Overdenking

Mijn juk is zacht, Mat. 11: 25 – 30

Het juk is uit ons straatbeeld verdwenen.
Je komt het hooguit nog tegen als decoratief element, opgehangen aan de muur, bij voorkeur tegen schoonmetselwerk, in een semibungalow van een melkveehouder in ruste.
Maar er is niemand meer die het gebruikt als gereedschap. Dat is lang geleden.

Tegelijk is het juk nog levendig aanwezig in onze taal. In de figuurlijke betekenis weet iedereen wat het betekent als je een zwaar juk moet dragen. In zegswijzen blijven dingen soms bestaan, die al lang niet meer in het dagelijks leven voorkomen.

Misschien komt dat ook wel door de uitspraak van Jezus die we vanmorgen gehoord hebben: ‘mijn juk is zacht en mijn last is licht’. En het daaraan voorafgaande: ‘Kom bij Mij, jullie die vermoeid zijn en onder lasten gebukt gaan, Ik zal jullie rust geven’. Bij velen geliefde woorden. Het is in christelijke kring haast een vaste zegswijze geworden. Woorden die troosten.

Maar, is het ook zo? Ervaren we het ook zo?
Jezus zegt wel, mijn juk is zacht en mijn last is licht. Maar er zijn veel gelovigen die het toch anders ervaren. Voor wie het geloof eerder een last is, een plicht (zondagsplicht?), dan dat het licht zou zijn of rust zou geven, integendeel.

Het ligt er natuurlijk maar helemaal aan uit wat voor nest je komt. Maar voor veel mensen was / is geloof toch vooral iets dat belast is met allerlei dingen die je moet, en niet mag. Met regels en voorschriften en met geboden en verboden.
Zeker, dat was vroeger. Dat is inmiddels wel uit het dagelijks straatbeeld van de kerk van vandaag verdwenen, zegt u. Maar zo’n achtergrond kan diepe sporen achterlaten. Je raakt het nooit helemaal kwijt.

Het zit er diep in. Verantwoordelijkheidsgevoel. Je moet toch klaar staan voor een ander, die het altijd erger heeft dan jij. Je moet immers je naaste liefhebben; aardig zijn voor iedereen; bereid zijn om je in te zetten als er een beroep op je gedaan wordt; vluchtelingen helpen en vandaag, bewust en duurzaam leven, en weet ik wat je allemaal nog meer moet … wil je het goed doen, immers?
We hebben veel van de geboden van vroeger – die malle regels over de zondagsrust bijvoorbeeld – vervangen door andere, nieuwe, soms zelf opgelegde geboden. Maar de onderliggende structuur is hetzelfde. Geloven, of bij de kerk horen – naar de kerk gaan! – is vooral iets van regels, ook al heb je ze jezelf opgelegd. Je moet van alles, vind je.

En niet zonder reden. In de bijbel staat van alles wat ons voorgehouden wordt, over hoe te leven. Jezus zelf doet niet anders.
Hij kan hier wel zeggen, mijn juk is zacht en mijn last is licht.
Maar in ditzelfde evangelie staat ook de Bergrede. Daarin geeft Jezus zijn eigen uitleg van de geboden van God, zoals die in zijn joodse traditie gelden. U kent het stramien. ‘Jullie hebben gehoord dat gezegd is: pleeg geen moord. Maar ik zeg je, ieder die boos wordt op een ander, of hem of haar uitscheldt, is al bezig de ander te vermoorden. Jullie hebben gehoord dat gezegd is: je moet je naast liefhebben, maar ik zeg je: je moet zelfs je vijand liefhebben en je moet bidden voor wie je vervolgen’. En zo voort.
Als de aloude wet al een last was – en veel mensen in Jezus’ tijd ervaren dat zo – dan doet Jezus er nog een schepje bovenop. Hij legt de lat nog wat hoger. Onbereikbaar hoog? Hij gaat nog een stap verder, een tweede mijl. Te ver?

In ieder geval, je kunt je vraagtekens zetten bij de woorden van vandaag. Hoezo, mijn juk is zacht en mijn last is licht.
Wil je werkelijk ernst maken met de leefregels van Jezus, dan is het toch nooit genoeg? Er is toch geen mens die daar aan kan voldoen…?

We hebben hier echt een punt, omdat het gaat om een spanning die met het geloof gegeven is. Het is belangrijk om de goede accenten te zetten en om de accenten goed te zetten. Dat kan een wereld van verschil uitmaken. Of je het geloven ervaart als een last, of juist als een bevrijding. Of we gevangen blijven in het wetticisme, zoals dat wordt genoemd. Een geloof van regeltjes en voorschriften, of dat je het geloof in Jezus werkelijk kunt beleven als een bevrijdende ervaring, een lichte last, een bron van rust, en vertrouwen, en geborgenheid.

Alles komt aan op de juiste volgorde.
Heel vaak beleven we ons geloof voorwaardelijk. Als je dit en dat doet, of als je zus en zo gelooft, dan… dan vindt God je lief, dan hoor je erbij, dan mag je meedoen.
Eigenlijk precies zo als mensen vaak met elkaar omgaan, of zoals het er in een gezin aan toe kan gaan. Kinderen voelen dat feilloos aan. Als je eerst aan van alles moet voldoen, om de waardering of de genegenheid of de goedkeuring van je ouders te krijgen, dan legt dat een druk op je die je een heel leven met je mee kan dragen. Want, het was niet gauw goed, of het was misschien wel nooit goed genoeg…  Als waardering en erkenning voorwaardelijk is, dan ligt er een groot risico voor ontsporing op de loer.

Dat geldt ook op andere terreinen. Op school. Op je werk. Het kan vriendschappen vergiftigen of familierelaties verstoren. Voor wat, hoort wat.

Als dat principe ook in de godsdienst wordt gehanteerd, dan gaat het in de kern al mis.
Daar is de geschiedenis vol van, ook in onze eigen traditie. Van voorwaardelijk geloof. Misschien gold dat ook voor het jodendom in Jezus’ tijd, dat is een discussie op zich. Dat speelt hier natuurlijk in de tekst mee, maar wij hebben er vandaag mee te maken. Het is op een bepaalde manier van alle tijden, dat wij de volgorde omkeren.

Het bevrijdende van Jezus is nu, dat Hij ons weer bij de oorsprong bepaalt.
Gods liefde voor jou gaat aan alles vooraf.
Dat is het eerste en het voornaamste, het begin van alles.
Onvoorwaardelijk.
Voor alles uit.

De liefde van God voor ons is zonder voorwaarden, maar niet zonder consequenties. Het is van het grootste belang deze volgorde goed in het oog te houden.
Geen voorwaarden vooraf, wel consequenties achteraf.

Jezus geeft ons inderdaad het nodige huiswerk, in zijn Bergrede en door heel het evangelie heen. Hij leeft ons een leven voor waar we nooit aan kunnen tippen, zeker.
Maar het allereerste woord in heel die Bergrede zijn de zaligsprekingen en dat is niet voor niets. Dat is niet een aardig opstapje of een leuke binnenkomer. Het is essentieel dat Hij zo begint.
Zalig / gelukkig wie nederig van hart zijn
Gelukkig de zachtmoedigen
Gelukkig de barmhartigen … de vredestichters …

De mensen die naar de opvattingen van die tijd – maar eigenlijk van alle tijden – achteraan komen, worden door Hem vooraan gezet, in het zonnetje van Gods genade.

Zoals Jezus op andere plaatsen in dit zelfde evangelie begaan is, met ‘de schapen zonder herder’ , medelijden heeft met wie ‘uitgeput en hulpeloos zijn’ (9: 36), met de ‘geringe mensen’ (10: 42)  of de armen (11: 5b).
Hier komt dat samen, als er Jezus in een opmerkelijk lofprijzing de Vader dankt: ‘omdat U deze dingen voor wijzen en verstandigen verborgen hebt gehouden, maar ze aan eenvoudige mensen hebt onthuld’ (vers 25).

Wijzen en verstandigen, dat is in Jezus’ mond geen compliment.
Dat zijn vaak de mensen die vanzelf vinden dat ze wijs, verstandig, weldenkend en redelijk zijn, en ondertussen neerzien op anderen. Denk aan de Farizeeër en de tollenaar.

Eenvoudige mensen, dat zijn niet de simpele zielen, maar dat zijn mensen die met lege handen voor God durven komen, omdat ze weten, diep van binnen, dat alles in dit leven genade is, godsgave, dat ze niets hebben in te brengen maar ook niets hoeven in te brengen, dan open handen om te ontvangen.

Geloven is steeds weer die essentiële levensles je eigen maken. Zoals we dat doen aan de tafel van de Heer.
Dat maakt het leven licht, lichtvoetig, niet lichtvaardig.
We leven van wat ons geschonken wordt, overvloedige liefde. Om daar in te staan, om daar in te gaan en royaal van uit te delen.

Previous Post Next Post

1 Comment

  • Reply kees verdouw 09/07/2023 at 16:39

    Nogmaals dank. Heb hier veel aan.

  • Leave a Reply