Overdenking

Maak dat ik mij nimmer schaam, Mc 8:27 – 9:1

Een gesprekje met onze dochter. Ze voelt zich de afgelopen tijd wat buiten gesloten op haar werk. Want op maandagochtend heeft iedereen het bij de koffie over B&B vol liefde, maar daar kijkt zij niet naar. ‘Want’, zegt ze, ‘ik heb een hekel aan pijnlijke situaties, daar voel ik me ongemakkelijk bij… Ik heb het zelfs al bij Boer zoekt Vrouw’.

Ook als u niet kijkt naar dat soort programma’s, weet u vast wel hoe dat gaat. Want dit soort TV moet het hebben van die pijnlijke situaties, van het sociale ongemak, dat wordt uitvergroot, natuurlijk. En daar smullen de mensen van. Maar anderen hebben plaatsvervangende schaamte. Of misschien geldt dat ook voor de kijkers, maar is dat precies waarom er naar gekeken wordt…

Schaamte. Plaatsvervangende schaamte. Een ongemakkelijke situatie.
Dat is het terrein waar we ons vanmorgen op begeven, naar aanleiding van de woorden van Jezus: ‘Als iemand zich schaamt voor mij en mijn woorden zal de Mensenzoon zich ook voor hem schamen..’

Het is een uitspraak die staat in een bepaald verband, waar we straks wat over zullen zeggen. Maar het is meteen een geladen uitspraak. Vanwege dat sterke woord ‘schamen’. En, dunkt me, vanwege de wederkerigheid. Als jij je schaamt voor Jezus zal de Mensenzoon zich voor jou schamen. Wat moet je je daar bij voorstellen?

De meeste mensen vinden het vervelend als je in een ongemakkelijke situatie wordt gebracht. Ik neem aan dat u dat herkent.
Eigenlijk is dat hier meteen al het geval.
Jezus stelt zijn leerlingen een vraag: ‘Wie zeggen de mensen dat ik ben?’
Dat kan een onschuldige vraag zijn, maar je kunt je ook goed voorstellen dat het voor de leerlingen meteen wat ongemakkelijk is. De meester stelt een vraag. Weet ik wel het goede antwoord? Dat gevoel, zoals je vroeger had toen je een beurt kreeg in de klas, of misschien wel voor het bord moest komen.
Dat het ongemakkelijk is, kun je je voorstellen. Te meer omdat in het evangelie van Marcus vaker de leerlingen in de rol worden gedrukt van degenen die het niet weten, niet begrijpen, niet snappen. Het zal niet de eerste keer zijn dat Jezus ze de mantel uitveegt.

Toch komen er antwoorden. Petrus geeft het goede antwoord: U bent de Messias, de gezalfde. Maar als Jezus daarna gaat spreken over het lijden dat hem wacht, en als Petrus daartegen protesteert, krijgt hij meteen van het bovenste plankje. Petrus wordt streng terecht gewezen, daar heb je het al, en hij wordt uitgescholden voor ‘satan’.

Het ongemak wordt er alleen maar groter op.
Het hangt als het ware nog in de lucht, als daarna de menigte erbij geroepen wordt. De kring wordt uitgebreid. Jezus spreekt vervolgens over wat het betekent om hem te volgen. Dan gaat het over je kruis op je nemen. Over jezelf verloochenen.
Over je leven willen opgeven ‘omwille van mij en het evangelie’ en het zo behouden.
Sterke, scherpe woorden.
En dan, in dit verband van de navolging, de laatste uitspraak over je schamen.

Als iemand zich schaamt voor mij en mijn woorden zal de Mensenzoon zich ook voor hem schamen, wanneer Hij komt in het gezelschap van de heilige engelen en bekleed met de stralende luister van de Vader.’

Het ongemak wordt op de top gedreven. De zaak wordt op scherp gezet.
Het is een uitspraak over het oordeel. Dat hoor je aan dat Jezus hier spreekt over ‘de Mensenzoon’ en ‘het gezelschap van de heilige engelen’ en aan ‘de stralende luister’ – dat is apocalyptische taal.

Dus des te meer de vraag, wat moet je daar nu van denken?
Is dit een uitspraak om bang van te worden? Het oordeel is op handen.
Is dat de bedoeling? Of klinkt er ook nog iets anders mee?

Wat is schamen? Wanneer schaam je je?
Je kunt allerlei situaties bedenken waarin dat aan de orde is. Je kunt je plaatsvervangend schamen. Zoals pubers doen voor hun ouders. Pa, doe niet zo stom…
Of, ander voorbeeld, als je in het buitenland bent en je ziet hoe sommige landgenoten zich gedragen – dat je je dan schaamt dat je ook Nederlander bent, of zelfs al dat je toerist bent.

Schamen, dat is dat er iets wringt in wat er gebeurt of gezegd wordt, en hoe jij eigenlijk vindt dat het hoort of zou moeten. Iets deugt niet. Het klopt niet. Het voelt niet goed, zoiets. Nou heeft de een daar meer last van dan de ander. Er zijn ook mensen die zijn schaamteloos. Vinden wij.

Maar nu, schamen voor mij en mijn woorden, zegt Jezus.

Ooit zaten wij ergens op een terras, tegenover een winkel van BakkerBart, waar je lunchbroodjes kon kopen. Daar zat een gezin waarvan je aan de kleding kon zien dat ze van de Veluwe kwamen, of in ieder geval uit de Bijbelbelt. Voordat zij hun broodje gingen eten, gingen ze eerst in gebed, op een vol terras.
Tja, moet je daar nu bewondering voor hebben? Of plaatsvervangende schaamte? Ik weet het niet goed.
Ik weet eerlijk gezegd ook niet of het nu om dit soort dingen gaat in de uitspraak van Jezus. Eigenlijk denk ik van niet.
Het gaat om nog wat meer, iets wezenlijkers, dan je geloof demonstreren in het openbaar. Zelfs daarbij kun je je afvragen: zit het geloof daar dan in, in die uiterlijkheden, die iedereen kan zien…

Er is een regel uit een kerklied dat bij dit soort vragen altijd bij mij opkomt: ‘maak dat ik mij nimmer schaam / mens te wezen in uw naam’.  Het is uit het lied Neem mijn leven laat het Heer, toegewijd zijn aan uw eer – Lied 912, maar dit couplet is niet overgenomen in het nieuwe liedboek, helaas. Bij mijn verbintenis met uw gemeente heb ik het toch laten zingen, omdat het mij dierbaar is.

Maak dat ik mij nimmer schaam, mens te wezen in uw naam.
Schamen, dat doe je als je voelt dat er iets wringt. Dat wat je zegt en doet niet helemaal zuiver is. Of dat je juist zwijgt, wanneer spreken geboden is.
Schaamte is het ongemak dat je zelf feilloos registreert, als je in een positie gedwongen wordt, of je zelf in een positie hebt gebracht, waarin je je niet helemaal op je gemak voelt. Omdat je iets doet wat je eigenlijk niet zou willen doen. Omdat je iets zegt, wat niet helemaal eerlijk is ten opzichte van wat je eigenlijk vindt, of zou willen zeggen. Omdat het tegen je diepste waarden in gaat. Omdat het dat wat je heilig is en dierbaar aantast.
Schamen, dat gebeurt, als er iets uit balans is, als de toon niet helemaal zuiver is, als je niet helemaal op je plek bent.
Het is een heel persoonlijk gevoel, maar het heeft altijd te maken met een sociale situatie, het komt voort uit de omgang met anderen, of met de dingen in de wereld. Met iets dat heel wezenlijk voor je is. Er is een ondergrens.

Het is ook vaak een feilloos gevoel. Want je geweten spreekt. En dan doe je er goed aan om daar naar te luisteren, want daar zit altijd een behartigenswaardige boodschap in.

Maar we investeren vaak meer energie in ons geweten sussen. Ieder mens (ook ik) heeft de neiging zijn of haar eigen gedrag goed te praten, te verontschuldigen, de knagende stem in je binnenste het zwijgen op te leggen. Dat verklaart waarom we soms zo heftig of zelfs agressief reageren als we door anderen aangesproken worden – kennelijk is dan ergens op een gevoelige plek gedrukt.

Maak dat ik mij nimmer schaam, mens te wezen in uw naam.
Het gaat hier, en in het hele evangelie, om de navolging van Christus.
Om zijn weg te volgen; zijn weg te gaan.
Dat willen we, dat is ons verlangen, en tegelijk is het altijd weer tegennatuurlijk, is het iets waar je jezelf steeds weer toe moet zetten, is het iets waar we elkaar in moeten blijven aanmoedigen. Want het is, tegen de keer in.
Je moet er het nodige voor overwinnen. Jezelf om te beginnen.
Dat zijn die paradoxen, waarover Jezus hier spreekt.
Je zelf verloochenen. Dat is niet jezelf de grond in stampen, maar niet je eigen ik alleen leidend laten zijn, van jezelf afzien omwille van de ander – zoals Jezus deed.

Niet voor niets spreekt hij hier voor het eerst over zijn lijden.
Die paradoxen van het evangelie, van je leven willen behouden en het dan juist verliezen, en van je leven willen geven omwille van het evangelie en het zo behouden.
‘Wat heeft een mens eraan de hele wereld te winnen als dat ten kosten gaat van zijn leven?’

Je niet schamen voor Jezus en voor zijn boodschap, dat is in deze wereld de waarden van het evangelie hoog houden; niet mee huilen met de wolven, maar staan voor wat je zegt en zeggen waar je voor staat. Een leven van liefde, vrede, recht, oprechtheid en eerlijkheid. In alle kwetsbaarheid. Daar voor uitkomen. En waar dat wordt tegengesproken, je stem verheffen. Niet blijven zwijgen – uit schaamte of verlegenheid of angst.

Ik eindig met een bemoedigend woord uit de brief aan de Hebreeën, het hoofdstuk 11 waarin de mannen en vrouwen die ons in geloof zijn voorgegaan in herinnering worden geroepen. Zij hebben reikhalzend uitgezien naar de toekomstige wereld van God. En dan staat er. ‘Daarom schaamt God zich er niet voor hun God genoemd te worden…’ AMEN

Previous Post Next Post

No Comments

Leave a Reply