Al het goede komt in drieën.
Je kunt het Onze Vader, het gebed dat we deze zondagen drie keer centraal stellen, ook in drieën verdelen.
We beginnen het gebed met de dingen die God aangaan. Laat uw Naam geprezen worden, uw wil gedaan, uw koninkrijk komen…
Daarna komen wij mensen aan bod, met onze zorgen en onze noden.
En vervolgens sluit het gebed met de drievoudige lofprijzing. Want van U is het koninkrijk, de kracht (of macht) en de heerlijkheid, tot in eeuwigheid.
Dankgebed, voorbeden en lofprijzing.
Vandaag gaat het over onze menselijke behoeften. Ze komen op de tweede plaats. Maar je kunt ook zeggen, ze maken het hart uit van het gebed des Heren.
We hebben het dan wel over het gebed zoals wij dat in de liturgie kennen. De versie die in het Lucasevangelie staat is niet zo uitgebreid en niet zo gestileerd. Bij Matteüs staat het al iets anders. Maar met name het slot, de lofprijzing, ontbreekt in de oudste handschriften.
Heeft Jezus dat dan niet geleerd? Dat kun je nooit meer precies nagaan. In ieder geval is de liturgische gewoonte al heel snel in de tekst geslopen. Dat is niet erg en op een bepaalde manier wel logisch. Bidden leer je niet uit de Bijbel, maar in de kerk, van elkaar en met elkaar, in de liturgie, in een levende gebedspraktijk.
Vandaag gaat het dus over het middengedeelte.
“Geef ons dagelijks het brood dat wij nodig hebben.
Vergeef ons onze zonden, want ook wijzelf vergeven iedereen die ons iets schuldig is.
En breng ons niet in beproeving” (Luc. 11: 3 en 4), maar red ons uit de greep van het kwaad.
Al het goede komt in drieën. Dus ook alles wat wij nodig hebben.
Nou kun je daar je eerste vraag bij stellen. Zijn dit nu werkelijk de grootste behoeften van ons mensen? Brood, vergeving en niet beproefd worden?
Als je mensen vandaag de dag vraagt waar ze het meeste behoefte aan hebben, dan weet ik niet of dat lijstje eruit komt rollen. Dan moet je misschien eerder denken aan zaken als: gezondheid, een leuke baan, een goed inkomen, betekenisvolle relaties, een leuk leven. En als we wat verder kijken dan onze eigen neus lang: vrede en veiligheid, een leefbare toekomst voor de komende generatie – ik noem maar wat.
Je kunt zeggen, in het gebed om het brood dat wij nodig hebben, zit dat allemaal al in. Brood is natuurlijk meer dan de eerste levensbehoeften. Dat is het ook en in andere tijden en in andere streken is dat lang niet vanzelfsprekend. Maar een mens leeft van meer dan brood alleen. Brood staat in de bijbel voor een leefbaar leven, dat is meer dan over-leven. Brood is dat wat je deelt met elkaar, alles wat wij doen en, belangrijk, wat wij laten, om het leven leefbaar en de moeite waard te maken.
In de Bijbel staan allerlei verhalen waarin die rijkere en diepere betekenis van ons dagelijks brood aan bod komt.
Eén van die verhalen gaat over het manna – het brood dat de Israëlieten leren eten in de woestijn. We hebben dat vanmorgen gehoord en dat is, omdat ik denk dat we uit dit verhaal iets kunnen leren dat licht werpt op de beden van het Onze Vader. Niet alleen die om het dagelijks brood, maar ook op de bede ‘breng ons niet in beproeving’.
Misschien hebt u het verhaal van het manna, net als ik, voor het eerst gehoord als kind, op school of uit de kinderbijbel. Het hoorde bij die wonderlijke verhalen over de tocht door de woestijn, van water uit de rots, kwartels die dood uit de lucht vallen en dan het manna. Verhalen van de tocht door de woestijn, op zichzelf al wonderlijk. Moet je je voorstellen, veertig jaar door die zandbak sjokken, voor een afstand die je in een kleine week flink doorstappen kunt overbruggen.
Later leer je die verhalen anders lezen en begrijpen.
Verhalen met een geestelijke betekenis, allereerst voor het volk van Israël. Het zijn verhalen uit Tora, uit de boeken die je wegwijs maken in het leven.
Als het volk begint te klagen, daar in de woestijn, nota bene nog maar kort na de wonderlijke bevrijding uit de slavernij van Egypte – het is allemaal zo menselijk – als ze beginnen te klagen en terugverlangen naar de gevulde vleespotten van Egypte, dan zegt de Heer tegen Mozes:
“Ik zal voor jullie brood uit de hemel laten regenen. De mensen moeten er dan elke dag op uit gaan om net zo veel te verzamelen als ze voor die dag nodig hebben. Daarmee stel Ik hen op de proef: Ik wil zien of ze zich aan mijn voorschriften houden” (Ex. 16: 4).
Als de Israëlieten het brood uit de hemel vinden, zeggen ze; Huh, wat is dat? – in het Hebreeuws: man na. Daar komt die naam vandaan.
Manna, huh wat is dat, dat is het brood dat ze in de schoot wordt geworpen. Zo voedt de Heer zijn volk. Maar, alleen als ze zich aan zijn voorschriften houden. Dat wil zeggen, je mag niet meer rapen dan je nodig hebt en je mag niks bewaren voor de dag van morgen.
“Sommigen luisterden niet en bewaarden toch iets – niets menselijks is de Israëlieten vreemd – maar de volgende morgen zat het vol wormen en stonk het” (vers 20). Uiterste houdbaarheidsdatum verstreken.
Iedere dag staat op zichzelf. Je leeft bij de dag, dat wordt hier weer eens geleerd. Behalve, de dag voor de sabbat, de zesde dag, dan mag je voor twee dagen rapen, want op sabbat wordt er niet gewinkeld.
“Toch gingen sommigen ook op de zevende dag op zoek – het zijn net gewone mensen, die Israëlieten – maar ze vonden niets” (27).
Ik denk dat je dit verhaal best met wat humor mag lezen. Met gein, afgeleid van het woord genade. De Heer leert zijn volk spelenderwijs. Er is genoeg voor ieders behoefte, maar niet voor ieders begeerte.
Het hemelse brood – het manna – is onderdeel van het leerproces, om een modern woord te gebruiken, dat het volk doormaakt tijdens die veertig jaar catechese in het zand.
Het speelt op de achtergrond denk ik mee in ons gebed om het dagelijks brood, of het brood dat wij nodig hebben, beide vertalingen zijn mogelijk.
Niet meer dan wat je nodig hebt. Niet om te verzamelen, in schuren en opslagplaatsen om je eraan te verrijken. Niet om je brood te verdienen (?) over de rug van anderen, door uitbuiting en onderdrukking, van mens en of schepping. Dat alles, al die moeilijke en lastige economische vragen komen in deze bede mee en spelen hun eigen rol. Bidden luistert nauw.
En het verhaal van het manna, is meteen ook een illustratie van wat bedoeld wordt met ‘beproeving’.
Leid ons niet verzoeking, heette het voorheen, en verlos ons van de boze.
Dat laatste ontbreekt overigens bij Lucas, maar staat wel in ons Onze Vader.
De huidige vertaling is in dit geval echt beter.
Red ons van het kwaad. Dat is wat anders dan de boze, soms zelfs met een hoofdletter. Want dan dacht je al gauw aan zoiets als de duivel, de verpersoonlijking van het kwaad. Haast een soort anti-god naast god, de macht van het kwade, met alle angstbeelden die daarbij horen en die soms in een zogenaamde christelijke opvoeding werden gecultiveerd. Maar dat is teveel eer. De duivel is in de Bijbel niet meer dan een randfiguur.
We bidden of God ons wil behoeden voor de macht van het kwaad en die kan zich op allerlei manieren manifesteren. We bidden of we de kracht mogen vinden om weerstand te bieden tegen de kwade neigingen in ons zelf, en de kwade invloeden van buitenaf. Niemand is daar van gevrijwaard of uit zichzelf immuun voor. Het is al heel wat als je je eigen zwakheden kent, soms leer je ze pas kennen door schade en schande.
Breng ons niet in zo’n beproeving dat we daarvoor vallen. Zo zou je het gebed kunnen weergeven.
Er zijn ook beproevingen, die je sterker maken.
Het verhaal van het manna is wat mij betreft daar een voorbeeld van. Bewust ook zo geformuleerd. De Heer reageert op de klacht van het volk met het brood uit de hemel. “Daarmee stel Ik hen op de proef: Ik wil zien of ze zich aan mijn voorschriften houden”.
Een wondergod zou manna in overvloed laten regenen en het daarbij laten.
In dit verhaal gaat het erom dat het volk leert – de woestijnreis is een ontdekkingstocht – hoe je samen omgaat met het brood dat je geschonken wordt. Hoe je en of je maat weet te houden. En dus ook van ophouden weet, de zevende dag.
Dat is een essentieel verschil.
Er zijn meer van zulke beproevingen, in Bijbelverhalen maar ook in je eigen leven, die je sterker maken, wijzer, evenwichtiger. Soms kun je zulke beproevingen ervaren als pijnlijke levenslessen. Niet dat je erbij stond te juichen, niet dat je het hebt opgezocht, maar nu je het hebt meegemaakt had je het toch niet willen missen. Iedereen die goed uit een crisis is gekomen, kan dat wellicht beamen, al is ieders verhaal ook weer anders.
Maar zo is het leven. Je leert, je groeit, van weerstand. En soms kun je in die tegenstand en tegenslag, hoe gek het ook klinkt, ook iets van God ontdekken. Niet een god die je in verzoeking leidt, maar die je er door heen leidt.
We bidden daarom niet om alles wat ons tegenzit weg te nemen. Niet om alle dagen zon en de wind in de rug. Dat zou irreëel zijn, haast kinderlijk. We bidden of God ons vast wil houden, ook in de diepste beproeving die het leven soms voor ons in petto kan hebben. Want er zijn beproevingen die een mens kapot maken, vermorzelen. Laat ons daarvoor gespaard worden. Red ons uit de greep van het kwaad!
Er is zoals altijd veel meer te zeggen over dit gedeelte uit het Onze Vader. En ik heb het nog niet eens gehad over ‘vergeef ons onze schulden’. Dat willen we en kunnen we ook niet in een paar zinnen afraffelen. Maar misschien dit ene, tot slot, als een open vraag.
Is de kracht van vergeving uiteindelijk ook niet dat je leert om de ruimte te scheppen, voor de ander en voor je zelf, om de zuigkracht van het kwaad te weerstaan?
Wie genadig is voor anderen en voor zichzelf, schept mogelijkheden om Gods genade, Gods gein, te laten bloeien. Iedere dag weer. Iedere keer dat wij dat nodig hebben.
AMEN
No Comments