeds een taboe. Een onderwerp dat het liefst vermeden wordt. Zelfs (of juist?) in de spreekkamer van de specialist, is de ervaring van huisarts Mirjam Willemsen, die zelf terminaal ziek is en aandacht vraagt voor palliatieve zorg. “We praten liever niet over de dood. Zorgverleners draaien er ook vaak omheen, net als mijn eigen longarts, die ik nota bene hoog heb zitten. Wat veel artsen moeilijk vinden, is om mensen alle hoop te ontnemen” (Trouw, 3 januari). Een speciale publiekscampagne moet daar verandering in gaan brengen.

In Leve de dood? onderzoekt de Vlaamse godsdienstwetenschapper en filosoof Philippe Lepers de veranderende opvattingen rond de dood in onze cultuur. Sinds de Middeleeuwen is langzaam maar zeker het gelovig beeld van een leven na de dood, in de beide varianten hemel of hel, vervaagd. Voor de meeste mensen geldt daarom dat de zin van het leven in dit bestaan gezocht moet worden. Er is  geen hemel om je op te verheugen, of een hel om bang voor te zijn. Is daarmee de doodsangst ook verdwenen, of heeft die een ander karakter gekregen? Als je alles uit dit ene leven moet halen, blijft het een hachelijke zaak, want het leven is nu eenmaal eindig en kwetsbaar. Vandaar de moderne fascinatie voor nieuwe technieken om de dood uit te stellen of zelfs af te schaffen.

De meeste mensen zullen echter een bepaalde vorm van acceptatie van de dood ontwikkelen. Eeuwig voortleven zit er voorlopig nog niet in. Je kunt je zelfs afvragen of dat wel wenselijk is. Het leven krijgt betekenis juist omdat het eindig is.
Over de vraag naar de zin van het leven, laat Lepers uitgebreid zijn licht schijnen aan de hand van tal van denkers en schrijvers en filmmakers. Juist in ons tijdperk waarin genieten het eerste gebod lijkt te zijn: You Only Live Once – blijken velen de zin en de aardigheid in het leven te verliezen. Wie genot nastreeft, mist het dikwijls. Genieten blijkt eerder een bijeffect te zijn dan iets dat je bewust kunt willen. Daarnaast is er een verschil tussen plat vermaak en verfijnd genot, al valt het nog niet meer de grens tussen beide helder te bepalen.

Als je eenmaal in dit onderwerp duikt, kom je in een labyrint van vragen en meningen terecht. Lepers gebruikt aan het einde van zijn zoektocht zelf dit woord (p. 185). Hij komt er niet goed uit. Dat heeft met de aard van het onderwerp te maken. We hebben het hier wel over de eeuwige vragen over dood en leven en de zin van het leven. Maar het heeft ook te maken met de opzet en werkwijze van de auteur.
Hij is een belezen mens en dat valt op iedere pagina terug te vinden. De argumentatieve lijn van zijn betoog wordt rijkelijk ondersteund door citaten, parafrases van boeken of films, bon mots van de ene of andere filosoof. Het komt de helderheid niet altijd ten goede en zorgt ervoor dat je als lezer weleens de draad kwijt raakt. Wat was ook alweer de vraagstelling van zijn onderzoek?
Misschien ligt het er ook wel aan dat de auteur te veel tegelijk wil. Daarbij is zijn manier van argumenteren niet altijd even overtuigend. Voor de historische omgang met de dood, leunt hij nogal sterk op het werk van de mentaliteitshistoricus Philippe Ariès, dat ook niet altijd uitblonk in argumentatieve helderheid. Om een voorbeeld te geven:
Met de opkomst van de burgerlijke waarden, ontstaat tegelijk een taboeïsering van de dood, volgens deze opvatting, “omdat alle mensen op lichamelijk vlak gelijk zijn en de lichamelijke processen op die manier (van sterven en ontbinding, BA) telkens herinneren aan een gelijkheid die de burgers juist wilden vergeten” (p. 84), terwijl gelijkheid hiervoor als één van de belangrijkste burgerlijke waarden is genoemd. Eenzelfde tegenstrijdigheid in de redenering dat “elke vorm van geloof in een voortbestaan van de mens of zijn ziel na de dood enkel te beschouwen (is) als irrationeel bijgeloof (…) maar dit leidt er dan vanzelfsprekend toe dat de dood een heel stuk akeliger wordt en werkt zo de taboeïsering ervan in de hand” (p. 85). Voor hetzelfde geld zou je het omgekeerde kunnen beweren, dat als de dood uit de religieuze sfeer wordt weggehaald, er ruimte komt voor een meer nuchtere omgang met dit ‘fact of life’?

Kortom, de argumentaties van Lepers overtuigen mij lang niet altijd.
Niettemin is het een verrijkende exercitie om hem op zijn zoek- en dwaaltocht langs al deze literaire en culturele bronnen te volgen, niet in het minst door deze bronnen zelf.

Verwacht geen heldere conclusie of definitieve antwoorden. Maar de vragen die het boek stelt, blijven de moeite van het overdenken waard.

Philippe Lepers, Leve de dood? Sterfelijk zijn in het YOLO-tijdperk, Uitgeverij Damon Eindhoven 2022, 216 pag., €24,90

Previous Post Next Post

1 Comment

  • Reply Carine Dingemans 08/01/2023 at 17:22

    Beste heer Altena, Ik vermoed dat u geen idee hebt over de gevoeligheden tussen ‘Vlamingen’ en ‘Belgen’, maar het is mij als Belg een doorn in het oog. Je schrijft op Nieuw Wij, een platform dat beweert voor ‘verbinding’ te zijn. Daarom vind ik het des te erger dat u een separatistische agenda propageert. U schaart zich hierbij aan de zijde van extreemrechts. We zijn allemaal Belgen

  • Laat een antwoord achter aan Carine Dingemans