Ik weet niet of hier bij de supermarkt ook een straatkrantverkoper zit. Anders bent u zo iemand wel eens tegengekomen als u in een andere plaats of in de stad boodschappen doet.
Bij onze supermarkt zit er tenminste wel regelmatig iemand met een straatkrant.
En dan heb je het bekende dilemma, moet ik nu iedere keer zo’n krant kopen? Daar heb ik lang niet altijd zin in. Maar kun je met goed fatsoen zomaar voorbijlopen? Dat hoort toch ook niet – en die 2 euro en nog wat, daar eet je ook geen boterham minder om. Nou ja, u herkent het vast wel.
Nu heb ik ooit gelezen in een interview met zo’n straatkrantverkoopster, dat ze het prima begrijpen dat niet iedereen een straatkrant koopt. Dat vinden ze ook niet erg. Maar wat ze wel erg vinden, is als mensen zonder te kijken voorbij lopen, letterlijk hun niet willen zien, doen alsof ze zo druk zijn, of naar hun schermpje turen om maar niet een medemens in de ogen te zien.
Dus heb ik mij sindsdien voorgenomen om tenminste dat wél te doen. Even aankijken, groeten, en soms – als het uitkomt, of ik heb contant geld bij de hand – iets te geven – nee, laat die krant maar zitten.
Kijk, dan voel ik mij al wat beter.
Maar als u nu zou vragen, die straatkrantverkoper die jij daar bij jullie supermarkt regelmatig treft, hoe heet die eigenlijk? Dan moet ik u tot mijn schaamte zeggen: dat weet ik niet.
Dus, hoeveel echte belangstelling heb ik eigenlijk voor die ander…?
Lazarus ligt aan de poort van het huis van de rijke man.
Zo begint de gelijkenis van Jezus die we vandaag hebben gehoord.
Het is bijzonder dat we hier zijn naam horen.
Volgens mij is dit de enige keer dat in een gelijkenis van Jezus een naam wordt genoemd. We kennen allemaal de verloren zoon, maar hoe hij heette? En de beroemdste gelijkenis, die gaat over de barmhartige Samaritaan, maar heeft die Samaritaan ook een naam? Het wordt niet verteld – omdat het niet van belang is? Is het misschien omdat het zomaar over ieder ander kunnen gaan?
Hier wordt de naam genoemd. En omdat in de Bijbel niets toevalligs is, heeft dat dus iets te zeggen. Want de naam van de bedelaar wordt genoemd, en straks komen er ook nog andere namen in het verhaal voor, die ook van belang zijn, maar de rijke man, aan wiens poort hij zit – de godganse dag, ze kunnen het via de deurbelcamera zien – die rijke man, die het breed laat hangen, die man blijft naamloos. Omdat dat zomaar ieder van ons zou kunnen zijn?
Dat is dus het eerste opmerkelijke. En in de uitleg die ik vandaag geef zal dat een rode draad zijn: het belang van de naam en de namen.
Nu komt er iets bij. Want namen hebben in de Bijbel bijna altijd een bijzondere betekenis, zoals u weet.
Deze man heet Lazarus.
Het is dezelfde naam als van die vriend van Jezus die uit de dood terug wordt geroepen, maar dat is een ander verhaal.
Deze bedelaar heet Lazarus, en die naam betekent: God helpt.
Is dat niet een beetje een cynisch grapje van Jezus, om juist deze figuur in zijn verhaal, deze arme bedelaar, om hem ‘God helpt’ te noemen? Als er nou één naam niet van toepassing is, dan toch deze. Hoezo God helpt? Hij is stokongelukkig. Hij hoopt wat mee te pikken van de kruimels die van de overvloedige tafel van de rijke man vallen, maar nee hoor. In plaats daarvan komen de honden om zijn zweren te likken, een teken van zijn verlatenheid en afhankelijkheid en van zijn diepe ellende. God helpt? Die honden helpen misschien nog een beetje, maar God?
Dan neemt de gelijkenis een wending.
Het wordt een wat wonderlijk verhaal.
De bedelaar sterft, maar wordt door engelen weggedragen om aan Abrahams hart (schoot) te rusten.
Ook de rijke man sterft maar hij vindt zichzelf terug in het dodenrijk terwijl hij hevig wordt gekweld. Wat dat is, wordt aan onze verbeelding overgelaten.
Maar zoveel is duidelijk, de bordjes zijn verhangen.
Dat heeft eerlijk gezegd ook iets lastigs. Want hoe moet je dat precies begrijpen? Kijk, dat die rijke man op een bepaalde manier gestraft wordt, omdat hij Lazarus nooit heeft zien liggen, laat staan hem op wat voor manier geholpen, daar kun je nog iets bij voorstellen. Krijgt hij toch zijn verdiende loon? Maar ja, als het er zo voor zou staan, dan mag ik mij ook wel eens achter de oren krabben.
En Lazarus dan? Wordt dan nu toch zijn naam – God helpt – bewaarheid? Eind goed, al goed? Maar je kunt ook zeggen, had dat dan niet eerder gekund? Is dit geen doekje voor het bloeden? De hemel is toch geen compensatie voor gederfde inkomsten hier…
En waarom komt hij rechtstreeks in de hemel, of tenminste goed terecht. Is het soms zijn verdienste dat hij arm was en arm is gebleken?
Dat zijn veel vragen, die te maken hebben met de verhouding tussen dit leven en het toekomstig leven, en daar kun je mee zitten. Maar toch lijkt het mij dat de bedoeling van deze gelijkenis niet is om onze speculaties over het leven na dit leven te voeden. En zeker niet om ons toekomstgeloof tot een zaak van compensatie te maken. Nee, Jezus vertelt dit verhaal om ons te bepalen bij hoe wij nu leven, en meer nog, hoe wij samen leven. Of wij elkaar werkelijk zien.Daar ligt de spits. Ik zal dat straks nog verder verduidelijken.
Maar het gaat om de beslissingen en de keuzes die we als het ware aan deze kant maken, en dat is ook waarom de namen die hier worden genoemd van belang zijn.
Abraham wordt aangeroepen, door de rijke. Kun je er niet wat aan doen, vader Abraham.
Dat is de tweede naam, Abraham.
De bedelaar rust niet aan het hart van God, maar het verhaal heeft het duidelijk over Abraham. Maar waarom is dat nu Abraham in deze gelijkenis? Ik weet dat ook niet precies, maar volgens mij heeft het te maken met het volgende:
Abraham is het oermodel van de gelovige. De mens die geroepen is, en op weg is gegaan, in vertrouwen op de stem, in gelovige gehoorzaamheid aan de belofte, dat zijn God hem zal leiden naar een land waar het goed leven is, dat zijn God hem zal zegenen en toekomst belooft.
Abraham is de vader van alle gelovigen, die uitdrukking komt in de bijbel voor.
Hij staat aan het begin van de drie grote godsdiensten, jodendom, christendom en Islam en wordt in elk daarvan vereerd.
Abraham is dus het beeld van de mens die gehoorzaam is aan Gods woord. Die leeft uit het verbond. Eén van de bekendste verhalen van Abraham is hoe hij gastvrijheid verleent aan drie bezoekers, die later engelen blijken te zijn. Daarin is hij voorbeeldig. In de gastvrije ontvangst van de drie vreemdelingen wordt als het ware God zelf welkom geheten.
Met een zekere overdrijving kun je zeggen dat Abraham hiermee de kern van het geloof laat zien. Want die onvoorwaardelijke gastvrijheid of openheid, is een afspiegeling van de liefde van God zelf – die ook zonder voorwaarden is. Zoals God ons onvoorwaardelijk lief heeft, gastvrijheid verleent, ons ziet en aanneemt zoals wij zijn, zo dienen wij mensen elkaar onvoorwaardelijk lief te hebben, te zien en elkaar gastvrijheid te betonen. Op die manier maken wij de naam van God waar.
Abraham doet dus, wat de rijke man in de gelijkenis nadrukkelijk nalaat. En zoveel andere mensen. Het zou immers zo maar over mij kunnen gaan, dit verhaal.
Abraham is dus van belang, omdat hij doet, als mens, wat menselijk is en menselijk zou moeten zijn: de ander, de vreemdeling, de gast verwelkomen. De maaltijd delen. Gastvrijheid beoefenen. Hij maakt daarmee de naam van God – God helpt – waar.
Lazarus krijgt dus bij Abraham, wat hij van die rijke nooit gehad heeft.
En nu, nu de rijke man dat allemaal ziet, en misschien een beetje spijt heeft – al hoor je daar niets over – nu zegt hij, als blijkt dat er aan deze situatie niet meer te veranderen is: stuur hem dan terug naar mijn broers om hen te waarschuwen. Want die leven kennelijk net zo onbekommerd langs de arme bedelaars heen – hij kent zijn pappenheimers. Misschien is het voor hen dan niet te laat om tot inkeer te komen.
Dat siert hem op een bepaalde manier. Nu denkt hij toch aan anderen, al is het zijn eigen vlees en bloed, maar toch.
En dan komt de derde naam in het vizier.
Want opnieuw krijgt de rijke man te horen: nee, helaas kunnen we hier niets meer aan veranderen. Lazarus wordt niet uit de dood opgewekt om terug te keren. Maar dat hoeft ook niet, want jouw lieve broertjes zijn al gewaarschuwd.
Immers, ze hebben Mozes en de Profeten. Mozes, die naam staat voor de Wet en de Profeten roepen het volk terug tot die Wet, als ze het zijn vergeten.
Mozes en de Profeten, de hele traditie – alles staat al geschreven; als ze kunnen lezen, sterker: als ze kunnen horen: dan weten ze heel goed wat ze moeten doen. Want de Wet (Tora) is in de kern: Heb God lief en de ander als je zelf. Heb God lief door elkaar lief te hebben.
Laat die naam: God helpt, Ik zal er zijn voor jou, nu al waarheid worden in de manier waarop wij mensen in staan voor elkaar. Het is aan ons om de naam van God – Lazarus – inhoud en invulling te geven. Daarom die namen, die menselijke namen, die in dit wonderlijke verhaal een sleutelpositie innemen.
Let op de namen. Zij vertellen een boodschap. God helpt, krijgt gestalte in onze gehoorzaamheid aan de Tora van Mozes.
Daarom eindigt deze gelijkenis met de herhaalde oproep om naar Mozes en de Profeten te luisteren. De gelijkenis eindigt niet in de hemel – niet met een happy end voor Lazarus – dat zou ook weer vragen oproepen. Nee, het eindigt hier, het buigt zich, zoals elke gelijkenis van Jezus, naar mij en naar onze wereld toe. Het roept ons tot gehoorzaamheid, voor wie hier op aarde leven (dat zijn de vijf broers – dat zijn wijzelf).
Wat doe ik met de arme aan mijn poort?
In allerlei opzichten, individueel maar ook als samenleving en wereldwijd.
Wat doe ik met de ander die op mijn pad komt? Maar ook: wat mag ik van jou verwachten als ik kwetsbaar ben en de behoefte heb om gezien, erkend, bij de naam genoemd te worden?
Wat zou de wereld anders zijn als wij zulke aandacht aan elkaar konden besteden, elkaar werkelijk zien, over en weer, want dan krijgt Gods Naam hier onder ons gestalte en betekenis.