Bij zo’n zwaar onderwerp als vandaag, lijkt het mij goed om met een luchtig verhaaltje te beginnen. Misschien kent u het al.
Het is een oud joods verhaal, uit de Joodse gemeenschappen die ooit in het oosten van Europa volop levend waren. Het gaat over een wijze rabbi, die gewoon was om iedere week een openbare zitting te houden, waar iedereen kon komen om raad te vragen over dagelijkse problemen.
Op een dag komt daar een vrouw, die haar nood begint te klagen. De man met wie ze is getrouwd, daar is geen land mee te bezeilen. Hij verwaarloost haar. Hij luistert niet naar haar. Hij doet altijd wat hij zelf wil, zonder overleg. Kortom, rabbi, met die man valt niet samen te leven.
De rabbi zegt: ‘Als ik jou zo hoor, dan heb je volkomen gelijk’.
Maar dan komt de man naar voren. Hij begint over zijn vrouw. Die is altijd eigenwijs. Die doet nooit wat ze hebben afgesproken. Ze scheldt hem voortdurend uit. Hij kan nooit iets goeds doen. Kortom, beste rabbi, met dat mens valt niet samen te leven.
De rabbi zegt: ‘Als ik jou zo hoor, dan geef ik je volkomen gelijk’.
Maar dan staat één van de aanwezigen op en zegt: ’Eerwaarde rabbi, hoe kan dat nou? Is dat nu uw wijsheid die iedereen prijst? U geeft de vrouw gelijk en u geeft de man gelijk. Dat kan toch helemaal niet?’
Zegt de rabbi: ‘Ook u hebt volkomen gelijk’.
Deze overdenking is deels gebaseerd op een eerder gehouden preek over de landbelofte
Dit verhaaltje heeft me altijd aangesproken.
Je zou het vandaag zo maar kunnen toepassen op de actuele situatie in Israël.
Joden en Palestijnen. Ze kunnen niet met elkaar. Maar ze zijn wel tot elkaar veroordeeld. Dat wil zeggen, geroepen om op één klein stukje aarde samen te leven.
Ooit zal daar een oplossing voor komen. Dat moeten de politici doen. Het lijkt verder weg dan ooit, zeker nu met de actuele oorlog in Gaza en in Zuid-Libanon. Wat moet je daar van zeggen? Ooit zal er vrede zijn, dat moet wel. Maar of wij dat zullen meemaken?
Het gaat vandaag niet over politiek. Hoe zou dat ook.
Maar waar het vandaag wel over gaat, is over de zogenaamde landbelofte zoals we die in de Bijbel tegenkomen. Het volk Israël is onderweg in de woestijn, op weg naar het beloofde land. Onder leiding van Mozes zijn ze uit Egypte weggevlucht, weg van de slavernij, op weg naar het land van de vrijheid, het befaamde land van melk en honing. U kent die bijbelse beelden.
Vandaag horen we dat uit Deuteronomium.
Daar immers roept Mozes het volk in herinnering dat ‘de Heer uw voorouders heeft liefgehad en hun nageslacht uitgekozen, en Hij zelf heeft u met zijn grote macht uit Egypte bevrijd en ter wille van u volken verdreven die groter en machtiger waren dan u, om u hun land binnen te leiden en het u in eigendom te geven’ (Dt. 4: 37-38).
Hoe moet je dit soort teksten verstaan? Deze en andere vergelijkbare teksten, waarin door de Heer aan Israël het land wordt beloofd
Klinkt dat niet allemaal erg wrang, bij wat er vandaag gebeurt?
Is het niet een herhaling van de oude geschiedenis? Israël dat land inneemt waar al anderen woonden, zoals ooit in de geschiedenis, nu ook in de moderne tijd? Kolonisatie, zoals op de Westoever?
Of behoort dit land, van de rivier tot de zee, aan het volk Israël, omdat dat ooit zo aan Mozes en zijn volk, duizenden jaren geleden is beloofd? Is Israël de enige rechtmatige eigenaar? Maar wat dan met de Palestijnen die daar al eeuwenlang leven?
Kortom, wat moet je met zulke teksten vandaag…
Een eerste positie die ik zou willen noemen is meteen de radicaalste. Dat is: koppel het helemaal los. Die bijbelse teksten, leuk en aardig. Laat de theologen en de dominees en andere liefhebbers zich daarmee vermaken, maar ga geen Bijbelteksten gebruiken in actuele politieke discussies. Want voor ieder standpunt is wel een tekst te vinden; je komt er geen steek verder mee. Bovendien, op zo’n manier worden teksten misbruikt, als ze alleen bedoeld zijn om je eigen standpunt te verdedigen. Laat de Bijbel erbuiten.
Daar zit heel wat in. In de politiek moeten andere argumenten een rol spelen. Bijbelteksten vertroebelen de discussie. Hou het zakelijk.
Daar zit heel wat in, en toch is het dat volgens mij ook niet helemaal. Het is veel belangrijker, niet om de Bijbel niet te gebruiken maar om de Bijbel op een goede manier te gebruiken. Maar ja, dan is natuurlijk de grote vraag: wat is een goede manier.
Dat is vanzelfsprekend mijn manier, dat begrijpt u. Maar dat vindt de ander ook, en zo blijft het heen en weer gaan.
Zonder de pretentie dat ik de waarheid in pacht heb, of de definitieve uitleg van de tekst zou kunnen geven, toch een poging om de tekst over de landbelofte in een breder, bijbels perspectief te zetten. Niet als afsluiting van een discussie maar als ontsluiting van een gesprek.
Het bredere verband is het geheel van het boek Deuteronomium, dat zelf weer de afsluiting vormt van Thora, de eerste vijf boeken, het hart van de Joodse Schrift.
Deuteronomium (letterlijk: de tweede wet) is eigenlijk één lange redevoering van de profeet Mozes als het volk op het punt staat het beloofde land binnen te trekken. U kent het verhaal, veertig jaar hebben ze door de woestijn gezworven. Daar hebben ze op de berg Sinaï de geboden (thora) van God ontvangen, de Tien Geboden en alle andere voorschriften en regels en bepalingen en zo voort. Ze hebben veertig jaar lang in de woestijn geleefd, geleerd, zich voorbereid. De generatie die uit Egypte is getrokken is voorbij, een nieuwe generatie is nu klaar om het land in te gaan. Mozes heeft ze tot hier geleid, maar mag zelf niet meegaan – een nieuwe situatie heeft straks ook een nieuwe vorm van leiderschap nodig – maar dat laten we allemaal maar rusten.
Mozes brengt alle voorschriften weer in herinnering. Hij bindt het volk op het hart om zich daaraan te houden – dat is een terugkerend refrein. Als je leeft naar Gods geboden, Gods aanwijzingen voor het goede leven en het goede samen leven, dan zal het je goed gaan. Dan zul je voorspoed kennen. Dan zal het land je goedgunstig zijn, en zo voort.
De ironie is dat dat vaak in de geschiedenis niet zo is geweest. Dan kwam de klad erin. De koning en de leiders dachten alleen aan eigen belang. Ze hielden zich niet aan Gods geboden. Ze eerden andere goden, van macht en prestige en geld. Er heerste sociaal onrecht, de wees, de weduw en de vreemdeling – ook zo’n refrein – werden onderdrukt.
En die kennis was er al toen dit allemaal op schrift werd gesteld. Het is alsof Mozes hier spreekt met de kennis van achteraf.
In verband met de landbelofte, betekent dat een paar dingen.
Allereerst dat die landbelofte niet onvoorwaardelijk is. Ze is gekoppeld aan de opdracht om je te houden aan de juiste regels. Ook hier horen we dat: ‘Houd u altijd aan zijn wetten en geboden …. Dan zal het u en uw kinderen goed gaan en zult u lang leven in het land dat de Heer uw God u geven zal’ (vers 40).
Het land of de aarde is van God, volgens Bijbels besef. De aarde en haar volheid zijn des Heren, om het met de psalm te zeggen. Het is nooit het bezit van een bepaald volk of van een bepaalde groep, laat staan exclusief bezit. Wij mensen mogen op de aarde wonen, haar bewerken, haar tot bloei brengen, hoe je het ook noemen wilt. Wij worden geroepen om op Gods aarde en onder zijn hemel samen te leven, een goede samenleving op te bouwen. De aarde, het land, het is niet ons bezit, het is ons gegeven.
Er staat dan wel dat de Heer het ‘u in eigendom geeft’, in de vertaling. Maar eigendom betekent in dit verband gebruiksrecht en het schept bepaalde verplichtingen. Je kunt het eigendomsrecht ook verspelen, er zijn tal van profetische teksten die daar op wijzen, als het land niet goed wordt beheerd. Als men zich niet houdt aan de wetten en geboden voor het goede samen leven.
De Britse opperrabbijn Jonathan Sacks, hij overleed in 2020, heeft prachtige essays geschreven als uitleg bij de vijf boeken van Tora, inmiddels allemaal vertaald.
De ondertitel bij het boek Deuteronomium luidt veelbetekenend: boek van de samenleving.
Op de achterflap lezen we: ‘Mozes zet daarin de verbondspolitiek uiteen. Samenleven in het beloofde vrije land, moet gebaseerd zijn op rechtvaardigheid. Wetten zijn er om ieders vrijheid en welzijn te beschermen. Samenleven betekent: niemand mag vergeten worden en niemand staat boven de wet. Iedereen plukt de vruchten van de welvaart, en iedereen draagt zorg voor zijn naaste en voor de samenleving’ (einde citaat).
Als je dat op je in laat werken, kost het niet veel moeite om de spanning te voelen tussen dit – bijbelse – ideaal en de huidige situatie in het ‘beloofde land’.
Wat je daar ook verder van vindt, het rechtvaardigt in ieder geval stevige kritiek op de politiek van de huidige staat Israël. Dat is geen antisemitisme, maar zakelijke kritiek omwille van recht en gerechtigheid, juist voor de slachtoffers. Niet een verkeerd beroep op bijbelse teksten over landbelofte moet leidend zijn, maar de kaders van het internationale recht. En juist dat is misschien wel meer in lijn met wat in Deuteronomium het joodse volk en de hele mensheid wordt voorgehouden: geen vrede, geen welzijn, geen echte samenleving zonder gerechtigheid.
We lossen het vandaag niet op en je kunt er soms moedeloos van worden, van al dat dagelijkse nieuws over geweld en slachtoffers, de kinderen, over bange mensen in schuilkelders, over gebombardeerde scholen en ziekenhuizen, en wat niet meer.
Wat kunnen wij er aan doen?
In ieder geval, blijven geloven dat vrede mogelijk is, hoe ver weg het ook lijkt. Want oorlog en strijd worden door mensen gevoerd, net zoals vrede alleen door mensen kan worden gesloten.
In ieder geval, je laten blijven inspireren om te bouwen aan een betere samenleving, aan internationaal recht, om je uit te spreken, om het gesprek aan te gaan, in de politiek maar ook in onze eigen kerk, waar nogal eens oude sentimenten over het volk Israël een eerlijke benadering in de weg zitten.
In ieder geval, om je niet neer te leggen bij onrecht of discriminatie. Nooit. Nergens.
Ik eindig met een uitspraak van de Palestijns politicus en arts, Mustafa Barghouti, onlangs in Trouw (15/9), die ondanks alles blijft geloven in één staat waar Israëli’s en Palestijnen democratisch samen zullen leven.
Op de vraag Eén democratische staat met gelijke rechten vereist verzoening, vergeving, verantwoordelijkheid… Dat lijkt ver weg, antwoordt hij:“Natuurlijk lijkt het nu onmogelijk, maar wie had gedacht dat Duitsland en Frankrijk ooit vredig zouden samenleven in de Europese Unie na twee wereldoorlogen? De vraag is of we vrede willen. Ik heb een hele goede vriend, een van de beste musici in de wereld, Daniel Barenboim. Hij is Joods-Israëlisch. Hij zegt: soms is het onmogelijke makkelijker dan het moeilijke”.
Als ik dat hoor, zou ik zeggen: ook hij heeft volkomen gelijk.
1 Comment
Goedemorgen Bert, een hele mooie overdenking met de juiste woorden. Voor zover je van “mooi” kunt spreken in iets wat schier onoplosbaar lijkt.