Overdenking

je kunt niet met lege handen aankomen, Mat. 2: 1-12

‘Je kunt toch niet met lege handen aankomen.’
We zijn uitgenodigd om bij kennissen een borrel te komen drinken. Het duurde even voordat de afspraak stond, agenda’s en dergelijke, maar nu is het zo ver. Het staat genoteerd. Ik ben er klaar voor.
‘Ho even’, zeg mijn vrouw, ‘we moeten eerst nog even naar de stad, een kleinigheid voor ze kopen.’
‘Hoezo?’, zeg ik. ‘Dit keer zijn we bij hun, de volgende keer bij ons, dan hoef je toch niet de hele tijd cadeautjes over en weer te geven?’
Maar zij denkt daar anders over.
U mag raden wat de uitkomst is.

Je kunt toch niet met lege handen aankomen.

Vandaag gaat het over het verhaal van de wijzen uit het Oosten.
Eén van die mooie verhalen die horen bij het Kerstfeest dat we onlangs hebben gevierd.
De wijzen of magiërs, die de ster hebben gevolgd, de ster die hen brengt bij het koningskind. En ze brengen geschenken: goud, wierrook en mirre. Dus zullen het er wel drie zijn geweest, al staat dat nergens duidelijk vermeld. Want als er nog meer wijzen bij zouden zijn geweest, hadden die met lege handen gestaan. En dat kan toch niet?

Het moge duidelijk zijn dat er in dit bekende verhaal allerlei symbolische betekenissen verborgen zitten. Daar zal ik zo iets over zeggen.
Mar het moet natuurlijk ook gaan over de vraag wat dit verhaal ons vandaag te zeggen heeft.
Het gaat vanmorgen over geven, en over ontvangen, en over de vraag wat wij, wat ik zelf te geven heb.

Een belangrijk motief in het verhaal is dat van het contrast. Het contrast tussen aan de ene kant koning Herodes, in zijn paleis, in de hoofdstad, in Jeruzalem. En aan de andere kant het kind dat is geboren, in een uithoek, in een eenvoudige stal – al wordt dat allemaal hier niet benoemd, er is slechts sprake van een huis waarin ze naar binnen gaan en Maria en het kind aantroffen. In ieder geval, het verschil tussen beide locaties is deel van het contrast. Want er wordt met nadruk herinnerd aan het profetenwoord dat in Betlehem de Messias wordt geboren, waarbij de kleinheid van het stadje wordt benadrukt.
(Overigens wordt het Micha-citaat 5: 1 precies omgekeerd. Daar staat: dat B. te klein is om tot Juda’s geslacht te behoren; bij Mat. is het ‘je bent zeker niet de minste onder de leiders van Juda’)

Tegenover Jeruzalem, centrum van macht, staat het vlekje Betlehem ergens op het platteland. Tegenover de koning op zijn pauwentroon, het kind in een eenvoudig boerenhuis.

Het heeft ook een zekere ironie, want de machtige koning schrok hevig, staat er, als de wijzen zich melden met de vraag: waar is de koning van de Joden die onlangs geboren is? Dat is een grappige scène. Als je mag geloven dat ze op reis zijn gegaan achter de ster aan, dan veronderstelt dat dus dat die ster hen deze onnodige omweg via Jeruzalem heeft laten maken. Niet rechtstreeks naar het kind, maar eerst langs de koning.
Dat is natuurlijk ook om dat contrast scherper aan te zetten. De koning schrikt zich een hoedje, en staat er, heel Jeruzalem met hem. Overdrijving hoort bij de bijbelse vertelkunst.

Daar staat dan de idyllische scène tegenover als ze uiteindelijk het huis binnengaan en het kind en zijn moeder aantreffen.
Hoe uitgebreid het bezoek aan de koning wordt verteld, hoe snel is het hier gedaan.
Ze worden vervuld van vreugde.
De vreugde die staat tegenover de schrik van Herodes en Jeruzalem.
Ze gaan het huis binnen en werpen zich in aanbidding neer.
Dan bieden ze hun geschenken aan.
En meteen zijn ze ook weer vertrokken, in een droom gewaarschuwd om niet meer langs Herodes te gaan.

Een tweede motief in het verhaal, is precies die aanbidding.
De volken, vertegenwoordigd door deze magiërs uit de Oriënt, komen om de koning der Joden te eren, met hun eerbied en met hun geschenken.
Zoals koning Salomo bezoek kreeg van de koningin van Seba.
Zoals de profeten op verschillende plaatsen dit motief bespelen, zoals we hoorden uit Jesaja:
‘Volken laten zich leiden door jouw licht, koningen door de glans van je schijnsel.’

Het ontbreekt het joodse volk niet aan een gezond zelfbewustzijn. Uiteindelijk zal heel de wereld buigen voor de koning der Joden, en dat gebeurt hier al, in dit wonderlijke verhaal, waarbij de twist is, dat de koning niet de aardse machthebber op de troon in Jeruzalem is. Die Herodes is overigens ook maar een zetbaas van de Romeinen. De koning is ook niet de keizer in Rome, zijn naam wordt genoemd in dat andere kerstverhaal van Lucas, in verband met de volkstelling weet u wel. Maar de koning der Joden is dit kind van Maria. In al zijn kleinheid, kwetsbaarheid en onschuld.

En dan is er nog dat derde motief, van de geschenken.
Daar begonnen we mee, want je kunt niet met lege handen aankomen. Naast het motief van het contrast en de aanbidding door de volkeren, het motief en de betekenissen van deze geschenken.
Dan lijkt het niet meer te gaan om eenvoud en bescheidenheid. Want de wijzen pakken flink uit. Er is sprake van kostbaarheden en van geschenken, goud, wierrook en mirre.

Wat moet je daar als pas bevallen moeder mee, vraag je je af. Niet echt praktisch, toch. Je kunt je kind er niet mee aankleden.
En wat heeft zo’n kind hier aan? Het is er veel te klein voor, en je kunt er niet eens mee spelen.

Natuurlijk gaat het ook hier om de symbolische betekenis van deze geschenken. Dat zal iedereen snel begrijpen.
Goud, dat is het meest kostbare wat je je voor kunt stellen. Goud, dat is wat koningen elkaar schenken.
Goud is hier het koningsgeschenk.
Wierrook werd overal in de oude wereld gebruikt als welriekende geur. Het werd in de tempel van Jeruzalem gebruikt, zoals in veel andere religies ter wereld, en zoals het in de katholieke en oosterse kerk nog steeds gebeurt. Wierrook is oorspronkelijk wij-rook, rook om te wijden.
Wierrook is hier om de goddelijkheid van het kind te benadrukken.
En mirre, dat werd gebruikt bij overlijden, het is hier symbool van lijden en dood.
De mirre hier wijst als het ware al vooruit naar Jezus’ dood aan het kruis.

De geschenken van de wijze magiërs spreken hun eigen taal.

Mooi om te weten, zegt u misschien. Maar wat moet ik daar mee?
Nou, je moet niks.
Maar je zou kunnen overwegen, wat zo’n oud, typisch Bijbels verhaal, mij vandaag te zeggen heeft.

Wat heb ik te geven?
Je kunt toch niet met lege handen aankomen…

Dit verhaal gaat ook over hoe wij mensen met elkaar omgaan en samenleven in een en dezelfde wereld. Hoe een nieuw mensenkind welkom wordt geheten in ‘the family of men’.
Een geschenk is een manier om de ander te erkennen, de ander serieus te nemen, op waarde te schatten. Het heeft een hoog ritueel gehalte. Dat vind je in alle menselijke culturen terug en het gebeurt nog steeds, bij staatsbezoeken en audiënties en op gewone verjaardagen in de familie of in je kennissenkring.
Geven en ontvangen, over en weer, dat is hoe mensen samenleven en elkaar waarderen. Dat maakt het geschenk ook zo veelbetekenend en essentieel. In ieder geschenk komt iets van de gever mee.
Daarom is het zo belangrijk om niet met lege handen aan te komen.

Dan gaat het helemaal niet om de waarde van het cadeau, maar om de waarde van het geven, van de aandacht, van de zorg die je aan een ander hebt besteed, door zo attent te zijn om iets mee te nemen. Wat, dat is niet de eerste zorg, maar dat je dat hebt gedaan. Want daar spreekt zorg en liefde uit, echte aandacht. ‘Dat had je toch niet hoeven doen’. Nee, maar daarom wordt het gewaardeerd.

Het spreekwoord is, dat het zaliger is te geven dan te ontvangen.
Ja zeker, maar u weet allemaal ook hoe fijn het is als je iets ontvangt van een ander, waarin je echt de oprechte belangstelling en zorg proeft die er aan jou is besteed. Er heeft iemand de moeite gedaan om er op uit te gaan om iets voor jou te kopen, met zorg uitgezocht, rekening houdend met je voorkeuren, met je smaak, noem maar op.
Dat is waardevol, dat heeft iedereen nodig, op allerlei niveaus in het leven, omdat het een vorm van erkenning is. Je bent echt door die ander gezien.

Ik vond een mooie uitleg van de drie geschenken, nu als beelden van wat wij mogen brengen. Naar Jezus, maar dat doe je altijd in het geschenk dat je geeft aan de andere medemens, want daarin ontmoeten wij vandaag het kind van Kerst. In de minste der broeders en zusters komt Christus ons tegemoet, immers.

Goud is dan het beeld van onze liefde, aandacht en zorg.
Wierrook is het beeld van ons verlangen, ons gebed als het ware, de hoop op vrede, heil, op bevrijding.
En de mirre is dan het beeld van onze eigen smart, de wonden die we met ons meedragen. Want niemand komt ongeschonden door het leven. Maar ook met die pijn en beschadigingen kunnen we elkaar dienen, zijn we solidair met elkaar, en met de ander in zijn of haar nood.
Zoals wanneer we ons machteloos voelen, niks kunnen doen, maar dat dan onze aanwezigheid of betrokkenheid voor die ander in nood toch al veel betekent.

We hoeven geen dure geschenken mee te nemen naar de kribbe, geen grootste prestaties, eremetaal of dure diploma’s. Wat we te bieden hebben, is onszelf.
Wat we altijd bij ons dragen, is genoeg: onze liefde, ons verlangen, onze pijn (Anselm Grün).

Met het geschenk van onze menselijkheid bevestigen we de menselijkheid van de ander. En zo doende, eren wij het Christuskind.

Neem ook mijne liefde, Heer,
‘k leg voor U haar schatten neer.
Neem mijzelf en voor altijd
ben ik aan U toegewijd.

Amen

Previous Post Next Post

No Comments

Leave a Reply