Overdenking

Lees eerst de bijsluiter, II Kon. 5: 1-19

We hebben zojuist een dooplied gezongen (lied 350). Die gelegenheid is er niet zo vaak en vandaag past het. Omdat in dat lied de verwijzing naar de genezing van Naäman voorkomt, het verhaal van deze zondag.
Met name in de oude kerk, door de eerste christenen, werd dit verhaal, waarin Naäman zich zevenmaal moet onderdompelen in de Jordaan om genezen te worden, gelezen als een symbolische verwijzing naar de christelijke doop. Het bad der wedergeboorte (Titus 3 vers 5), dat de zonden afwast en ons nieuw geboren doet opstaan. De zweren van Naämans huidziekte staan dan symbolisch voor de zonden. Na de ‘doop’ in de Jordaan, is hij genezen. “Zijn huid werd weer gezond, zo gaaf als de huid van een kind (!), en hij was weer rein”, staat er letterlijk (vers 14).

Dit verhaal verbinden met de doop, het kan. Maar het is wel een symbolische sprong die je dan moet uithalen, terwijl als je wat dichter bij de tekst zelf blijft, er genoeg in zit dat het noteren waard is.

Het eerste dat ik wil noemen is dat het een verhaal vol humor is. Maar dan in de bijbelse zin, een beetje verborgen in en achter de tekst. Je krijgt het pas door als je het verhaal probeert je voor te stellen.
Kijk hem daar gaan, Naäman, de legeraanvoerder. Een man van hoog aanzien. Een generaal, de borst behangen met allerlei stukjes gekleurd textiel, waar militairen zo’n belang aan hechten. Ze verwijzen naar heldendaden, gewonnen veldslagen, doorstane ontberingen.
Maar deze grote, grootse man, rijzige gestalte, adelaarsblik – deze man lijdt aan een akelige huidziekte, die hem in grote verlegenheid brengt. Ironisch.

In het grote machtige Aram (Syrië) – in die tijd overvleugelde het het kleine Israël aan alle kanten – in dat machtige koninkrijk is er niemand die hem kan genezen. Hij moet uiteindelijk zijn heil letterlijk zoeken in dat kleine buurstaatje Israël.
Eerst gaat hij nog naar de koning van Israël. Met een aanbevelingsbrief van zijn eigen koning. De koning van Israël schrikt zich een hoedje, vermoedt dat de koning van Aram een aanleiding zoekt om oorlog te voeren. Ironie ten top.

Hij moet niet bij de koning zijn, in zijn paleis. Maar bij de profeet, in zijn eenvoudige hutje. Zoals later de wijzen uit het oosten niet bij de koning in Jeruzalem moeten zijn, maar bij een stal in Betlehem. Bijbelse verhaalmotieven.

Het dienstmeisje thuis bij Naäman had het al gezegd – ‘kon mijn meester maar eens naar de profeet in Samaria gaan’, maar daar had hij dus maar half naar geluisterd.
Eenmaal aangekomen bij de profeet, wordt hij afgescheept met de jongste bediende die naar buiten wordt gestuurd. Ga je maar zeven keer wassen in de Jordaan, hier om de hoek. Nota bene. Alsof ze geen grote rivieren in Aram hebben. Moet je bedenken, stel het even voor, de Jordaan, dat is verre van een indrukwekkende brede rivier die traag door oneindig laagland gaat. De Jordaan, dat is een brede sloot. Niet veel meer dan het Amerdiepje.

Zie je het voor je? De generaal met zijn gevolg, maakt rechtsomkeert. Hij moet door zijn knechten overtuigd worden – net als eerder door dat Israëlische dienstmeisje. ‘Als de profeet u iets ingewikkelds had opgedragen, had u dat uitgevoerd. Waarom dan niet deze eenvoudige opdracht. Baat het niet, dan schaadt het baden u niet’.

En zo gaat die man, met vol ornaat, met medailles en decoraties en insignes behangen, in zijn blootje, zeven keer de Jordaan in en uit. Zie je het plaatje erbij?
En aan het eind van het liedje, betuigt hij – de buitenstaander – dat er “in de hele wereld geen god is, behalve in Israël”. Ik stel me zo voor dat de bijbelschrijvers dat met een glimlach om de mond hebben opgeschreven.
Overigens gaat het een paar regels verder toch over een andere god, de Syrische stamgod Rimmon. En de genezen Naäman vraagt nederig aan Elisa om permissie om, als het protocol het voorschrijft, met zijn koning in de tempel van Rimmon zich neer te buigen. Waarop Elisa kortweg antwoordt: ‘Ga in vrede’. Wil ie er van af zijn? Of is het een verkapte toestemming? Ook dat kun je zien als een ironisch element.

Het is een mooi verhaal.
Ondertussen spelen een paar bijbelse motieven een belangrijke rol, ze kwamen al even naar voren.
Het element, dat wat hoog gezeten is, in aanzien staat bij de mensen en in de wereld, op een geestige manier naar beneden wordt gehaald, op zijn plek wordt gezet. Dat is een typisch bijbels motief, van de omkering.
Er speelt misschien wat Israëlitisch chauvinisme in mee. De rivaliteit tussen God, de Heer van Israël, en de andere goden van de buurvolken, die dus onmachtig blijken te zijn. De profeet van God kan het zich zelf permitteren om de ‘arme’ Naäman zijn godsdienstige plichten aan die mindere god Rimmon toe te staan – want eerder heeft de genezen generaal beloofd dat ‘hij meer offers zal brengen aan andere goden dan aan de Heer’. Dat is niet realistisch en staat ook op gespannen voet met dat andere verzoek, maar voor het effect van het bijbelse motief maakt dat niet wezenlijk uit.

Dat omkeren van de gevestigde verhoudingen, dat zit ook in de rol van de bedienden. In de wereld en in de politiek hebben ze niks te zeggen – in die tijd zeker niet – maar hier sturen ze het verhaal: het dienstmeisje in Naämans huis; de bediende van Elisa die de opdracht aan Naäman doorgeeft; en vooral de ordonnansofficieren van generaal Naäman, die hem zacht doch beslist overhalen om nu maar te doen wat de profeet heeft voorgeschreven: zeven maal daags een bad, en leest u vooral eerst de bijsluiter.

Het zijn de kleine mensen die een grootse en beslissende rol hebben. Het wordt met ingehouden humor verteld, maar het is zoals gezegd een belangrijk bijbels motief.

De apostel Paulus schrijft: ‘Wat in de ogen van de wereld dwaas is, heeft God uitgekozen om de wijzen te beschamen; wat in de ogen van de wereld zwak is, heeft God uitgekozen om de sterken te beschamen; wat in de ogen van de wereld onbeduidend is en wordt veracht, wat niets is, heeft God uitgekozen om wat wél iets is, teniet te doen’ (1 Kor. 1: 27-28).

Dat schrijft hij met het oog op de gemeente, met het oog op ons eenvoudige mensen. Maar hij schrijft het ook om Jezus Christus te verkondigen, de gekruisigde.
Gods genezende kracht, schuilt in de dwaasheid en de zwakheid van het kruis, in het teken van liefde en overgave, van durven onder te gaan, door het water van de doodsjordaan.

Er is nog een laatste motief in dit verhaal, dat ik kort naar voren wil halen.
Het heeft te maken met de tijd waarin dit verhaal is ontstaan en in de schriften is terecht gekomen. Dat weten we niet helemaal zeker – geleerden geven verschillende verklaringen – maar er zijn redenen om aan te nemen dat dit verhaal bewust is toegevoegd in een tijd dat er discussie was of het geloof in de Heer nu exclusief voorbehouden was aan Israël, of dat ook andere volken binnen de heilskring van de God van bevrijding vallen. Beide tendensen zijn in het Oude Testament aanwezig.

Dit verhaal laat zien, ook Naäman, hoort er bij. Zoals de mensen van Ninevé in het verhaal van Jona. Zoals Ruth, de Moabitische. Enzovoort.
Gods genezende kracht breidt zich uit over alle volken.

Als je dat motief herkent, dan zijn we weer terug bij het begin.
Dan wordt die oude christelijke manier om dit verhaal symbolisch te lezen en te betrekken op het sacrament van de doop, opeens des te begrijpelijker.

Naäman, nu niet meer onrein
mag onder uw beminden zijn.
Ja, alle volken zijn in tel,
Bij U, o God van Israël!

AMEN

Previous Post Next Post

No Comments

Leave a Reply