Op 18 juni van het jaar 1914 kwamen overal in Europa mensen bij elkaar voor de jaarlijkse herdenking van de Slag bij Waterloo.
Dat zal ook in verschillende Nederlandse plaatsen zijn gebeurd.
Misschien dat er toen ook een burgemeester of een wethouder heeft gesproken. Een korte toespraak waarin herinnerd werd aan de verschrikkingen van de Napoleontische oorlogen. Met de gebruikelijke plechtmatige oproep: ‘Nooit meer Waterloo’.
Misschien dat er toen ook iemand van het organiserend comité bij was, die bij zichzelf dacht: ‘volgend jaar is het 100 jaar geleden – daar moeten we iets mee’.
Wie weet.
Wat ik wel weet, dat aan deze jaarlijkse herdenkingen plots een eind kwam. In dezelfde zomer van 1914, u kent de geschiedenisboekjes, klonk er het schot van Sarajevo en binnen enkele weken was het oorlog in Europa. De oorlog die in België en Frankrijk nog steeds ‘la grande guerre’ (de grote oorlog) wordt genoemd en die van 14 tot 18 woedde.
Daarna werd de Slag bij Waterloo vergeten. We hadden opeens een andere oorlog om te gedenken…
Vandaag is het 4 mei.
Het is ook de derde zondag van Pasen, daar kom ik zo op. Maar eerst 4 mei. De dag waarop wij ónze oorlog gedenken. Dat wil zeggen, de oorlog die steeds minder levenden hebben meegemaakt, maar waarvan de sporen en de verhalen altijd nog springlevend blijken. Je vraagt je weleens af, hoe lang nog. Welke oorlog zouden ze over 80 of over 100 jaar gedenken?
Er is de laatste weken weer veel aandacht voor. Ook voor het feit dat de herdenking van de oorlog en het vieren van de vrijheid op 4 en 5 mei altijd al omstreden is geweest en omgeven met discussies. Wie wel gedenken, wie niet? Alleen de gevallenen uit de Tweede wereldoorlog of ook militairen op vredesmissies sindsdien? Nederlands-Indië apart herdenken? De Holocaust? Moeten er wel of niet buitenlandse vertegenwoordigers bij?
Daarbij komt een ander ongemak. Het gevoel dat steeds meer mensen bekruipt dat het wrang is, misschien wel hypocriet, dat we ieder jaar plechtig bezweren: ‘Nooit meer. Nooit meer Waterloo. Nooit meer Auschwitz’.
We herdenken de ene genocide maar laten ondertussen de andere plaatsvinden. De Nederlandse regering kijkt weg, zoals veel westerse landen. De wapenindustrie, ook de onze, profiteert er alleen maar van.
Dat is ongemakkelijk, om het voorzichtig uit te drukken.
Je kunt zeggen dat je het ene niet zomaar met het andere kunt vergelijken. Dat is appels met peren. Het blijft belangrijk om stil te staan bij de offers die gebracht zijn voor onze vrijheid.
Zeker. Maar juist daarom kun je je ogen niet gesloten houden voor ander onrecht vandaag, of dat onbenoemd laten om zogenaamd ‘neutraal’ te blijven. Er zijn situaties waarin zwijgen zonde op ons laadt. Voor onze regering bestaat er geen rode lijn (dixit MP Schoof); voor de kerk toch wel, mag ik hopen.
Ik wilde dat vanmorgen met u delen. Mijn verlegenheid.
Dat is omdat het 4 mei is. Maar het is ook vanwege het evangelie van deze zondag.
En nee, dat is geen goedkoop bruggetje, om toch maar weer bij de Bijbel uit te komen. Tenminste, dat hoop ik niet.
Al weet ik aan de andere kant ook niet goed, wat ik hier anders moet doen, dan met u geduldig en zorgvuldig de Bijbel te lezen. Dat is toch waar we van leven?
Vrede zij met jullie.
Dat is de vredesgroet van Jezus zelf, die ons vandaag tegemoet klinkt.
Die heeft zich de afgelopen week bij de voorbereiding in mijn oor genesteld, een oorwurm zeggen de Duitsers, en die vredesgroet heeft een bijzondere klank gekregen. Want juist dat woord ‘vrede’ zegt iets en zegt veel, dunkt me.
Je kunt zeggen, en dat lees je bij veel commentatoren terug, dat die vredesgroet in die tijd een vrij algemene groet is. Zoals wij ‘moi’ zeggen als we elkaar tegenkomen, wenst de oosterling de ander ‘vrede’. Salam aleikum.
Dat mag zo zijn, maar toch staat het hier op een veelbetekenend moment en staat het er met de nodige nadruk.
Jezus groet zijn vrienden met vrede, op de dag van zijn verrijzenis, op de dag dat ze verbijsterd zijn, zoals er staat, door de verwarrende berichten en vanwege angst en twijfel die hen heeft bevangen. Ook dat wordt benadrukt: de angstige onzekerheid van de leerlingen.
Tegenover de angst, stelt Jezus zijn vrede.
Een beladen woord, geladen woord; ook in het verband van het hele evangelie. Alles staat met elkaar in verband. Aan het begin van het evangelie heeft het lied van de vrede geklonken in de nacht van zijn geboorte. Hier aan het einde klinkt de vredesgroet op de dag van zijn wedergeboorte.
De vredesgroet, de Pax Christi – die zo anders is dan de Pax Romana; ook dat is een verborgen ondertoon die in de boodschap van het evangelie doorklinkt. Zeker in de tijd dat dit geschreven is, voor de jonge gemeente, in een vijandige of tenminste onverschillige wereld. Niet de afgedwongen vrede van de macht, van het sterke Rome, maar de vrede van Christus.
Er komt nog iets bij.
Jezus staat in hun midden, horen we.
Ook dat is van belang. Het wordt in een vergelijkbaar verschijningsverhaal bij een andere evangelist (Johannes) eveneens benadrukt.
Jezus staat in het midden van de kring.
Hij vult als het ware met zijn verheerlijkte aanwezigheid de groep van geslagen en angstige leerlingen met nieuwe kracht, met vredeskracht.
Hij staat niet schuchter bij de deur. Hij tikt niet op het raam om aandacht te vragen, laat me binnen. Nee, Hij staat er, zomaar, midden tussen zijn vrienden. Midden tussen de mensen. En daar, vanuit dat hart van de gemeenschap, klinkt zijn vredesgroet. Vanuit dat hart gaat er vrede uit. Vrede, die de angst verdrijft.
Hij nodigt nadrukkelijk uit om zijn wonden te bekijken en te betasten.
Dat staat er ook om vage theorieën nadien, als zou het om een spookverschijning (een geest) gaan, de kop in te drukken. Vanaf het begin heeft de kerk de lichamelijke opstanding van Jezus beleden. Geen geestverschijning, maar menselijk in ons midden, lichamelijk, zoals wij geen mensen zijn zonder lichamen. Daarom ook dat Hij vraagt om wat te eten en dat er met nadruk staat dat hij dat voor ‘hun ogen op at’.
Maar meer nog dan dat, is nog iets anders van belang, dunkt mij. Als derde. Naast het belang van het woord ‘vrede’ en het feit dat Jezus in ‘het midden staat’, is dat het feit dat in deze passage, in deze ontmoeting en verschijning, alleen Jezus aan het woord is. Hij spreekt de vredesgroet uit. Hij nodigt uit om te tasten. Hij vraagt om wat te eten. Hij geeft tekst en uitleg daarna, alles wat in de Wet van Mozes, bij de Profeten en in de Geschriften – de hele joodse bijbel Tenach – geschreven staat en in vervulling moest aan.
Jezus is aan het woord en de leerlingen, wij, de kerk, is stil gevallen.
Dat wordt later anders, maar het lijkt mij een aspect dat van belang is om de diepte en de reikwijdte van deze woorden te verstaan.
En dan koppel ik dat ook weer aan de verlegenheid van ons vandaag, waar ik het eerder over had.
Jezus’ vredesgroet wordt geboren uit ons zwijgen.
Jezus’ komst met vrede en met zegen, vindt plaats in onze verlegenheid, doorbreekt onze angstige kring, breekt het als het ware open.
Van ons zelf zijn we opgesloten in ons zelf, in onszelf gekromd – zo noemde Luther dat. Een beeld van de zondige mens, gevangen in ons onvermogen.
Maar Jezus komt, in ons midden, en breekt de kluisters van onze gevangenschap open.
Dat is het bevrijdende van Pasen. Dat kunnen we zelf niet. Dat moet Hij doen.
Dood is, wat toegedekt wordt, wat opgesloten raakt, waar de luiken gesloten zijn en het uitzicht weg en de hoofden gebogen en noem het maar op.
Maar dan komt de Levende, in ons midden, en is er nieuwe energie, nieuw elan, wordt het leven gedeeld, wordt de angst verdreven.
Jezus zelf, die wij belijden als de Levende, verdrijft van binnenuit onze zwijgende, angstige verlegenheid.
Daar mag je op vertrouwen, ieder op een eigen manier. En dat kan in je leven werkelijkheid worden. Geloof geeft nieuwe moed. Moed om op te staan. Moed om te getuigen. Moed om de machten te weerspreken. Moed om niet meer mee te doen met de hypocrisie. Moed om voor vrijheid en vrede te vechten, als dat nodig is.
Ik sluit af met een tekst van Stef Bos, die ik onlangs ook gebruikt heb bij een kerkelijke bijeenkomst en die me tegen de achtergrond van dit alles passend lijkt:
Het wordt tijd
Om degenen die zwijgen
Aan het woord te laten
Het wordt tijd
Dat de bruggenbouwer
De wegen aanlegt
Waar wij gaan
Verlos ons van de leiders
Die ons naar de mond praten
Om stemmen te winnen
Die ze later doodzwijgen
Laat de stille torenwachter
Die de stad
Van bovenaf bekijkt
Zijn licht schijnen
Op de werkelijkheid
Laat ons luisteren
Naar het kind
Dat nog kan zien
Hoe de maan naar ons lacht
In het donker
We moeten terug naar af
Geloven in een wonder
En weer opnieuw beginnen
Met de verbeelding aan de macht
Alles moet over een andere boeg
De doden moeten stemrecht krijgen
Het wordt tijd het woord te geven
Aan degenen die zwijgen
(Stef Bos & Lieke Anna, Ruimte, Lannoo Tielt 2019)
No Comments