Jona.
De meeste mensen zullen dan direct denken aan Jona in de walvis en misschien wel aan het kinderliedje dat je vroeger zong.
Een van de wonderlijkste verhalen uit de bijbel.
En er worden nog meer wonderlijke dingen verteld in het verhaal van Jona. Eigenlijk is het hele boekje een wonderlijk verhaal.
Vandaag en volgende week lezen we in twee delen het verhaal van Jona. We maken nader kennis met deze gemankeerde profeet, om te ontdekken dat veel rond deze Jona in raadselen blijft. We gaan natuurlijk op zoek naar de boodschap van dit verhaal, om te ontdekken dat je het boekje op verschillende manieren kunt lezen en dus begrijpen. Er is niet één boodschap. Het heeft meer te zeggen. En natuurlijk is ook de vraag, altijd, wat dit verhaal en deze profeet, ons vandaag te zeggen heeft. Of duikt Jona daar ook voor onder?
Want, ja, dat is natuurlijk het aller wonderlijkst. Hier hebben we te maken met een door God geroepen mens – profeet wordt hij niet genoemd in de tekst, ook al zijn we gewend hem daaronder te scharen – hoe dan ook, een door God geroepen mens, die precies het tegenovergesteld doet wat van hem wordt gevraagd.
“Maak je gereed en ga naar Nineve, die grote stad…”
“En Jona maakte zich gereed, … maar vluchtte naar Tarsis…”
In die formulering klinkt er al iets van de humor in door, waarvan het verhaal vol is.
Jona is een grote grap.
Een wonderlijk heerschap.
Tegen de keer in. Je hebt van die mensen, die drukken tegen elke deur waar ‘trekken’ op staat. Dwars. Eigengereid?
Wat bezielt hem?
Denkt hij nou echt dat hij voor het aangezicht van de Heer weg kan vluchten? Alsof de Heer het zou ontgaan, met zijn alziend oog. Track & Trace.
Nu is een ander wonderlijk aspect van het verhaal, dat God opmerkelijk verdraagzaam reageert op Jona’s werkweigering. Het gebeurt vaker dat profeten als ze geroepen worden, bezwaar maken of proberen onder de opdracht van God uit te komen. Maar dat lukt ze niet.
Geen van hen probeert overigens te vluchten, zoals Jona. Die nota bene geen stom woord zegt tegen de Heer. Hij maakt zich gereed – alsof hij lijkt te gehoorzamen – maar dan staat er: Jona vluchtte naar Tarsis.
Nu ontbrandt niet de toorn des Heren, zoals je misschien zou verwachten.
Jona wordt er niet met de haren bijgesleept, of hardhandig op zijn plaats gezet.
God gaat opmerkelijk behoedzaam met Jona om, geduldig, lankmoedig?
Jona zit op het schip maar de Heer laat hem niet varen. Hij zorgt voor een hevige storm. Schip in nood, de bemanning in paniek. Ieder begint om het hardst te bidden tot zijn eigen god. Ook toen al bestond de scheepsbemanning uit een internationaal gezelschap. Ze hebben allemaal hun eigen god, hun eigen religie. Ze zoeken allemaal op hun eigen manier hun heil.
Maar dan Jona. Die ligt ondertussen in het ruim van het schip … te slapen.
Hoe bestaat het?
Het is als een soort tweede vlucht. Eerst weg van de opdracht, de andere kant op. Nu sluit hij zijn ogen – letterlijk – voor de realiteit. Zoals iemand in bed kan blijven liggen, niet op durft of wil staan, de dekens over zijn hoofd trekt alsof je zo de boze buitenwereld kunt buitensluiten. De slaap of verdoving als beschermingsmechanisme. De wereld op afstand.
Hoe dan ook, de matrozen maken Jona wakker. Doe mee, roep jij ook jouw god aan,
Ondertussen hebben ze ook een alternatieve weg naar een oplossing voor de dreigende situatie geopend: ze werpen het lot, om de oorzaak van het kwaad op te sporen.
Dat wijst naar Jona, die al lang weet waar die storm vandaan komt.
Hij moet zijn geloofsbrieven overleggen, en dan zegt Jona tamelijk plechtig:
“Ik ben een Hebreeër en ik vereer de Heer, de God van de hemel, de God die de zee en het droge gemaakt heeft”.
Hij belijdt meer dan hij tot nu toe heeft waargemaakt.
Hoort u hier de ironie ook in door klinken?
Het staat toch ook wat raar, want als dit is wat Jona is en als dit is wat Jona gelooft, hoe komt hij dan op het onzalige idee om te willen vluchten voor de Heer. Hoe had hij ooit gedacht daarmee weg te komen?
De zeelieden begrijpen er niets van.
Ze hebben waarschijnlijk al allerlei soorten vluchtelingen gezien – dat is van alle tijden – mensen op zoek naar een betere toekomst, op de vlucht voor oorlog, ontsnapte misdadigers of mensen op de vlucht voor hun schuldeisers, mannen die hun gezin achterlaten, noem het maar op. Maar ze hebben nog nooit meegemaakt dat iemand wegvlucht van God.
“Hoe heb je dat kunnen doen?”, vragen ze Jona.
De vraag blijft in de lucht hangen. Wordt door de storm overstemd.
‘Gooi me maar in zee, het is allemaal mijn schuld’, zegt Jona bedremmeld.
Het pleit voor de bemanning dat ze er alles aan doen om te voorkomen dat een (on)schuldige moet sterven. En als het niet anders kan, bidden ze eerst om vergeving. Niet tot hun eigen god, maar nu tot de Heer God van Jona.
Uiteindelijk wordt Jona toch overboord gejonast. De woede van de zee bedaart. De bemanning brengen uit ontzag een offer voor de Heer en ze deden de Heer geloften, zoals er staat. Zij zijn wél bekeerd…
Jona in het water van de vloed.
Maar geen man overboord, de Heer laat hem opslokken door een grote vis, dezelfde als de walvis uit onze kinderliedjes.
Drie dagen en drie nachten blijft Jona in de buik van de vis. Eerst sliep hij in het ruim van het schip, nu zit hij in de buik van de vis. Drie dagen en nachten.
Lang genoeg om tot de Heer zijn God te bidden. Een dankgebed is het, voor redding uit de nood, die dan feitelijk nog moet plaatsvinden, maar het is alsof Jona het al beleeft:
“Het water sneed mij de adem af…
Ik zonk naar de bodem ….
Maar u trok mij levend uit de dood omhoog, o Heer, mijn God!”
En Jona belooft te zullen doen, wat de scheepslui zojuist al hebben gedaan:
“…ik zal mijn stem in dank verheffen
en U offers brengen;
mijn geloften los ik in.
Het is de Heer die redt.”
Is Jona nu ook bekeerd? Daar lijkt het in het vervolg wel op. Het verhaal gaat door, maar dat is voor volgende keer.
Is Jona een mislukte profeet, die wegloopt voor zijn opdracht?
Daar lijkt het op.
Wat bezielt hem? Later in het verhaal zal hij daar iets over zeggen, maar het blijft schimmig.
Op het Internet vond ik ooit een aardige sketch, geschreven door een Canadese collega. Hij laat Jona op consult gaan bij een psychiater.
– Gaat u hier maar op de sofa liggen, wat scheelt er aan, beste Jona?
– Nou, ik word de laatste tijd geplaagd door vreemde dromen.
– Ah, dromen, wij psychiaters noemen ze graag: de vensters op de ziel. Wat laten die dromen u zien?
– Nou, in die dromen krijg ik telkens de opdracht van God om naar Nineve te gaan, omdat de mensen daar verkeerd bezig zijn.
– En waarom zou u dat moeten doen, denkt u.
– Tja, dat weet ik ook niet goed. Dat wordt er niet bij verteld. Maar die dromen zijn behoorlijk dwingend. Ik kan er maar niet los van komen.
– Maar als God aan u in een droom kan verschijnen, dan kan hij dat toch ook aan de mensen in Nineve?
– Ja, zegt Jona, zo heb ik het nog niet bekeken. Maar inderdaad, waarom zou ik daar helemaal naar toe moeten gaan. God kan dat toch ook zelf.
– Zou ik ook denken. U kunt beter aan wat rust nemen, u maakt de indruk nogal gestrest te zijn. Zoek wat ontspanning, zou ik zeggen. Is een cruise op de Middellandse Zee niet een idee?
Het is natuurlijk maar fictie, zo’n gesprek van Jona met zijn psychiater, maar toch wordt hierin iets van de kern geraakt.
Jona vlucht voor zijn verantwoordelijkheid. Hij wordt geroepen. De Heer richt zich tot Jona, maar Jona richt zich op andere dingen. Heeft hij er geen zin in? Ziet hij de bui al hangen? In ieder geval, zonder wat te zeggen, duikt hij weg, duikt hij onder.
Jona is de mens die wegkijkt, die zijn verantwoordelijkheid probeert te ontlopen, die zijn geweten probeert te sussen, in slaap te wiegen.
Stop je hoofd maar onder de kussens, trek de dekens maar over je heen, dan is het er niet.
Waarom opstaan, als liggen blijven zoveel comfortabeler is.
Maar zo werkt het natuurlijk niet. Daar gaat het hele boekje Jona over.
Ga naar Nineve, om haar aan te klagen, want het kwaad dat ze daar doen is ten hemel schreiend.
Daar begint het allemaal mee.
Je kunt niet vluchten voor de roep van God.
Je kunt niet vluchten voor de roep, om het onrecht aan te klagen.
Je kunt als mens je verantwoordelijkheid niet ontlopen.
Je kunt het kwaad niet onweersproken laten bestaan. Dat kan wel, maar als je dat doet, dan gaat er iets aan je knagen, dan gaat dat ten koste van je menselijkheid. Dan verlies je iets wezenlijks.
De moderne mens zegt, zoals die psychiater suggereert: waarom doet God zelf dat niet? Waarom zou jij je druk maken om wat een ander doet of misdoet?
Ieders eigen verantwoordelijkheid. Vrijheid blijheid.
Maar God heeft in deze wereld geen andere handen dan die van ons.
Geen andere mond dan die van mensen die zich uitspreken, tegen het ten hemel schreiend kwaad.
Geen andere middelen dan mensen, die worden geroepen, om niet onverschillig te blijven, maar zich te verzetten, hun stem te verheffen, de leugen aan te klagen, de waarheid te leven.
Als wij het niet doen, wie dan wel?
Daarom heeft de Heer Jona nodig. En in Jona natuurlijk al die anderen.
Daarom doet de levende Heer in dit wonderlijke verhaal, zijn uiterste best om Jona er bij te betrekken en bij de les te houden. Hij laat hem niet varen. Hij trekt hem zelfs uit het water weer op het droge.
De Heer zegt niet: voor jou, Jona, tien anderen.
Nee, alles wordt uit de kast gehaald om dat ene dwarse profeetje te behouden.
Zo spreekt de Heer: Jij, Jona, jij, mens, ook jou heb ik nodig, ook jou wil ik er bij hebben…
“Maak je gereed … “
AMEN
No Comments