Boeken

Joop Berding, Rondom Cornelis Verhoeven

Het denken van Cornelis Verhoeven (1928 – 2001) blijft in de belangstelling staan. In een beschouwing over zijn filosofie profeteerde Okke Jager veertig jaar geleden al dat ‘zijn oeuvre niet zal verouderen’. Dat blijkt. Recent zijn er nog twee bundels met korte, nooit gepubliceerde essays uit zijn nalatenschap verschenen.

Pedagoog en opvoedingsfilosoof Joop Berding gelooft ook in de blijvende relevantie van Verhoeven. In zijn fraaie boekje Rondom Cornelis Verhoeven vertaalt hij een aantal centrale begrippen uit diens filosofie naar het onderwijsveld.

Het onderwijs ging Verhoeven, zelf jarenlang docent aan een middelbare school en later aan de universiteit, ter harte. Hij schreef erover in verschillende essays en zijn boek met de opmerkelijke titel Tractaat over het spieken (1980) is er zelfs helemaal aan gewijd. Verhoeven levert hierin een fundamentele kritiek op de toen zich ontwikkelende onderwijsfilosofie waar we momenteel nog steeds mee te maken hebben. Met name is hij beducht voor de institutionalisering van het onderwijs. Hij is bang dat opleiding in plaats van vorming komt, of zoals we het vandaag zouden zeggen, dat het product belangrijker wordt dan het proces. Onderwijs is voor Verhoeven meer dan het bij leerlingen aanleren van een aantal vaardigheden, maar zou ook de plaats moeten zijn waar de verwondering wordt gecultiveerd, die de intellectuele interesse aanjaagt.

Verhoeven was toen al tegendraads. Hij werd voor reactionair versleten. Maar juist zijn typisch filosofische benadering, met kritiek die dieper peilt en met durf om tegen gangbare ideeën in te denken, is een manier om de fundamentele vragen die ten grondslag liggen aan onze onderwijspraktijk in het vizier te krijgen.

Na een korte inleiding presenteert Berding vier kernthema’s uit het werk van Verhoeven die relevant zijn voor een onderwijsfilosofie, onderwijs als geschenk, als verwondering, als geduldpraktijk en als diepe praktijk waarbij ruimte is voor stilte.
Hij doet dat op een prettige en heldere manier, waarbij je goed kunt merken dat Berding zelf ook de nodige onderwijservaring heeft. Daarnaast heeft hij verschillende gesprekken gevoerd met docenten en betrokkenen in het onderwijsveld om de inzichten van Verhoeven te toetsen op hun hedendaagse bruikbaarheid.

Verwondering en geduld zijn typische termen uit het oeuvre van Verhoeven. Hij is wars van het activistische denken dat de werkelijkheid in zijn greep wil nemen. Vertaald naar het onderwijs is dat de huiver voor een al te doelgerichte en nutsgeoriënteerde benadering, die iedereen, leraren en leerlingen, opjaagt. “De veelheid aan bekwaamheidseisen maakt wellicht dat de haast soms regeert en er weinig rust en aandacht is voor onderbreking en het stellen van goede vragen”, stelt lerarenopleider Sophie Verhoeven (geen directe familie).
In het verlengde hiervan kan meer ruimte voor verwondering bijvoorbeeld leiden tot ‘open staan voor het nieuwe en onverwachte, stil staan en aandacht geven’, ook in de klas. “Hoe snel menen we niet leerlingen te kennen: dat is die slimmerik en die heeft duidelijk voetbaltalenten; ‘gevalletje ADHD’, ‘typisch vmbo-kind’, enzovoort? We zijn heel sterk én heel snel in het framen van temperament, gedrag en karakter van kinderen (…) maar het duidelijke nadeel is dat dit ‘vastpinnen’ van kinderen het zicht op ándere kwaliteiten belemmert. We ‘hollen’, zou Verhoeven zeggen, ‘daaraan voorbij’” (p. 79).

Hoewel de beschouwingen van Verhoeven al jaren geleden geschreven zijn, zijn ze in veel gevallen direct op de huidige situatie van toepassing. Het maakbaarheidsdenken is sindsdien alleen maar sterker geworden, ook in de onderwijssector. Verhoeven pleit juist voor het honoreren van het niet-maakbare, het verrassende en ongrijpbare (geschenk)karakter van de werkelijkheid. Je zou zijn filosofie kunnen typeren als gericht tegen het vanzelfsprekende. In die zin is het filosofie pur sang. Dat zijn ideeën ook vandaag de dag haaks staan op de tijdgeest en de gangbare onderwijsideologie, is duidelijk. De weerbarstigheid van de dagelijkse praktijk drijft iedereen voort. Des te belangrijker om als school “in zekere mate los en onafhankelijk van de maatschappij, in een soort ‘luwte’, aan de taken van de school te werken, op grond van eigen, professionele (waaronder pedagogische) standaarden en waarden”, schrijft Berding (p. 103). Op een eigen manier, tegen de vanzelfsprekendheid in, denken en handelen.  

De ervaringen uit het veld die met name in de laatste twee hoofdstukjes een prominente plaats innemen, illustreren dat de gekozen thema’s uit de filosofie van Verhoeven een positieve betekenis kunnen hebben voor de onderwijspraktijk. Ook zonder zich expliciet op hem te beroepen, is het mogelijk keuzes te maken vanuit een bewuste pedagogische cultuur, in de lijn van Verhoevens filosofie, je laten voeden door “aandacht, toewijding, uitstel, vertraging, geduld, stilte en oog voor de steeds weer nieuwe aspecten van de werkelijkheid.” Het is belangrijk, volgens Berding, “dat leraren, schooldirecties en bestuurders langer en dieper de tijd nemen om erachter te komen wat ‘het goede’ in hun praktijk betekent of zou kunnen betekenen” (p. 112).

Voor iedereen die betrokken is bij het onderwijs, maar ook voor wie geïnteresseerd is in het gedachtegoed van Cornelis Verhoeven, is dit handzame boekje een welkome gids.

Joop Berding, Rondom Cornelis Verhoeven. Ruimte voor vertraging in filosofie en onderwijspraktijk, Garant Uitgevers Antwerpen – Apeldoorn 2022, 176 pag., €19,00

Previous Post Next Post

No Comments

Leave a Reply