Overdenking

Je gaat het pas zien als je het doorhebt, Johannes 9

Ik weet niet of u het al had gezien, maar sinds deze week heb ik een nieuwe bril. Ik zou er niet over begonnen zijn, als vandaag niet het verhaal van de genezing van het blinde op het rooster staat.

Nu is er nogal een verschil tussen een kwartpunt minder links en een halve rechts, en blindheid. Dat corrigeer je niet met een nieuwe bril.
Maar gaat het verhaal van vanmorgen wel over zulke blindheid, over een oogaandoening? Of gaat het misschien over blindheid op een ander vlak? Je zou het haast denken.
We horen hoe Jezus wat mysterieus spreekt over ‘zij die niet zien en toch zien en zij die zien en tegelijk blind zijn’. Hij noemt zichzelf ‘het licht voor de wereld’ en zegt van zichzelf dat hij gekomen is om het ‘oordeel te vellen’, waarna zal blijken wie het echt ziet, door-ziet.

Het is in ieder geval een verhaal, een lang verhaal, waarin van alles gebeurt en waarin je soms het gevoel krijgt dat de blinde man die genezen is, een beetje uit het zicht raakt. Alsof het daar niet om gaat.

Dat begint meteen al. Kijk maar even mee:
Jezus ziet – in het voorbijgaan – de blinde man.
Dat is meteen al een belangrijk gegeven. Waar menigeen voorbij loopt, gedachteloos, aan de zwerver of de bedelaar, de straatkrantverkoper … Waar wij gemakkelijk voorbij gaan aan de mens in nood, ziet Jezus.

Bij de bespreking van dit verhaal in een groep onlangs, werd een mooie tekst van Toon Hermans gelezen:
“We zien niet wie wij zijn
de ogen en de mond misleiden
we leven van elkaar gescheiden
we zien niet wie wij zijn
we zien de blijheid of het treuren
we zien gebaren, vormen, kleuren
we zien niet wie wij zijn.
Verborgen blijft het menselijke licht
we zien niet wat we zien in een gezicht”

We lopen zo gemakkelijk aan elkaar voorbij. En als we kijken, zien we dan echt? Of zien we alleen de buitenkant, de gebaren, vormen, kleuren?
Vragen die door één zo’n klein detail, van het zien in het voorbijgaan, worden opgeroepen.
Jezus ziet de mens in nood.
Al meteen bij het begin is dit een evangelie-verhaal, een verhaal met een goede boodschap.

Maar dan, de leerlingen zagen het ook. Ze vragen: hoe komt hij zo blind? Is het vanwege de zonden van zijn ouders of vanwege zijn eigen zondigheid?
Ze vragen naar het verleden. Nieuwsgierigheid? Theologische spitsvondigheid? In ieder geval geen sympathieke vraag, waarbij de blinde zelf betrokken wordt. Hij is voor de leerlingen niet meer dan een – theologisch interessante – geval. Dat is heel anders.
Jezus wijst dat soort redeneren af, hij wijst naar de toekomst: Gods werk moet in hem zichtbaar worden.
Op zich ook mysterieus, maar in ieder geval is het perspectief omgekeerd. Niet het verleden is leidend, maar wat in de toekomst aan mogelijkheid verborgen ligt. De vraag moet niet zijn hoe hij aan die blindheid komt, maar hoe hij er af komt.

En dan wordt heel beeldend verteld, hoe Jezus een speekselpapje maakt, de ogen van de blinde man insmeert, en hem naar het badhuis stuurt. Als hij zich gewassen heeft, kan hij zien. Hij blijkt wonderbaarlijk genezen.

Genezen?
Dat zou je denken. Inderdaad. Hij was vanaf zijn geboorte blind – dat weten zijn ouders ook nog goed – maar nu kan hij zien.
Wat opvallend is dat de tekst het steevast heeft over ‘de ogen geopend’. Dat zeggen de mensen, zijn buren en bekenden, als ze hem tegenkomen: “Hoe zijn je ogen opengegaan?’ In de jongste revisie van de tekst is juist dat gecorrigeerd.
Spijkers op laag water, zegt u misschien. Genezen, of de ogen openen, dat komt toch op hetzelfde neer. Maar nee, het klinkt net even wat anders, en dat is bewust. Het brengt je op het spoor van een diepere laag in het verhaal.

De ogen openen, dat kan je ook overkomen terwijl je in medisch opzicht niks aan de ogen mankeert. De ogen kunnen je opengaan, als je opeens dezelfde situatie in een ander licht gaat zien. Als iemand je wijst op een nieuwe mogelijkheid, waar jij niet aan gedacht had, die jij niet kon zien omdat je teveel bezig was met… nou noem het maar op.
Een mens kan zo in beslag genomen worden door zijn eigen sores, om nog iets anders te kunnen zien. Om oog te hebben voor een ander.
Je kunt zo bezig zijn met je carrière, met je image, dat wat de anderen aan de buitenkant zien, dat je vergeet om te leven en van het goede te genieten.

De ogen van deze man in het verhaal worden geopend en dat betekent meer dan dat hij opeens wonderlijk kan zien. Ook dat, maar hij ziet nu ook met nieuwe ogen. Hij ziet wat er werkelijk toe doet.
Dit soort Bijbelverhalen gaan over dergelijke, spirituele, menselijke ervaringen. Het maakt het wonder bijzonder.

In het verhaal wordt dat duidelijk doordat hij nu ook ziet wie Jezus is. Aan het eind van het verhaal, als er van alles is gebeurd en gezegd, vraagt Jezus hem:
‘Gelooft u in de Mensenzoon?’
‘Als ik wist wie het was, heer, zou ik in Hem geloven’, zei hij.
‘U kijkt naar Hem en u spreekt met Hem’, zei Jezus.

En dan zegt de man: ‘Ik geloof, Heer’, en hij wierp zich voor Jezus neer.

Die blinde genezen man is de enige in het hele verhaal, die tot geloof komt.
Hij heeft het licht gezien!

Dat de farizeeën er niets van moeten weten, dat past helemaal in het plaatje van het evangelie. De tegenstand tegen Jezus wordt met het moment groter. De verdeeldheid groeit. Het evangelie is een lange aanleiding tot de ontknoping die we allemaal kennen.
Maar dat de ouders van de blinde man, die erbij gehaald worden, ook niet overlopen van enthousiasme, dat is weer zoiets wonderlijks. Het lijkt alsof ze er nauwelijks blij mee zijn. Als ze vragen krijgen, wijzen ze snel weer door. Ga het hem zelf maar vragen, hij is oud en wijs genoeg… Ze willen er geen last mee.
Dat is al vreemd.
Wat ook vreemd is, je leest er makkelijk overheen, is dat de buren en de mensen die de blinde kenden als bedelaar, hem nauwelijks herkennen als ze hem genezen en wel tegenkomen. ‘Is hem dat? Ja, zegt de één. Nee, de ander, nou ja, hij lijkt er wel op.’
En om nu te zeggen dat ze overlopen van blijdschap, hem feliciteren met zijn genezing, of dat ze met hem op zoek gaan naar Jezus, niet bepaald. In plaats daarvan nemen ze hem naar de farizeeën.

Je kunt daar van alles van vinden.
In het algemeen valt het ons niet mee blij te zijn voor een ander, echt blij.
Wat dat betreft is de reactie van de omstanders misschien minder vreemd dan je zou denken.
Of speelt in dit detail van het verhaal mee, de betekenis van zien en niet-zien, van door-zien, van zien waar het echt om gaat, het zien van het wezenlijke?

In ieder van die zogenaamde genezingsverhalen, wordt ons een nieuw perspectief geopend. De ogen gaan open, voor wie Jezus is en voor zijn heilzame werking, voor mensen, in de wereld, voor ons, voor ieder die zich daaraan overgeeft.
Deze verhalen vragen om jouw respons. Om mee te gaan in de beweging die Hij maakt.

Overal waar hij komt, en mensen ontmoet, mensen in hun nood, zoals deze blinde man, creëert hij nieuwe mogelijkheden, werkt hij aan bevrijding, opent hij toekomst.

Jezus opent ons de ogen.
Dat is de boodschap in dit verhaal.
En die boodschap, die in het evangelie een structurerende rol heeft, vanaf het begin waar wordt verteld hoe de eerste leerlingen zich bij Jezus aansluiten, en waar het ‘zien’ ook een belangrijke rol speelt, tot aan het einde, waar de ogen van Tomas, de leerling die het niet kon geloven, open gaan, gaat het erom, of wij die deze verhalen telkens horen, wij die zoveel jaar later leven, of wij die ‘niet zien, toch gaan geloven’ (20: 29).

In onze wereld die soms zo toegesloten lijkt, – in ons eigen leven, waarin het duister ons het zicht op het licht kan ontnemen, opent Jezus ons de ogen voor een nieuwe werkelijkheid, voor Gods werkelijkheid, voor het licht dat schijnt in de duisternis en dat overwint.

Zoals een beroemde Nederlandse filosoof zei:
Je gaat het pas zien, als je het doorhebt.

Previous Post Next Post

No Comments

Leave a Reply