Overdenking

koffie met gebak, Luc. 15: 1 – 10

De verhaaltjes die Jezus vertelt zijn eenvoudig en gemakkelijk te begrijpen. Ook zoveel eeuwen na dato is het voor iedereen herkenbaar. Want we raken allemaal wel eens iets kwijt. ‘Waar heb ik nou die sleutels gelaten? Ik weet toch zeker dat ik ze daar heb neergelegd. Daar liggen ze altijd, wie heeft ze weggepakt? Daar moet iemand hebben aangezeten’- herkent u het. Dan kent u ook de frustratie als je je halve huis op de kop moet zetten, om ze te zoeken. En dan herkent u ook de opluchting als je die sleutels of wat dan ook maar dat je kwijt was, eindelijk terugvindt. En dan ben je al snel vergeten dat het toch wel wat dom van jou was om ze heel ergens anders neer te leggen, en dat je dat dan ook weer vergeten was.

De verhaaltjes die Jezus vertelt zijn zo herkenbaar, uit het leven gegrepen. De herder is een van zijn honderd schapen kwijt, de vrouw een van haar tien geldstukken, een drachme. Ze zijn allebei iets kwijt, ze gaan allebei op zoek, ze vinden het allebei terug, wat in beide gevallen aanleiding is voor vreugde. Het zou over onszelf kunnen gaan.

Maar als je wat nauwkeuriger kijkt, dan zie je dat in deze ogenschijnlijk eenvoudige verhaaltjes toch wel wat vreemde dingen zitten.
Dat begint al met die herder. Is het normaal om 99 schapen in de steek te laten, om er één te gaan zoeken? Ik las bij een van de uitleggers, dat de herder natuurlijk zijn herdershond instructie had gegeven, en ook nog vast zijn herdersknechtje – dat zal wel, maar het staat er niet bij.
En die vrouw, die nodigt, als ze haar muntje teruggevonden heeft, al haar vriendinnen en de hele buurt uit om feest te vieren. Is dat niet zwaar overdreven? Koffie met gebak voor iedereen, omdat ze haar muntstukje terug heeft? Dat feest heeft waarschijnlijk meer gekost dan die drachme waard was.

Het opmerkelijke gedrag, van zowel de herder als de vrouw, zijn signalen dat er in deze verhaaltjes waarschijnlijk wel wat meer aan de hand is. Het zijn dan ook meer dan verhaaltjes – gelijkenissen. Jezus vertelt ze, doelbewust en alleen zoals hij dat kan. Ogenschijnlijk eenvoudig, maar ondertussen.

Ik zal proberen dat uit te leggen.
In dit hoofdstuk 15 van het Lucasevangelie, vertelt Jezus drie gelijkenissen, waarvan wij er twee hebben gelezen. En ze hebben alle drie een vergelijkbaar thema. In de Bijbel staat er boven: de zorg om wat verloren is, en dat klopt aardig.
De herder is een schaapje kwijt, de vrouw een muntje, en de derde en meest uitgebreide gelijkenis die hier wordt verteld, die we nu niet hebben gelezen, maar die iedereen kent, is de gelijkenis van de verloren zoon.
Die drie horen bij elkaar. Het stramien van de drie gelijkenissen is hetzelfde. Kwijtraken – op zoek gaan – terugvinden – en dan breekt de vreugde los.
Die vreugde, de uitbundige vreugde, is een verbindend element in alle drie gelijkenissen.
We hadden het al over het buurtfeestje van de vrouw, en bij de herder gaat het precies zo: buren en vrienden moeten het horen dat hij zijn schaap terugheeft: Deel in mijn vreugde!  En in het verhaal van de verloren zoon, haalt de vader alles uit de kast – het vetgemeste kalf van stal – om te vieren dat zijn zoon ‘dood was en weer tot leven is gekomen’ (vers 32).
Dus het opschrift boven deze verhalen had ook heel goed kunnen zijn: niet, de zorg om wat verloren is, maar: de vreugde om wat teruggevonden is.

Waarom is die vreugde zo belangrijk? Waarom wordt dat krachtig benadrukt, haast op het overdrevene af?
Om dat te begrijpen moeten we nog een stapje terug, naar het begin. Want daar wordt duidelijk in wat voor verband en tegen wie Jezus zich richt met deze wonderlijke gelijkenissen.
Daar lezen we:
Alle tollenaars en zondaaars kwamen hem opzoeken om naar hem te luisteren. Maar zowel de Farizeeën als de schriftgeleerden zeiden morrend tegen elkaar: ‘Die man ontvangt zondaars en eet met hen.’ Jezus vertelde hun TOEN deze gelijkenis:…

In deze gelijkenissen, letterlijk en figuurlijk in het hart van het evangelie, gaat het om de kern van Jezus’ boodschap en van zijn leer.
Hij eet met zondaars en tollenaars, met de onrechtvaardigen, in de ogen van de rechtvaardigen. Dat betekent, Jezus bezoedelt zich in de ogen van de rechtvaardigen, zeg maar de nette mensen, door om te gaan met mensen van slecht allooi, mensen die zich niet aan de wet houden, die zich slecht gedragen, mensen die van alles op hun kerfstok hebben en zo voort. Hij eet met hen – dat verwijt klinkt vaker – . Hij vergeeft niet alleen hun fouten en zonden – waar haalt hij trouwens het recht vandaan om dat te doen? Eerste ergernis – hij vergeeft hen niet alleen, maar aanvaardt hen ook als gelijkwaardig, als volwaardige leden van de gemeenschap – en dat is de tweede, diepste ergernis.
In de ogen van de Schriftgeleerden en Farizeeërs overschrijdt Jezus hiermee de van God gegeven orde; hij wist het verschil tussen rechtvaardig en onrechtvaardig naar hun mening veel te makkelijk uit.

Maar het eigene van Jezus is nu juist dat hij dat starre, rigide, denken in schema’s en in tegenstellingen doorbreekt. ‘Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar om zondaars aan te sporen een nieuw leven te beginnen’, zegt Jezus aan het begin van het evangelie tegen de zeker-weters, als er om dezelfde reden ergernis is ontstaan dat hij omgaat met (Lk. 5: 32)  ‘De Mensenzoon is gekomen om te zoeken en te redden wat verloren is’,  zegt hij, in dit zelfde evangelie, als hij bij de tollenaar Zacheüs thuis is geweest (Lk.19: 10). De tegenstanders van Jezus, zij zijn juist de lijnentrekkers, de mensen die het mechanisme van de uitsluiting toepassen: jij hoort er wel bij en jij niet, omdat je… vul maar, verkeerd leeft, niet de juiste leer aanhangt, van een verkeerd geloof bent, niet één van ons bent, of niet de juiste papieren hebt, of …. Dat mechanisme dat mensen uitsluit, jij hoort er niet bij, is op zoveel manieren werkzaam en als je niet oppast houdt het jou zomaar in de greep. Dan sluit je zelf anderen uit, niet zozeer door grenzen te trekken, want dat is onvermijdelijk, maar door grenzen absoluut te maken, of zelfs met goddelijk gezag te bekleden.

Maar de God die Jezus verkondigt – dwars tegen de heersende opinie van zijn tijd in – is een andere God. Een god van liefde en genade, die ons niet doet naar alles wat wij deden … maar onze schuld heeft uitgewist (Psalm 103 vers 3 ber.).

Als je dat weet, dan wordt ook de diepere betekenis duidelijk van die uitspraak die bij beide gelijkenissen van vanmorgen wordt herhaald, over de vreugde – de vreugde! – die er in de hemel is, over één zondaar die tot inkeer komt. Grotere vreugde zelfs dan over 99 rechtvaardigen. Ook weer zo’n overdrijving die bedoeld is om het springende punt extra te onderstrepen.
De hemel viert feest als er één verloren ziel teruggevonden is. Dan bestellen de engelen: Koffie met gebak.

Die vreugde springt er uit. Het is wat overdreven, misschien, maar het kan voor God niet gek genoeg.
De vreugde is belangrijk. Lijnentrekkers zijn vaak sikkeneurige types, regelneven, letterknechten. Die moeten er ook zijn, toegegeven, maar ze moeten niet de overhand krijgen, dunkt me.
Voorop staat, de uitbundige vreugde, die ook ons geloof en ons leven en ons geloofsleven kleur mag geven.
Aan de morrende Schriftgeleerden vertelt Jezus zijn speelse en vrolijke en overdreven gelijkenissen. Om op zijn beurt hen niet uit te sluiten, maar juist over te halen zich meer door de hemelse vreugde te laten leiden dan door werelds chagrijn. Er zit een aanstekelijke vrolijkheid in deze verhalen. Want het is toch wat vreemd dat van een teruggevonden schaap wordt gezegd dat de hemel zich verheugt over een zondaar die zich bekeert. Laat staan dat dat zou gelden voor een teruggevonden muntje dat tussen de plinten van de vloer van het huis van een bijstandsmoeder was gerold. Maar die overdrijving is er dus om nog eens extra duidelijk te maken dat de hemel lacht als een verloren mens terecht komt, als gemeenschap wordt hersteld, als mensen elkaar niet langer uitsluiten, maar samen laten delen in de goedheid en de rijkdom van het leven, dat God aan ons allen geeft. Hij die de zon laat opgaan over goede en slechte mensen en het laat regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen (Mat. 5: 45).

Denk daar maar aan, als we straks de maaltijd gaan vieren.
De vreugdevolle maaltijd – waar één van de woorden die we vanmorgen hoorden, waarheid wordt en de Schriftgeleerden toch gelijk krijgen, als ze naar Jezus wijzen en zeggen:

“die man ontvangt zondaars en eet met hen”.
Ja, zo is het. Tot onze vreugde.

AMEN

 

 

Previous Post Next Post

1 Comment

  • Reply Nelly Rijk 15/09/2016 at 15:29

    Ik vond het een pracht preek en het was voor mij een eye opener, om zo de bijbel te lezen. Bedankt.
    Dit was naar aanleiding van je verhaal op 12 september ,Teteringen. ik ben naar je naam op zoek gegaan, toen kwam ik hier uit. Bedankt en ik ga verder met lezen en mediteren. Nelly Rijk

  • Laat een antwoord achter aan Nelly Rijk