Overdenking

Nederig van hart(e), Matteüs 5: 3 en I Kor. 1: 18-31

In 1968 trokken Russische tanks de hoofdstad van toen nog Tsjechoslowakije binnen. De Praagse lente vond een bloedig einde. De tanks namen het Nationaal Museum onder vuur. De Russische soldaten waren onbekend in de stad. Ze dachten dat in dit gebouw, het grootste en mooiste van de stad, de regering wel zou zitten, maar dat was niet zo.

Ik las deze anekdote in een boekje van Oksana Zaboezkjo, een Oekraïense schrijfster, die een vlammend essay heeft geschreven naar aanleiding van de oorlog in haar land. Ze gaat daarin dieper op de Russische agressie in. De oorlog van Rusland tegen haar land is niet vorig jaar begonnen, maar al veel eerder, betoogt zij, in 2014, en zelfs al nog veel langer daarvoor.

In 2014 trokken Russische provocateurs in Charkiv naar het stadstheater, ook het mooiste en grootste gebouw van de stad, vanuit dezelfde vooronderstelling als de Russen in Praag in 1968. Daar zal het stadsbestuur wel zetelen. Maar ze vergisten. Ze bestormden zonder het te weten, het theater, het huis van schoonheid en cultuur.
Zaboezkjo noemt dat met zoveel woorden de logica van het machtsdenken. De macht, het gezag, de hoogste instanties: die zitten in de mooiste, grootste gebouwen – de logica dat macht per definitie zich ook als macht wil laten gelden, laten zien.

Toen ik dat las, met in het achterhoofd de teksten van deze zondag, viel deze passage mij op. U voelt misschien wel aan waarom.
Want dit is inderdaad de logica van de macht, zoals het er in de wereld aan toegaat en eigenlijk in alle tijden aan toe is gegaan. De macht, dat is het allerhoogste, die zetelt aan de top. Die richt grote gebouwen op, piramides, tempels, paleizen, om zijn macht te laten zien. Om indruk te maken. Om zich breed te laten gelden. Soldaten op straat. Terreur en intimidatie.

Maar daar tegenover stelt het christelijk geloof, daar tegenover stelt Jezus zelf, een heel andere manier van denken en doen. De kracht van God, is de dwaasheid van het kruis, schrijft Paulus. Het dwaze van God is wijzer dan mensen; het zwakke van God is sterker dan mensen.

Als Jezus begint met zijn onderwijs (Mat. 5: 1 – 11), de mensen om zich heen verzamelt aan de voet van de berg, als eens Mozes, dan begint hij met de mensen die doorgaans achteraan komen, of niet eens vermeld worden: de mensen nederig van hart, de zachtmoedigen, de vredestichters en zo voort, de zaligsprekingen. Zij worden naar voren gehaald en gelukkig geprezen. Wie nakomt gaat voorop.

Vanmorgen gaat het over machtsdenken, maar dan vanuit bijbels perspectief.
En het eerste en het belangrijkste dat je dan moet zeggen is: daar is het perspectief radicaal omgekeerd.

Nog niet zo lang geleden hebben we de kerstverhalen gehoord. De koningen uit het oosten, die de ster hadden gezien, ze gingen op zoek naar het koningskind, eerst naar Jeruzalem, naar het koninklijk paleis – koningen onder elkaar. Daar zal de macht wel zetelen. Maar daar moesten ze niet zijn.
Het is haast een identieke scène als waar we mee begonnen, als in Charkiv, als toen in Praag. Ze waren echter aan het verkeerde adres. De koning van de vrede, woont niet in gouden paleizen, niet in het centrum van de macht, maar wordt geboren in een schamel onderkomen op het platteland, ver weg van de hoofdstad.

Het is maar één voorbeeld uit het zelfde evangelie (Mat. 2: 1 – 11), een klein verhaalmotief, maar het is echt bijbels. Zo begint het verhaal van Jezus. Het verhaal van de gekruisigde. Die zelf later zijn leerlingen voorhoudt: de belangrijkste onder jullie zal jullie dienaar zijn. Wie zichzelf verhoogt zal worden vernederd, en wie zichzelf vernedert zal worden verhoogd (Mat. 23: 11 – 12).

Gelukkig wie nederig van hart zijn, want voor hen is het koninkrijk van de hemel.

Nu zit er ook een andere kant aan.

Want hoe mooi dat bijbelse motief ook klinkt, en hoe duidelijk het ook een doorgaande lijn in de bijbelse verkondiging is, van de bevrijding van een slavenvolk tot de dwaasheid van het kruis, de paradox is dat de kerk waar die verkondiging wordt doorgegeven, in de geschiedenis zelf dikwijls een bolwerk van macht, van wereldse macht is geweest, en misschien nog wel.

In de tijd van Paulus was dat nog niet zo. Hij schrijft aan de gemeente in Korinte, een grote Griekse havenstad, een smeltkroes van mensen overal vandaan, knooppunt van handelsverkeer, van in en uitvoer. De gemeente daar, een samenraapsel van mensen overal vandaan, is een klein clubje. Verwaarloosbaar klein in die grote stad. En ze hebben het druk met elkaar, er is onenigheid in de gemeente – vertel eens wat nieuws? – daar hoeven we het nu niet over te hebben, maar dat is wel de achtergrond van deze brief. Paulus doet een brief lang zijn best om de eenheid te herstellen. In dat kader staat zijn boodschap van het kruis, het zwakke kruis – om de sterken, ook degene die zich in de gemeente sterk wanen, of beter, of hoger, subtiel de les te lezen.

Maar goed, de gemeente toen en daar is een klein clubje getrouwen – zonder enige maatschappelijke macht, laat staan politieke invloed.

Dat alles verandert een paar eeuwen later, als het christelijk geloof van vervolgde religie de staatsgodsdienst wordt – keizer Constantijn. Toen is het volgens sommigen mis gegaan. ‘De zondeval van het christendom’. Toen kerk en staat elkaar vonden en in de eeuwen daarna een machtsfactor vormden – het christelijke Europa.

Nou ja, dat is allemaal geschiedenis. Maar het is belangrijk je geschiedenis te kennen. Dat is precies wat de Oekraïense Oksana Zaboezkjo betoogt om te begrijpen wat in haar land gebeurt. Het geldt ook voor ons christenen.

De kerk als machtsfactor.
Dat is niet alleen geschiedenis. Ook zelf dragen we daar misschien wel de sporen van. Het ligt er een beetje aan hoe je daarin bent opgevoed. De kerk die bepaalde wat en hoe je moest geloven, op gezag. De kerk die, via de dominees en de ouderlingen en je eigen ouders, invloed en macht uitoefende tot diep in het persoonlijk leven: Zo hoort het. Zo moet het. Waarom? Daarom! Omdat de dominee het zegt, of de Bijbel het leert, of …
En nog steeds komen macht en machtsmisbruik in kerkelijke gemeenten voor. Tot onze schaamte.

Dat gaat soms heel geraffineerd en heel subtiel. Onder de schijn van vroomheid en oprechtheid.
Om één voorbeeld te geven, aan de hand van de eerste van de zaligsprekingen, Gelukkig wie nederig van hart zijn…
Dat woord ‘nederig’. Voorheen vertaalde men ‘armen van geest’. Dan lag het misverstand op de loer dat het zou gaan om mensen met beperkte verstandelijke vermogens. Maar ‘nederig van hart’ roept ook gemakkelijk misverstand op. Het is ook maar net hoe je zo’n woord hoort.

Nederig zijn, dat kan een oprechte deugd zijn. Iemand die prettig bescheiden is, op de achtergrond, maar wel degelijk aanwezig. Maar niet altijd als haantje de voorste of met de mond vooraan. Dat zijn fijne mensen, vaak.

Maar misschien heb je dat vroeger thuis al te vaak gehoord: wees jij maar de minste. Je mocht niet boos worden. Moeder was ook niet boos, ze was verdrietig. Nou ja, ik weet niet wat erger is. Boosheid, verontwaardiging, ook oprechte verontwaardiging, werd onderdrukt. Stil maar, wees maar de wijste, schikken en slikken.
Dan wordt de oproep tot nederigheid een vorm van gewetensdwang, van machtsmisbruik. Je gevoel zegt iets anders dan je gedresseerde gedrag laat zien, met alle frustraties van dien.

Nederigheid is dus niet altijd een deugd.
Nederig kan ook zijn, al te onderdanig. Dan regeert de angst. De angst om er te mogen zijn, je mening te geven, je te laten horen en zo voort. Je hebt mensen die zichzelf zo wegcijferen dat ze als het ware zeggen ‘sorry dat ik besta’. Ze zijn zo bescheiden dat ze daardoor weer irritatie op kunnen roepen. Zoals je een hond die voor je kruipt geneigd bent nog een schop na te geven. Ik weet niet of u dat gevoel kent.

Er is een nederigheid waarmee je jezelf tekort doet.
En dan is het ook nog eens, zo subtiel kan het onder mensen gaan, dat zo’n ogenschijnlijke bescheiden nederigheid eigenlijk gebruikt wordt om zich moreel boven de ander te verheffen. Kijk eens hoe bescheiden ik ben. ‘Let maar niet op mij! Wat ik doe stelt niets voor’. Als je dat maar vaak genoeg roept, dan gaat iedereen vanzelf op je letten…

Nederig van hart.
Wat opvalt is dat Jezus niet oproept om dat te worden. Hij heeft straks in wat de Bergrede heet, van alles te zeggen over hoe je zou kunnen handelen. Dan geeft hij onderricht.
Maar hij begint met het zalig spreken, met het gelukwensen, feliciteren, van de mensen die zo zijn. Die van zichzelf zo zijn, zo doen van nature. Anders dan de machthebbers in hun paleizen en grote gebouwen. Jezus spreekt hier tot de mensen van het volk, de am-ha-erets in het Joods, de gewone mensen. Dat is de kring waarin hij zich bij voorkeur begeeft, zijn natuurlijke habitat. De velden van Galilea, het buitengebied, in een meer dan letterlijke betekenis.

De zaligsprekingen, zo noem ik ze toch maar even, zijn bedoeld, dunkt me, om juist deze mensen een hart onder de riem te steken. Jezus is gekomen in alle eenvoud, om de eenvoudige mensen, de mensen zonder pretenties, zonder wereldse macht, mee te nemen in zijn droom van het koninkrijk, het rijk van de koning. Een andere macht. De macht van de liefde. De kracht van het dwaze kruis, om het in Paulus’ termen te zeggen.

Gelukkig de treurenden.
Gelukkig de zachtmoedigen.
Gelukkig wie hongert en dorst naar gerechtigheid.
Gefeliciteerd, jullie barmhartigen, de mensen zuiver van hart.
Wie vrede sticht of wie zijn nek uitsteekt voor de zaak van gerechtigheid.
Voor jullie is het koninkrijk van de hemel, Gods nieuwe aarde.

Het echte leven, is niet de zucht naar macht, invloed, geld, rijkdom, aanzien, prestige.
Het echte leven, het goede leven, is het zoeken naar vrede en gerechtigheid.
Het is het leven in het spoor van Jezus, de gekruisigde en opgestane Heer. Hij die leeft en ons het leven geeft.

AMEN

Previous Post Next Post

1 Comment

  • Reply kees verdouw 30/01/2023 at 13:16

    Dank

  • Laat een antwoord achter aan kees verdouw