Overdenking

Nietigheid, Job 42: 1 – 6

Het is opvallend dat het tegenwoordig psychiaters zijn die ons als maatschappij een spiegel voorhouden. Misschien kent u de namen van Dirk De Wachter en van Paul Verhaeghe, beiden Vlamingen en beiden auteurs van diverse boeken en regelmatig in de media te vinden. Ze schrijven over het moderne individu, zoals ze die in hun eigen spreekkamers tegen komen. De mens die lijdt aan eenzaamheid, gebrek aan gemeenschapszin, die worstelt met burn-out en met zingevingsvragen. In ons eigen land is er Esther van Fenema, ook psychiater en ook auteur en mediageniek. Zij schreef vorig jaar het boek Het verlaten individu, met als sprekende ondertitel: Waarom voelen wij ons zo leeg?

Derde themapreek over ‘vergeten groenten’

Zij bouwt haar betoog op rond de zeven hoofdzonden, zoals hoogmoed, hebzucht, jaloezie, onmatigheid en zo voort (onkuisheid, woede, luiheid). Ze voegt daar zelf een achtste aan toe, de leegte.

In dat boek vond ik een terloopse opmerking over de ‘vergeten groenten’, die aanleiding is geworden voor deze drie thematische preken. Ze heeft het over kwaliteiten die ‘we’ vergeten zijn, maar waarvan geldt dat we er goed aan doen ze weer eens wat vaker op ons menu te zetten: schuld en schaamte; bescheidenheid en nietigheid.
We doen er goed aan, om ook onze eigen verantwoordelijkheid, onze eigen tekortkomingen onder ogen te zien. Schuld en schaamte. Niet alleen maar wijzen naar anderen, de schuld afschuiven, jezelf vrij pleiten, maar eerlijk je eigen rol onder ogen zien. Dat is één.
Daarnaast, het is niet verkeerd om wat bescheidenheid te oefenen. We maken ons breed in het maatschappelijk debat, we dragen met veel verbaal geweld onze mening uit – en de anderen, die er anders over denken, zijn sukkels, idioten, wappies of weet ik wat. We laten ons gelden, op allerlei terrein. Een beetje meer ingetogenheid, bescheidenheid, zou ons allemaal goed doen.
Dat is twee.
Maar dan nu het derde. Nietigheid. Is dat ook een deugd? Is dat ook iets dat we vergeten zijn en dat aanbevelenswaardig zou zijn? Maar wat bedoelen we daar dan mee? Wat is precies die nietigheid?

We weten allemaal wel, als we er even bij stil staan, dat we maar nietig zijn.
Soms realiseer je je dat, als je iets leest of ziet over het heelal bijvoorbeeld. Over de onvoorstelbare afstanden, over de grote leegte, over sterren die 900 x groter zijn dan onze zon en die binnenkort op het punt van ontploffen staan – las ik deze week. En binnenkort betekent in de sterrenkunde, binnen 100.00 jaar?!
Je beseft je nietigheid, als je op vakantie naar de bergen gaat, of midden op zee bent, of als je in een hevige storm of onweersbui verzeild raakt. Dat kan ik me voorstellen. Het is zelfs al zo als je al die depressies die met een noordwestelijke stroming worden aangevoerd, moet ondergaan. Wat doe je d’r aan?

De mens is maar een nietig wezen. Niet meer dan een broodkruimel op de rok van het universum (Lucebert).
Dat mag allemaal waar wezen, zeker. Als het leidt tot de bescheidenheid, waar we het de vorige keer over hadden, prima. Maar er zit ook een andere kant aan, die me wat minder makkelijk valt.
Nietigheid kan ook gemakkelijk misbruikt worden.
Als de een dat de ander voorhoudt.
Als de een daartoe de ander veroordeelt.

Nietigheid is niet niks. Nietigheid is geen nietsigheid. Het is niet: kop houden en gehoorzamen. Daar kan het gemakkelijk op uit lopen. Dan is nietigheid nietswaardigheid, en dat is een groot gevaar.
In 1994, bijna dertig jaar geleden was er de vreselijke genocide in Rwanda. Hutu’s tegenover Tutsi’, twee bevolkingsgroepen, waarbij de Tutsi’s massaal en gruwelijk werden afgeslacht. In de voorbereiding op deze gruwelen werden de Tutsi’s in de propaganda kakkerlakken genoemd, ongedierte. Minder dan niets.
En als we verder terug gaan in onze eigen geschiedenis, weten we hoe het de Joden is vergaan, nadat ze op een vergelijkbare manier ontmenselijkt waren.
Dat zijn allemaal heftige voorbeelden, maar het zelfde mechanisme begint al waar denigrerend en respectloos over anderen wordt gesproken, stereotypen worden uitvergroot. Waar mensen tot niets worden gereduceerd.


Tegen deze achtergrond van het dubbele gevoel bij het woord ‘nietigheid’, een paar opmerkingen over het verhaal van Job.
Eén van de boeiendste boeken uit de Bijbel, maar ook één van de weerbarstigste. Maar juist daarom zo boeiend.
Job, het verhaal van de rijkste man ter wereld, die in één dag alles kwijt raakt, zijn veestapel geroofd, zijn personeel gedood, zijn tien kinderen onder het puin van hun ingestorte huis. Job is niets meer.
Alles is hij kwijt, behalve zijn geloof. De Heer heeft gegeven, de Heer heeft genomen, de naam van de Heer zij geprezen. Totdat ook dat geloof gaat wankelen, Job losbarst in een klacht zonder weerga, zijn geboortedag vervloekt en God ter verantwoording roept.
In lange gesprekken met zijn vrienden komt hij er niet uit, totdat God zelf Job antwoordt. Een antwoord uit het onweer, een spervuur van vragen. Waar was jij, Job, toen ik God de aarde grondvestte?
Job wordt overdonderd door het verbale geweld van een God die zijn eigen schepping verheerlijkt, maar … die niet rechtstreeks ingaat op de klacht van Job.

Hij lijkt uit het lood geslagen.
‘Ik ben onaanzienlijk. Wat zal ik U antwoorden?
Ik leg mijn hand op mijn mond.
Ik heb eenmaal gesproken en zeg niets meer,
tweemaal – en doe er het zwijgen toe’
(Job 40: 2).

Job leert een lesje, een lesje in nederigheid. Alsof God zegt: Jij, Job, mensje, je stelt niets voor. Wat weet jij ervan, hoe ik de wereld bestuur. Wat denk je te bereiken met je vragen, met je klachten? Ken je plaats. Zwijgen en ja-knikken.
Job tot niets teruggebracht.

Het heeft er alle schijn van.
Dan volgt nog een tweede ronde waarin God zijn verbale spierballen toont.
En het laatste antwoord van Job, waarmee het gedeelte van de gesprekken in het boek eindigt, hoorden we ook.
‘Werkelijk, ik sprak zonder enig begrip, over wonderen te groot voor mij om te bevatten’, zegt Job.
Maar ook:
‘Ik héb U horen spreken, en nu heb ik gezien wie U bent.
Daarom zal ik verder zwijgen,
nu vind ik troost voor mijn kommervol bestaan’
(Job 42: 6).

Nu is er iets interessants met die laatste woorden van Job.
Tot voor kort werd hier zo vertaald dat Job zijn woorden herroept.
Dat hij dus als het ware al zijn voorafgaande klachten intrekt. Job komt in opstand, maar net op tijd is hij terug in het orthodoxe hok, om het zo te zeggen.
Die vertaling, die al hele oude papieren heeft, is tegelijk altijd dubieus geweest. Om kort te gaan, het lijkt erop dat het de vrome rabbijnen en later de orthodoxe christenen goed uitkwam om het zo te vertalen, maar dat de tekst zelf daar weerstand tegen biedt.
Er staat niet dat Job herroept, dat heeft er nooit gestaan. Dat zou inhoudelijk ook tegenstrijdig zijn, zeker ook met het verrassende slot, waarin Job door God wordt geprezen en zijn vrienden, die met allemaal vrome verklaringen kwamen voor het ongeluk van Job, een veeg uit de pan krijgen.
Job herroept niet, hij doet er het zwijgen toe. Dat is een veel eerlijker vertaling.
Hij zwijgt.
Het is hem genoeg geweest.
Zwijgen en ja-knikken?
Ik zou eerder zeggen, hij, Job, denkt er het zijne van. En wat dat is, wordt op een subtiele manier in het midden gelaten.

Job behoudt, zelfs in het verbale geweld van de Heer zelf, zijn waardigheid.
Job laat zich niet tot niets verklaren, hij houdt zijn rug recht.
Je kunt je zelfs afvragen of hij, Job, de gekwelde mens, niet de morele winnaar is van het geding.
Juist om die redenen, omdat de boodschap van dit wonderlijke boek niet eenduidig is, omdat het vragen openlaat en nieuwe vragen oproept, is het zo boeiend, dunkt me. Maar goed, u weet al dat ik een liefhebber ben…

Waar het om gaat is, dat nietigheid geen nietsigheid is.
Dat geldt voor Job, daarom is hij een held in het geloof, dat geldt voor ons gelovigen vandaag.
God wordt er niet groter van, als ik mij onnodig klein maak.
Vaak is het ons wel zo voorgehouden, maar dat is een misverstand, met soms noodlottige gevolgen. Gods grootheid communiceert niet met onze kleinheid, maar omgekeerd. Gods grootheid is dat Hij de mens groot maakt en God stelt er zijn eer in dat de mens tot haar recht komt. Het bijzondere is nu juist dat om de mens groot te maken, God zichzelf klein maakt, zich in Jezus zelfs tot niets laat reduceren. Hij, van wie gezegd wordt in een oud lied dat hij ‘de gestalte aannam van een dienaar … zich vernederd heeft en gehoorzaam werd tot in de dood, de dood aan het kruis’ (Fil 2). Dat is de omgekeerde wereld.

Nu terug naar Job.
Job heeft zeker geleerd van wat God hem allemaal geopenbaard heeft, de wonderen van de schepping, de grootsheid van heel de geschapen werkelijkheid, de planeten in hun banen en zoveel meer wat God zelf destijds nog niet kon weten, bij de toenmalige stand van de wetenschap.
Job heeft geleerd dat hij slechts een onderdeel is van het grote geheel, dat geen mens kan overzien, waarin we onze plaats hebben, wonderbaarlijk en verrassend.
Maar Job draagt zijn nietigheid met waardigheid. Hij blijft overeind.
‘Nu vind ik troost voor mijn kommervol bestaan’.

Er gaat iets troostends van uit, om je eigen nietigheid onder ogen te zien.
Tenminste, als je dat in het juiste perspectief kunt plaatsen.
Ik héb U horen spreken en ik heb gezien wie U bent, zegt Job.
In al onze nietigheid, zijn we niet betekenisloos voor de Ontzagwekkende. De Levende, die mij ziet zoals ik ben, dieper dan ik mijzelf ooit ken.

De vorige keer gebruikte ik het woord balans en dat doe ik nu, aan het einde gekomen, weer.
Het is met deze vergeten groenten zo dat je het allemaal wel in de juiste balans moet zien.
Schuld en schaamte, je kunt er zo aan onder door gaan, dat het je belemmert en belast.
Hetzelfde geldt voor bescheidenheid en voor nietigheid.
Overal waar te- voor staat, zei moeder vroeger al. Behalve tevredenheid? Nou ja.

Misschien zit het in die zin die ik al eerder gebruikte. Nietigheid is geen nietsigheid.
Nietigheid is niet niks.
Het is een heilzaam besef, een verantwoord inzicht, dat je deel bent van een groter geheel. Dat de wereld niet om jou draait, dat het niet van jou afhangt, maar dat het wel op jou aankomt.
Ieder mens, ieder levend wezen, doet er toe.
Niets is niks of voor niks. We hebben allemaal onze waarde en we kunnen allemaal van betekenis zijn.

Previous Post Next Post

No Comments

Leave a Reply