Het is niet zo wonderlijk om in de Advent het verhaal te lezen van de aankondiging van Jezus’ geboorte. Maar het wonder is dit jaar wel erg groot. Vanmorgen om 10 uur horen we de geboorte van Jezus aangekondigd, en vanavond om 10 uur is het kind er al.
Traditioneel viert de kerk de aankondiging van de geboorte op 25 maart. Uiteraard, want dat is precies 9 maanden voor 25 december. Het kindje Jezus, dat begrijpt u, wordt natuurlijk keurig op de uitgerekende datum geboren, voor God geldt: afspraak is afspraak. Of zoals het zo mooi klinkt in die Engelse caroll: Mary’s boy child Jesus Christ was born on Christmas day.
Die hele kwestie van de datum komt in de Bijbel niet voor. Dat is een verhaal apart. In het verhaal van Lucas wordt uitgebreid verteld over de aanloop naar de geboorte van Jezus. En we begrijpen allemaal wel dat die verhalen minder van doen hebben met historische precisie of datering. Lucas wil ons iets laten voelen van de bijzondere aard van deze geboorte. God gaat iets nieuws beginnen. Hoop voor alle mensen, voor Maria het eerst. Dat klinkt in alles door en dat is de onderliggende betekenis die in deze bijzondere verhalen schuilt.
Lucas vertelt over de geboorte van Johannes, de voorloper en over de geboorte van Jezus, en hij vertelt het in opmerkelijke parallellie. Straks zingen we een lied (464) waarin die verhalen terugkeren, van Zacharias in de tempel, van de oude Elisabet, van haar nichtje Maria en zo voort. Verhalen die in elkaar grijpen:
Telkens is er een boodschapper vanuit de hemel, een engel, Gods boodschappenjongen, die het aan komt kondigen.
Telkens is er een mengeling van ongeloof en verbazing, bij Zacharias in de tempel, bij Maria. Telkens maakt de engel zich bekend met de woorden ‘wees niet bang’ – iemand zou dat ooit hebben geteld, al die keren dat die woorden in de bijbel staan, en hij kwam op 365 uit: voor elke dag één; ik heb het niet nageteld, maar u begrijpt de boodschap.
Wees niet bang, Maria, God heeft je zijn gunst geschonken. Je zult zwanger worden en een zoon baren en je moet hem Jezus noemen (vers 31).
We zijn geneigd om te denken dat bij zo’n bericht iedere vrouw een gat in de lucht springt. Ik ben zwanger. Toch, jaarlijks raken in Nederland 30.000 vrouwen ongewenst zwanger. Zwanger worden is niet voor iedereen altijd een droom, soms een nachtmerrie. Zou het dat ook niet voor Maria zijn?
Stelt u zich eens voor, Maria, de dag na haar ontmoeting met Gabriël. De morning after zeg maar. Maar dan zonder pil, dus.
Zie die jonge vrouw, Maria, Mirjam, een meisje nog maar, door de straten van haar stad gaan. Zij weet iets wat niemand anders weet. Ze draagt een geheim met zich mee. Wat zei die engel ook al weer? Je bent begenadigd. Nou, mooi gezegend ben je. Want zij draagt wel een geheim met zich mee, een kiem van leven, maar met wie kan ze dat delen? Wat zullen de mensen wel niet zeggen, haar familie, wat zal Jozef er van vinden. Ze zullen proberen de schande zoveel mogelijk te bedekken. Ze zullen hun hoofd schudden, met een mengeling van verontwaardiging en medelijden. Dat arme wicht… En wat sneu voor die jongen, kom, hoe heet hij ook al weer? Dat zullen de mensen zeggen … achter haar rug om, natuurlijk … maar toch. Ze weet wat de mensen er van zullen denken, maar weet ze zelf al wat ze er van denken moet?
Het is niet altijd een voorrecht om uitverkoren, te zijn. Het volk van Mirjam – Maria weet daar van mee te praten, is het niet?
Is Maria blij met de boodschap van Gabriël? Of wordt ze meteen in beslag genomen door zorgen, door wetten en praktische bezwaren? Je zou zowel het een als het ander je goed voor kunnen stellen. Maar de bijbel legt geen grote nadruk op dat soort dingen. Het is geen emotielectuur.
Waar het verhaal wel alle nadruk op legt, is dat Maria zich ontvankelijk verklaart voor die toch wel wonderlijke boodschap. Zij stelt zich open. Zij hecht geloof, dat is vertrouwen, aan de woorden van de engel Gabriël.
Als je ook maar één moment je probeert in te leven in dit meisje, dan is dit haast niet voor te stellen. Dat zij zich bereid verklaart. ‘De Heer wil ik dienen; laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd, of ‘Mij geschiede naar uw woord’, dat is niet een reactie die je verwacht. Zij verklaart zich bereid om deel te nemen aan Gods geschiedenis, aan Gods komen in deze wereld, dat alles op zijn kop zal zetten. Dat is haast nog ongelooflijker dan een maagdelijke geboorte.
In de Advent, gaat het over dat vermogen om te ontvangen, om open te staan. Openheid voor het leven. Om ontvankelijk te zijn voor het nieuwe begin dat in het kind, in het nieuwe leven zich van Godswege aankondigt. Misschien gaat het er wel om het kind in jezelf weer terug te vinden.
Maria’s bereidheid is als een open hand. Zij staat open voor dat nieuwe leven, het nieuwe begin van Godswege. Zo is zij vruchtbaar, zo gezegd. De Heer wil ik dienen. En, zegt ze, laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd. Of, Mij geschiede naar uw woord. Omdat wij de aanvoegende wijs niet meer begrijpen, is dat nu anders vertaald. Toch is daarmee wat essentieels verloren gegaan.
Mij geschiede naar uw WOORD, staat er.
En dat rijmt op de laatste woorden van de engel, als deze zegt: geen WOORD dat van God komt blijft krachteloos. Ook dat is helaas in de vertaling verloren gegaan. Nu staat er: voor God is niets onmogelijk. Dat is ongeveer hetzelfde maar wat er verloren is gegaan is nu juist dat WOORD. Geen Woord dat van God komt blijft zonder uitwerking.
Maria’s reactie is een ant-woord op het Woord van de Heer bij monde van de engel Gabriël. Zij hecht geloof aan het woord, niet aan wat er gezegd wordt, maar aan het woord, aan het Woord dat spreekt met macht, dat Woord dat Daad is, woord dat bevrijding belooft en doet.
Zo klinkt Gods woord door heel de geschiedenis van haar volk heen, en zo verstaat zij het ook hier en nu.
Zo zal straks dat kind dat zij nu onder haar hart draagt, het Woord zijn, mens geworden Woord van God, Woord van bevrijding, van vrede en recht, van heil.
Dat woord is het wonder, het grote wonder, dat openingen brengt, nieuw begin schept.
Dit tafereel van de aankondiging van Jezus’ geboorte is talloze malen verbeeld. Vaak volgens een vast patroon:
Maria is de ontvangster, passief, ze wordt zittend afgebeeld.
De mannelijke engel Gabriël staat, hij is actief, hij brengt de goede boodschap.
Krachtige stereotypen die onze blik bepalen.
Hier wordt als je goed kijkt een ander beeld opgeroepen. Een beeld waarin de vrouw, een meisje nog, actief opstaat, zich zelfbewust bereid verklaart om dienstbaar te zijn aan Gods komen in deze wereld. Maria laat Gods woord door haar heen gaan en dan gebeurt het woord ook. Zo gaat dat met het Woord van God, dat kan pas iets doen als mensen het opnemen, ontvangen, dragen, verder dragen, koesteren en doorgeven. God werkt door het medium van haar menselijke bereidwilligheid. Daardoor kan de boodschap van de engel pas goede boodschap worden, effectief en werkzaam.
Het verhaal dat Lucas vertelt, verkondigt op een andere manier de kracht van het nieuwe begin. Het nieuwe begin dat God maakt, door onze geboortelijkheid, door mensen in te schakelen. Het goddelijke en het menselijke komen hier samen, zoals in de ontmoeting van Gabriël en Maria, ze werken in dezelfde richting.
Maria is degene die zich openstelt voor dit nieuwe begin. Die zo als het ware de wereld redt, de hoop levend houdt, het nieuwe begin mogelijk maakt. Zij gaat voorop in het horen en geloven, in haar ontvankelijkheid, met een kinderlijke onbevangenheid. Zij is bereid.
Dit verhaal is zo de opmaat tot het altijd nieuwe begin, dat God in deze wereld maakt.
Telkens opnieuw, in iedere geboorte van een kind, in ieder teken van hoop.
Telkens opnieuw waar mensen het Woord van God bereid zijn te ontvangen en het zo dus laten gebeuren. Zo wordt het Christuskind ook in ons geboren. Geschiedt het Woord, tot heil en zegen.
AMEN
No Comments