Pasen is niet te geloven.
Het is het kernfeest van de christelijke kerk. Het centrum van ons geloof. Pasen is het hart van ons kerkelijk jaar, en toch: als je erover nadenkt, is het niet te geloven. Als je erover spreekt, wordt het haast vanzelf stamelen.
Vrijdagavond reed ik na de dienst terug en hoorde op radio 1 een collega theoloog. Hem werd gevraagd wat Goede Vrijdag nu precies betekent, en Pasen. Hij zei toen, terecht volgens mij: Je kunt daar van alles over zeggen, maar de bottomline is: de dood heeft niet het laatste woord. En terwijl hij dat zei werd hij onderbroken, ze moesten overschakelen, want er was ergens op de Nederlandse voetbalvelden een doelpunt gescoord..
Pasen: De dood heeft niet het laatste woord.
Maar wat betekent dat precies? Ik wil daar, stamelend, iets over proberen te zeggen. Ik lees met u het verhaal van de evangelist Matteüs. We hebben op Goede Vrijdag zijn passie gelezen, nu gaat het verder:
281Na de sabbat, toen de ochtend van de eerste dag van de week gloorde, kwam Maria uit Magdala met de andere Maria naar het graf kijken. 2Plotseling begon de aarde hevig te beven, want een engel van de Heer daalde af uit de hemel, liep naar het graf, rolde de steen weg en ging erop zitten. 3Hij lichtte als een bliksem en zijn kleding was wit als sneeuw. 4De bewakers beefden van angst en vielen als dood neer. 5De engel richtte zich tot de vrouwen en zei: ‘Wees niet bang, ik weet dat jullie Jezus, de gekruisigde, zoeken. 6Hij is niet hier, hij is immers opgestaan, zoals hij gezegd heeft. Kijk maar, dat is de plaats waar hij gelegen heeft. 7En ga nu snel naar zijn leerlingen en zeg hun: “Hij is opgestaan uit de dood, en dit moeten jullie weten: hij gaat jullie voor naar Galilea, daar zul je hem zien.”
Pasen is niet te geloven.
Want dat een mens na drie dagen dood te zijn geweest, weer levend wordt, dat is niet te geloven. Wie ooit bij een dode heeft gestaan, die weet hoe koud en stil en onomkeerbaar de dood van een mens is.
Dood is dood. Ook voor Jezus – hoe dood kun je zijn? Lijdend en strijdend, biddend tot op het aller laatst, is hij gestorven aan het kruis – zichtbaar voor iedereen en heel de wereld. En hij gaf de geest….
Maar, met Pasen vieren we toch zijn opstanding.
Niet te geloven?
Niet, als je zou moeten geloven dat Jezus na drie dagen in het graf vrolijk weer opstaat en verder gaat waar hij gebleven was. Dat is een karikatuur, die je ook nergens in de Bijbel vindt.
We gebruiken soms nog wel het woord weder-opstanding, en dat vergroot het misverstand. Want Pasen is geen terugkeer naar de situatie daaraan vooraf. Na Pasen is alles anders, ook Jezus. Of misschien moet je zeggen: door Pasen, is alles anders.
Pasen is een lens waardoor je anders leert kijken naar dezelfde werkelijkheid.
Pasen vergroot je blikveld.
Wat de verhalen van Pasen verkondigen is, dat Jezus leeft en dat Hij ons voorgaat. Dat de gekruisigde is opgestaan. De dood heeft niet het laatste woord. Dat moet je dan wel geloven, of met andere woorden: kunnen zien.
Pasen is geen wisseltruc, maar een geloof, een zekerheid, een gedeelde ervaring: Jezus leeft.
Wat hij heeft verkondigd, wat Hij heeft gedaan, het is niet voor niets geweest.
Het is niet voorbij, nu Hij er niet meer is.
Het is niet afgeschaft, nu ze Hem hebben opgehangen aan het kruis.
De liefde die wij in Jezus hebben herkend, als de liefde van de Eeuwige, die liefde blijft. Die liefde overwint. Overwint alle kwaad, alle zonde, alle tegenstand, ook die van mij.
Eerst is er die ervaring, eerst is er het paasgeloof, daarna ontstaan de paasverhalen zoals ze in evangeliën staan. Hun boodschap is: Hij is niet in het graf van voorbij, zoals in een liedregel wordt gedicht. Daarom is het ook dat de vrouwen die naar het graf gaan in het verhaal, weggestuurd worden, op een ander pad worden gezet.
Je moet niet bij het graf zijn, Hij is hier niet. Of in een ander evangelie: wat zoek je de levende bij de doden. Hij is immers opgestaan.
Het is opvallend in die verhalen, dat datgene wat dan de gebeurtenis van de opstanding zou moeten zijn, voor ons verborgen blijft, een mysterie in de goede zin van het woord.
De opstanding is geen deel van het historische verhaal. Wat opstanding is, is voorwerp van geloof.
Zeker, er is het teken van het lege graf, en er zijn de verhalen waarin hij verschijnt, aan de vrouwen bij het graf, aan de leerlingen, maar altijd wordt in die verhalen dat dubbele karakter benoemd. Opvallend is dat de vrienden hem eerst niet herkennen, de twaalf niet, de twee Emmaüsgangers niet; opvallend is dat er in al die verhalen sprake is van angst en ontzetting, zelfs van ongeloof en aarzeling. Verder dat er bijna altijd gezegd wordt: wees niet bang. Ook hier.
Pasen is het geloof dat de angst overwint.
Het moet je aangezegd worden. Je innerlijke tegenstand laten overwinnen. We moeten elkaar er toe bemoedigen.
Daarom geldt ook op een andere manier, Pasen is niet te geloven, het is te doen.
Pasen vieren is niet een historische herdenking, het is zelf geraakt worden, zelf in beweging komen. De opstanding leidt tot opstandigheid, want als dat er niet is, dan missen we de kern.
Er staat niet voor niets in het verhaal, Hij gaat jullie voor….
Pasen is de kern van ons geloof, want wij geloven dat wij delen in Jezus’ opstanding.
Dat betekent voor ons net zo min als voor Jezus, dat we vrolijk en onbekommerd door kunnen gaan met waar we gebleven waren. Of dat we een soort onsterfelijkheidsideaal op na houden. Zo werkt het niet. In Christus zijn we een nieuwe schepping, zegt de apostel (2 Kor 5: 17) als hij het over de betekenis van de opstanding heeft. Een nieuwe creatuur.
Pasen is, geloven in een nieuwe schepping, en dat is geen zaak van het hoofd, maar van hart en handen. Dan ga je anders leven, bevrijd van angst, dan ga je anders, dieper, intenser leven – breken en delen.
Daarom worden de vrouwen erop uit gestuurd.
Weg van het graf – dat symbool van verleden, van dood,
De wereld in – naar de andere mensen toe (de leerlingen, vers 7) en later de leerlingen de wijde wereld in – alle volken (Mat. 28: 19).
Pasen is daarom tenslotte, een geloof dat in je eigen situatie geconcretiseerd moet worden.
Het betekent bijvoorbeeld, dat je je niet overgeeft aan cynisme of wanhoop – het wordt toch nooit wat, of de wereld is nooit anders geweest.
Het betekent, dat je zelf op een wonderlijke manier bevrijd bent van de angst voor de dood – want de dood is immers het laatste niet.
Pasen is geloven in het leven, hier en nu. Geloven dat het leven altijd meer te bieden heeft, dat zolang je het leven hebt, je leven mag, voor jezelf en voor de ander en voor een betere en een rechtvaardige wereld.
Pasen is, wat kan er mij gebeuren – ik ben immers met Christus gestorven, begraven en opgestaan.
Het is… niet te geloven.
AMEN
No Comments