Overdenking

In de storm, Marcus 4, 35 – 41 en Job 30, 15 – 26

We hebben vijf jaar in Friesland, op het Bildt, vlak onder de Waddenkust gewoond. Sindsdien moet ik altijd een beetje lachen als mensen zeggen: ‘Nou, vannacht heeft het behoorlijk gestormd’.
Nee, beste mensen, het kan bij ons wel eens flink waaien, maar storm? Storm, daarvoor moet je aan de kust zijn, of nog beter: op zee. Storm dat is, als de spanten van je huis knappen, de pannen op het dak rammelen en de zilte zeewind met kracht tegen de hoge ramen van de dorpspastorie slaan. U merkt wel, ik heb nog steeds heimwee…

Vandaag gaat het over de storm. Over het geweld van de stormwind. Naar aanleiding van het verhaal over de leerlingen in het bootje, de storm op het meer, natuurlijk. Maar ook hebben we een fragment uit dat bijzondere boek van Job gehoord, waarin ook sprake is van storm en wind. Het is niet voor niets dat beide tekstgedeelten door de roosteropstellers samen zijn gekozen.

Het verhaal van de storm op het meer is een bekend fragment uit het evangelie. Het is duidelijk dat het hier om iets meer gaat, dan alleen een spannende gebeurtenis. De storm is een indrukwekkend natuurverschijnsel. Al zijn ze op een meer, ook op de binnenwateren kan het flink tekeer gaan. Dat is allemaal zo, maar tegelijkertijd snappen we dat de boodschap van dit verhaal nog wat meer inhoudt. De storm is hier ook een symbool. Een symbool van de storm die je in je leven kan overvallen. Als op ’s levenszee de stormwind om u loeit…

Voorheen kabbelde het leven rustig voort. Maar dan opeens staat alles op zijn kop. Een verkeerd bericht… Een ongeluk dat je zomaar overkomt, het kleine hoekje en van het ene op het andere moment, en zo voort. Je krijgt te horen dat er geen contractverlenging voor jou in zit. Voor jou totaal onverwacht, geeft je partner aan twijfels te hebben over jullie relatie. Nou, noem het allemaal maar op en vult u het zelf maar in.
De storm steekt op.
De wind beukt en beukt. De tegen-wind. En dat is zwaar fietsen.

Het verhaal van Job is daar het Bijbelse voorbeeld van. Als Job spreekt, klaagt, heeft hij het over deze symbolische storm. Hij klaagt tegen God:

U bent wreed voor mij geworden,
met al uw kracht hebt u zich tegen mij gekeerd.
U tilt me op en laat me rijden op de wind,
uw woedende storm schudt mij heen en weer.

Beeldende taal, maar zo herkenbaar.
We kennen het verhaal van Job, de man die op één dag al zijn rijkdom verloor, zijn zeven zonen en zijn drie dochters. En die daarna tot overmaat van ramp ook nog getroffen werd door een vervelende ziekte. Dieper kun je niet vallen.
Job, die het aanvankelijk lijdzaam lijkt te aanvaarden – de Heer heeft gegeven, de Heer heeft genomen, de naam des Heren zij geprezen, zegt hij. Maar die daarna het niet meer houdt, het niet meer uithoudt en zijn woedende klacht er uit schreeuwt, in gesprek met zijn vrienden, in gevecht met zijn God. ‘U bent wreed voor mij geworden”. Job verlangt gerechtigheid. Hij wil niets anders dan zijn zaak voor God zelf bepleiten.

Dan gaat het dus over de storm, die je op de grondvesten van je leven doet schudden.
En ook al is zijn verhaal en situatie extreem, we herkennen allemaal wel iets van dat gevoel van ontreddering. Als de storm huishoudt in jouw leven, waar moet je dan je heil zoeken? Bij wie kun je dan terecht?

In het evangelieverhaal is het de storm zelf, die de crisis bij de leerlingen blootlegt. Bewust wordt het contrast vergroot, het verschil sterk aangezet. Tussen de leerlingen in het bootje, druk aan het hozen om niet te zinken, én Jezus, die nota bene ligt te slapen. Op een kussentje droomt hij van het Koninkrijk van God. Hij slaapt dwars door de storm heen. Dat is toch niet te geloven.
De leerlingen maken hem wakker: ‘Meester, kan het u niet schelen, dat we vergaan?’
Dan staat hij op, spreekt eerst de wind en de storm bestraffend toe en daarna de leerlingen: ‘Waarom hebben jullie zo weinig moed? Geloven jullie nog steeds niet?’

Dat is een typische vraag. Ja, dat ze weinig moed hebben, willen ze wel toegeven. Maar is dat raar? Zelfs vissers kunnen het benauwd krijgen op het water.
Waarom denkt u dat ze in traditionele vissersplaatsen als Katwijk en Urk zo gelovig zijn? Omdat ze daar de kracht van de elementen kennen en de nietigheid van de mens, misschien wel. Ze klampen zich aan God en het geloof vast, als een drenkeling aan het wrakhout.
Ook de stoerste visser uit Galilea kan de angst om het hart slaan.

Maar dat andere verwijt? ‘Geloven jullie nog steeds niet?’ Wat heeft dat er mee te maken?

Aan die vraag kun je zien, waar het in dit verhaal ten diepste om gaat.
Drie keer wordt in het evangelie van Marcus verteld, dat de leerlingen een tocht over het meer maken (vgl. 6: 45 – 52 en 8: 10 – 21). Tijdens elk daarvan komen de leerlingen in een crisissituatie. Jezus verschijnt steeds als redder. Maar telkens is er ook sprake van, dat de leerlingen de strekking van wat er gebeurt, niet goed lijken te begrijpen, niet goed te zien.
Zo ook hier. Als Jezus de wind en het water heeft gekalmeerd, worden ze bevangen door grote schrik – haast nog groter dan daarvoor. Wie is toch deze, dat zelfs de wind en het water hem gehoorzamen.

Hoewel ze het niet begrijpen, de wonderlijke kracht die er van Jezus lijkt uit te gaan waar zelfs de elementen aan moeten gehoorzamen, geleidelijk wordt steeds duidelijker dat daar de vraag van geloof en ongeloof zich op toespitst.

Jezus is de Heer van de machten. Hij overwint het kwade. Hij bestraft de wind en het woelende water. Het is nacht, als ze op het meer zijn. Als het donker is, kunnen de angsten je bespringen. Maar Jezus slaapt. Wie door onrust of angst wordt gekweld, kan de slaap niet vinden. Maar Jezus slaapt. Hij rust in God, in godsvertrouwen. Hij weet zich geborgen in Gods hand.

Soms kom je mensen tegen, die de ene na de andere tegenslag hebben te verwerken. En die toch een opmerkelijke rust uitstralen. Het kan iemand zijn, die weet dat hij binnenkort gaat sterven, die daar mee heeft geworsteld, maar nu de vrede heeft gevonden. Soms is het alsof hij de omstanders en het bezoek meer troost dan omgekeerd.
Geloof en vertrouwen, kunnen je zo’n balans geven. Dat gaat niet vanzelf en dat is er nooit op commando. Je kunt daar naar verlangen en het niet vinden, of er soms zomaar tot je eigen verrassing door worden overvallen. Een diep en zeker weten, ook ik ben geborgen in Gods hand. Wat er ook gebeurt.

Het leven kan je soms aanvliegen. Of de grote problemen in de wereld. Soms komen ze opeens binnen, zoals dat heet. Waar moet het naar toe? Wat gaat er met mij gebeuren?
‘Waarom hebben jullie zo weinig moed” vraagt Jezus.
Je weet toch dat hij de heer is over de demonen, dat Gods macht in hem werkt, dat aan het kruis hij de dood heeft overwonnen, dat zijn liefde regeert.

Maar tussen weten en voelen ligt soms een kloof. ’t Kan allemaal honderd keer waar wezen, maar is het dat ook voor jou, als het er op aan komt?

Er is iets, in beide verhalen van vanmorgen, dat misschien daarbij kan helpen.
Daar wil ik nog even bij stil staan.

In het verhaal van Job, voelt Job de storm van Gods oordeel over zich heen gaan. Zo beleeft hij dat. Het onheil dat over hem is uitgestort, is de tegenstand die hij van God zelf ervaart. Hoe het zit, weet hij niet precies, maar zijn klacht richt hij op God.

Ik roep u om hulp, maar u antwoordt niet;
ik sta voor u, maar u wilt mij niet zien.

Wat er gebeurt in dat wonderlijke verhaal van Job, waarin veel meer speelt dan we hier kunnen noemen, is dat uiteindelijk Job van God antwoord krijgt. Aan het einde van al zijn klachten, als Job is uitgesproken, en ook de vrienden tot zwijgen zijn gekomen, aan het einde treedt God, de Ontzagwekkende, naar voren en antwoordt Job. Over dat antwoord, vier hoofdstukken lang, is ook weer van alles te zeggen, maar het gaat hier nu even om het feit op zich. God antwoordt Job vanuit de storm, staat er dan.

Dat betekent tenminste dit, dat God er is, IN de storm. In dezelfde storm die als een razende over Job tekeer gaat, die alles overhoop blaast, in diezelfde storm, is er ook het antwoord van de aanwezige God. Niet na de storm, maar IN de storm.

Dat lijkt mij van belang. Zoals precies in het andere verhaal, Jezus met de leerlingen IN de boot is. Hij staat hier niet op de oever van het meer, hij komt niet aan over het water, nee hij is met ze in de boot en IN de storm.
Als hij ligt te slapen, denken de leerlingen dat hij vertrokken is naar dromenland, dat hij er niet meer bij is, maar het tegendeel is het geval. Hij is er. Hij is met hen. Jezus’ diepe slaap is geen teken van onverschilligheid, maar van vertrouwen en zo een teken voor zijn leerlingen, voor ons. Jezus is er bij, zijn kracht en vertrouwen vergezellen ons, waar we ook zijn, in het diepste gevaar, in de meest woedende storm. Hij overwint de elementen. Hij schenkt ons een innerlijke rust. De zekerheid, dat wat er ook gebeuren mag, welke storm er ook in ons leven woedt, wij geborgen zijn in Gods hand.

Previous Post Next Post

No Comments

Leave a Reply