Overdenking

je zal het niet gemakkelijk krijgen, Luc. 2: 33 – 40

Ik begin vanmorgen met een verhaal van Karel Eykman.

Het is niet eerlijk

Met een kwaaie kop kwam Jezus thuis uit school. Hij had een bloedneus en zat onder de blauwe plekken.
‘Het is niet eerlijk!’ riep hij nog nahijgend van woede.
‘Rustig maar, jongen,’ zei Maria, zijn moeder. ‘Vertel eerst eens wat er is gebeurd.’
Bij stukjes en beetjes kwam het er uit. Er was gevochten op het schoolplein. Grote jongens hadden een klein jochie dat nieuw was op school te grazen genomen. Ze hadden hem omvergeduwd en geslagen en gestompt waar ze maar konden. Zelfs toen hij al op de grond lag te kermen, waren ze doorgegaan met schoppen en natrappen.
Jezus had dit gewoon niet kunnen aanzien.
‘Kunnen jullie wel?’ had hij geroepen. ‘Met zijn allen tegen één kleintje? Moet je bij mij eens proberen.’
De stoere jongens hadden hem verbaasd aangekeken.
‘Wat mot je nou?’ had de grootste gezegd. ‘Wou jij soms ook op je lazer hebben? Je kan het krijgen zoals je het hebben wilt, hoor.’
‘Kom maar op,’ had Jezus gezegd met zijn kin omhoog en zijn ene wang naar voren. ‘Kom maar op als je durft.’
Dát had hij beter niet kunnen zeggen. Een klap op zijn smoel kon hij krijgen en een dreun voor zijn kop. En nog een, en nóg een. Hij kon geen kant uit.
Intussen kon het kleine jongetje snel ontsnappen. Dat nog wel.

Toen was de pauze voorbij. De meester had iedereen weer de klas in geroepen. Bijna was de vechtpartij daar nog doorgegaan, maar dat wilde meeste beslist niet hebben.
‘Ik wil in deze klas de vrede bewaren,’ had hij gezegd, ‘en vrede betekent dat iedereen zijn mond houdt en naar mij luistert, begrepen?’
‘Wat je maar vrede noemt’, had Jezus nog gemompeld.
Maar meester begon te vertellen over de heldendaden van koning David. Ook had hij het erover dat ze erg verlangden naar een koning als David, nu de Romeinse keizer de baas was in hun land.
Jezus luisterde er nauwelijks naar, hij zat nog steeds zijn woede te verbijten.

En nu hij weer thuis was bij zijn moeder, was het nog niet over. Al stotterend en snotterend vertelde hij haar het hele verhaal en eindigde met: ‘Maar dat is toch onrecht, mam!’

Eigenlijk moest Maria een beetje lachen om Jezus, die in zijn heilige verontwaardiging zulke hoogdravende woorden gebruikte. Maar ze wilde hem niet uitlachen. Ze trok hem op schoot om hem al knuffelend te troosten.

‘Ach mijn lieve jongen,’ zei ze. ‘Je zal het niet gemakkelijk krijgen als je zo voor anderen opkomt. Toch moet je daarmee doorgaan. En dat volhouden, beloof je me dat? Dan zal de wereld nog veel aan je hebben. Jij bent een geweldige jongen. Dat wist ik al vanaf het moment dat jij er was.’

Mooi verhaal, vindt u niet?
Het is natuurlijk bedacht, door Karel Eykman, die heel veel verhalen heeft geschreven over de bijbel – ooit ook de kinderbijbel Woord voor Woord.
Het is bedacht, maar het is levensecht, en je merkt dat Eykman de bijbelverhalen goed kent. Want is dat niet typisch voor Jezus: dat hij niet tegen onrecht kan, dat hij voor anderen opkomt.

En de troostende woorden van moeder Maria met het kindje Jezus op schoot, –Je zal het niet gemakkelijk krijgen als je zo voor anderen opkomt –  je zou er een verwijzing in kunnen horen naar de woorden van Simeon uit het bijbelverhaal.
Daar wordt verteld hoe de kersverse ouders Jozef en Maria met hun kindje naar de tempel gaan ‘om Hem aan de Heer aan te bieden’ en om een offer te brengen zoals de wet dat voorschrijft. In die tempel is er de ontmoeting, met Simeon en met Hanna.
Simeon zegent beide ouders en spreekt dan tot Maria over haar kind. ‘Hij zal een teken zijn dat betwist wordt – de één zal erover vallen, de ander erdoor opstaan; zelf zul je – moeder Maria – als door een zwaard doorstoken worden. De gezindheid van velen zal aan het licht treden’.

Wat betekent dat allemaal?
Simeon en Hanna zijn twee figuren die passen in deze Kersttijd. Ze komen alleen maar voor in de verhalen die Lucas vertelt rond Jezus’ geboorte. Dat is natuurlijk bedacht, maar je merkt aan alles dat Lucas de bijbelverhalen goed kent.
Simeon en Hanna hebben bijbelse allure. Ze hebben iets profetisch over zich, al moet je dan wel goed beseffen wat profeten eigenlijk zijn.

Er is een uitleg die benadrukt dat Simeon en Hanna daar staan als vertegenwoordigers van het oude verbond, van het Oude Testament, van de tijd van de belofte. Hanna wordt profetes genoemd en van Simeon wordt gezegd dat hij “uitzag naar de tijd dat God Israël vertroosting zou schenken” – een typische uitdrukking die ook in de richting van de profetische verwachting wijst. De gedachte is dan, dat met de komst van het kind dat de Messias is, de tijd van verwachting en belofte voorbij is en dat nu de tijd van de vervulling is aangebroken.

Dit is één uitleg. Tegenwoordig zijn we daar wat aarzelend over, omdat je op deze manier deze verhalen in een door ons bedacht schema perst. Het schema van belofte – vervulling. Waarbij het Oude Testament de belofte is en het Nieuwe de vervulling. Maar dat is te schematisch, teveel een (verkeerde) tegenstelling. De woorden van Simeon zijn meer dan alleen de vervulling van zijn verwachting. Dat ook, maar ze bezitten een overschot aan belofte voor wat komen gaat.

Van Simeon is het beeld dat van een oude profeet die op het laatst van zijn leven nog de genade ontvangt dat hij de messias met eigen ogen mag aanschouwen. Dat beeld is tamelijk hardnekkig. Maar waarom stellen we hem als een oude man voor? Zijn leeftijd wordt nergens vermeld. Van Hanna wordt gezegd dat ze een hoogbejaarde weduwe is. Dus is al gauw geconcludeerd dat ook Simeon wel een bejaarde man zal zijn, maar in de tekst vinden we niets over zijn leeftijd.
Er staat wel dat hem geopenbaard is dat hij niet zou sterven voordat hij de messias zou zien – maar ook dat betekent nog niet per se dat hij nu ook oud is, laat staan terminaal.
Zijn beroemde lofzang (hier buiten de zondagstekst), ‘Nu laat u, Heer, uw dienaar in vrede heengaan’, is in de traditie opgevat als een soort zwanenzang. Het lied kwam in de avondliturgie van de kloostervieringen terecht – maar ‘in vrede heengaan’ betekent niet onmiddellijk dat je op het punt van overlijden staat. We zeggen het immers ook bij het verlaten van de kerk, bij het uitspreken van de zegen. Ga heen in vrede.

Dus, in plaats van dat we bij Simeon ons een oude, afgeleefde man voorstellen, die zoiets zegt als: ‘nu kan ik eindelijk sterven, ik heb het nog mogen meemaken’…, kun je ook zeggen: Het is niet, laat mij nu maar sterven, maar veel meer: nu kan ik pas leven! Hij neemt het kind in de armen en looft God, niet omdat hij nu klaar is om te sterven, maar omdat hij nu pas voluit als een bevrijd mens kan leven. Hij is niet de wachtpost van het verleden, maar wordt een bode van de toekomst. Zijn verwachting is niet vervuld, maar wordt juist geactiveerd. Dat is echt een ander accent.

Waarom zouden we ons Simeon niet voorstellen als een jonge kerel, een man in de kracht van zijn leven, als een springlevend en levenslustig mens, in plaats van als een afgeleefde en uitgebluste oude man?

Ik zoom nog even wat verder in.

Wat wordt er van Simeon wél gezegd? Vier kwaliteiten worden opgesomd. Hij is een rechtvaardig en vroom man, die uitziet naar de tijd dat God Israël vertroosting zal schenken, en de heilige Geest rust op hem (25). Vier kwaliteiten, competenties zo u wilt, die een bijbelse klank hebben:

Rechtvaardig – de tsaddik; de mens die blijft op de wegen van Gods wet; Het zijn mensen die een bloedhekel hebben aan onrecht – zoals de profeten –; meer nog dan toekomstvoorspellers zijn profeten in de bijbel mensen die de eigen samenleving dieper peilen; die de rot in het systeem aanwijzen; die je uitdagen om scherper te zien wat er mis is en wat er anders moet. Als de gerechtigheid in het geding is.

Vroom – dat is wat anders dan kwezelachtig, maar vroom in de betekenis van stoer, onverzettelijk. Bergen op Zoom – houdt u vroom, kent u dat nog? Vroom, in de bijbel, zijn de mensen die hun stem durven verheffen, die zoals de profeten de machthebbers ter verantwoording roepen als wees, weduwe en vreemdeling tekort komen; die voor anderen opkomen. Wat het kindje Jezus al op het schoolplein liet zien, zeg maar.

En van Simeon wordt gezegd dat hij is: Een mens die uitziet naar de tijd dat God Israël zal vertroosten – een echo van het profetische woord Troost, troost, mijn volk (Jesaja 40). Hij leeft met en uit de belofte. Zoals het nu is, zo zal het niet blijven. God zelf zal redding brengen.

En tenslotte, is hij iemand waar de heilige Geest op rust – dat zou je kunnen omschrijven als iemand met een krachtig geloof, met een creatieve onrust, met een ontwapenende openheid. Dat is wat de Geest doet. In het portret dat de evangelist van Simeon schetst, speelt de Geest een belangrijke rol: De Geest heeft hem geopenbaard over dit kind. De Geest drijft hem naar de tempel toe, op het juiste moment op de juiste plaats. In heel het evangelie is het steeds de Geest die het perspectief openbreekt.

Het zijn geladen woorden, die natuurlijk vooruit wijzen naar hoe de weg van dit kind zal gaan, het onderwerp van het evangelie. Simeon heeft profetische allure. Niet omdat hij zover vooruit kan kijken, maar omdat hij in de diepte schouwt. In de Kerstkring komt Goede Vrijdag al in zicht en daarachter Pasen.

Belangrijk daarbij lijkt mij te zijn om de figuur van Simeon te zien als iemand die ons het zicht op de toekomst opent. Hij is vol van verwachting, van openheid en ontvankelijkheid. Dat maakt het mogelijk dat hij in dit kind ziet wat hij ziet. Dat maakt dat hij de woorden spreekt die hij spreekt. Het is geen treurzang, geen onheilsprofetie, nee, hij looft God – staat er – en als hij de ouders en in het bijzonder Maria toespreekt, begint dat er mee dat hij hen zegent. En zegenen doe je altijd met het oog op de toekomst, met het oog op dat wat voor je ligt, het leven, de tijd, de wereld. Ga heen in vrede…

In de woorden en het optreden van Simeon spiegelt zich, de manier waarop God zelf in onze wereld is gekomen.
In de gestalte van een kind, dat het teken is van onschuld en van nieuw begin; van ontvankelijkheid en afhankelijkheid. Van toekomst van godswege. Daarom is het kind ook een teken dat de profetische belofte vervult, het teken van Gods gerechtigheid, van Gods bevrijding.

Geloven is, je openstellen voor de toekomst, leven van de verwachting, omdat het God zelf is die naar ons toe komt – dat wordt zichtbaar in het kind; omdat God zelf de garant is van de toekomst van de wereld, de verlossing, de redding, de bevrijding (van Jeruzalem, vers 38).
Maar geloven in dit kind, betekent ook, net als Hij: niet tegen onrecht kunnen én opkomen voor de ander. ‘Daar zul je het niet gemakkelijk mee krijgen’, maar dat was ook nooit beloofd.
De hele levensweg van Jezus die in het verdere verloop van het evangelie zal worden uitgetekend, zijn leven en zijn sterven en zijn opstaan, is als het ware al in de woorden en het visioen van Simeon vervat. Zijn profetische ogen registreren al wat in de diepte verborgen ligt. ‘Hij zal een teken zijn dat wordt weersproken’,  maar ook: ‘door Hem zullen velen ten val komen of juist opstaan’.
Dit kind is onze verlosser, onze redder, onze bevrijder.

Dat alles zien wij vandaag door de ogen van Simeon; door de ogen van een rechtvaardige en van een vroom mens, vol van verwachting en uitgerust met de heilige Geest.
De ogen van een mens die, hoe oud hij misschien ook mag zijn geweest, altijd jong is gebleven.
Want je bent immers nooit te oud om te verwachten.

AMEN

Previous Post Next Post

No Comments

Leave a Reply