Overdenking

Out of the box, Romeinen 8, 18-27 (Advent)

Vandaag maar eens ouderwets, een tekst voor de preek:
Wie hoopt er op wat hij al kan zien?
Maar als wij hopen op wat nog niet zichtbaar is, blijven we in afwachting daarvan volharden.

Vandaag gaat het dus over de hoop. Een thema dat past bij de tijd van Advent, die vandaag begonnen is.
In het fragment uit de brief van Paulus aan de Romeinen, klinken in dat ene citaat allerlei woorden die met de Advent te maken hebben. ‘Hoop’, natuurlijk, daar komen we uitgebreid op terug. Maar er is ook sprake van ‘afwachting’, wachten – verwachting? En Paulus gebruikt het woord ‘volharden’ – volhouden.
We lijken met deze tekst helemaal in de Adventssfeer te zitten.

Hoop geldt in de christelijke geschiedenis als één van de drie grote theologische deugden. Geloof, hoop en liefde – dat kent iedereen.
Hoop is ook het enige dat achterblijft in de doos van Pandora, om de mensen nog enige troost te geven. U hebt allemaal wel eens van de doos van Pandora gehoord, maar hoe zat dat ook al weer?
Het is een verhaal uit de Griekse mythologie. Over de eerste vrouw Pandora die van oppergod Zeus een doos of vat kreeg, waarin alle ongeluk zat opgesloten. Zij kreeg de opdracht de doos gesloten te houden, maar vrouwelijke nieuwsgierigheid won het – zoals je zult begrijpen – ze opende de doos, en alle rampen vlogen eruit, ziekten, ellende, misère, alle ongeluk dat de mensen maar kan treffen. Geschrokken probeerde ze de doos weer dicht te doen, net op tijd, als enige bleef de hoop achter, om de mensen toch nog enige troost te bieden.
Er zitten in die mythologische verhalen allerlei herkenbare motieven, die aan Bijbelverhalen doen denken, maar dat laten we nu maar even voor wat het is.

Wat interessanter is, dat dit mythologische verhaal verschillende interpretaties kent. De hoop kun je zien als het enige positieve, waar de mens zich aan vast kan klampen. Maar er is ook een uitleg, al in de Oudheid zelf, die de hoop juist als iets negatiefs beschouwt. De hoop is een giftig geschenk. Waarom? Omdat de hoop de mens een valse illusie schenkt; de illusie dat het ooit nog goed komt, of dat de toekomst het geluk zal brengen, of zoiets. Hoop doet de mensen dromen van een wereld die niet bestaat en ook nooit zal bestaan. In dat opzicht is de hoop, in deze uitleg, iets verkeerds, omdat het de mensen als het ware wegtrekt van de werkelijkheid. Het zorgt ervoor dat de mens het leven zoals het is, niet accepteert, en dat is, nogmaals volgens deze uitleg, verkeerd. Je moet juist de werkelijkheid aanvaarden zoals die nu eenmaal is, zonder illusies, nuchter en realistisch zijn. Het getuigt pas van moed, om zonder hoop te leven.

Nu gaat het ons niet om de Griekse mythologie maar om de Bijbelse wijsheid, maar dat neemt niet weg dat er wel iets in zit. Hoop kan zo’n vorm aannemen, dat mensen zich helemaal verliezen in een droomwereld, hun ogen sluiten voor de werkelijkheid – omdat ze die te onaangenaam vinden of onverdraaglijk – en zich overgeven aan een niet-realistisch wensdenken. Ook dat kun je soms nog billijken – het kan een overlevingsstrategie zijn; maar dit is niet het soort hoop waar het in het geloof om gaat, dunkt me. Christelijke hoop is niet gericht op de vervulling van onze wensen. Het is het verlangen dat Gods werkelijkheid zich manifesteert. Uw Koninkrijk kome, Uw wil geschiede.

Hopen is ook meer dan het beste ervan hopen. Dat is een soort optimisme, dat de ene mens misschien wat meer heeft dan de andere mens – kwestie van karakter – maar dat dus sterk afhangt van je eigen vermogen of onvermogen. Het kan ook een vage algemeenheid zijn, waarmee we soms maar wat zeggen om niet te hoeven zwijgen. Laten we het beste ervan hopen. Ik vrees dat ik mezelf daar ook wel eens schuldig aan maak.

Maar hoop in gelovige zin, zoals Paulus erover schrijft, is gegronde hoop. Niet omdat je altijd blijft geloven in de kracht of het goede van mensen, maar vooral omdat je hoop hebt en hoop houdt op wat Gods geest kan bewerken, in en door mensen.
Hoop is uiteindelijk dat je verwacht dat er iets gebeuren kan wat voorbij je eigen mogelijkheden en onmogelijkheden ligt; dat de werkelijkheid open gebroken wordt door iets dat je niet zelf in de hand hebt, maar je geschonken wordt. Dat is christelijke hoop.

Paulus spreekt hier niet voor niets over de Geest, als het voorschot dat we hebben ontvangen. Over de Geest, die ons helpt in onze zwakheid. Die voor ons pleit ‘met woordloze zuchten’, een prachtig poëtische beeld. Nou ja, ik word al snel enthousiast van Paulus, maar dat is niet bij iedereen zo, begrijp ik ook wel. Maar echt, er zit hier zoveel moois in.

Hoop is voor Paulus verbonden met dat wat we nog niet zien, maar waar we wel zeker van mogen zijn. Dat is precies het geloof en dat past helemaal bij Advent, tijd van verwachting, van openstaan, van openheid.

‘Het geloof legt de grondslag voor alles waar we op hopen, het overtuigt ons van de waarheid van wat we niet zien’, dat is die befaamde omschrijving uit de Hebreeënbrief (13:1), niet van Paulus, maar wel even fraai.

De zekerheid van het geloof, dat is de zekerheid van de hoop. En die is dus altijd tegelijk kwetsbaar. Want je ziet het niet, of nog niet.
Het is er altijd maar in een glimp, een moment, het knapt in je handen als je het vast wilt pakken, het ontglipt je als je het op wilt sluiten.
Hoop is niet de doos van Pandora, het is het vermogen out of the box te denken en te doen.
Het is kwetsbaar, het is niet ons bezit. Wij hebben de hoop niet, dan creëer je je eigen wenswereld om je eigen verlangens heen. Nee, we hebben de hoop niet, we worden er steeds door aangeraakt, aangespoord, uitgedaagd. Het is precies die ongrijpbaarheid die Paulus naar mijn mening benadrukt. We wachten op het openbaar worden van de kinderen Gods. In deze hoop zijn wij gered.
En hij roept ons op om in die geest te volharden, om dat vol te houden.

Volhouden om met lege handen te blijven staan.
Volhouden om zonder zekerheid te leven, van de dag in de dag, met geen andere zekerheid dan die van het gelovig vertrouwen.
Volhouden om te blijven hopen op die andere wereld, op het geluk voor iedereen, op de dag van vrede en recht, op de komst van het Kind van het nieuwe begin – zonder dat je het ziet. Want wie hoopt er nou op wat hij al kan zien?, zegt Paulus.

Previous Post Next Post

No Comments

Leave a Reply