Overdenking

Ik vind er iets van, n.a.v Lucas 15 (11-32)

Toen bekend werd dat het vanmorgen over de gelijkenis van de verloren zoon zou gaan, kreeg ik opeens van allerlei kanten reacties. Heel opmerkelijk.

Om te beginnen ontving ik een brief van de VVV, de vereniging van vrouwelijke voorgangers. Ik heb hem meegenomen:

“Waarde collega, beste Bert,
We vernamen dat je a.s. zondag gaat preken over de gelijkenis van de verloren zoon. En dat je van plan bent om daar te beweren, dat dit een van de mooiste gelijkenissen van Jezus is. En verder, dat je wilt gaan zeggen dat deze gelijkenis typerend is voor het evangelie van Lucas, ja, dat het misschien wel de centrale boodschap daarvan is. Vergeving voor wie is afgedwaald.
Nou, dat klinkt allemaal geweldig, maar wij willen daar toch wat kanttekeningen bij plaatsen. Want waar blijven de vrouwen in dit verhaal?
Een vader had twee zonen…. Ja, dat zal. Maar die waren er niet geweest zonder vrouw als moeder. En in dit verhaal doet zij helemaal niet mee. Hoezo, typerend voor het evangelie en hoezo, kernboodschap, als vrouwen daarin vakkundig zijn weggewerkt.
Hoe denk je dat die moeder het zou hebben gevonden, dat haar jongste kind zomaar de wijde wereld in trekt? Daar horen we niets over. Is het alleen de vader die op de drempel van het huis uitziet naar de terugkeer van zijn kind. ‘Zou ooit een vrouw vergeten ’t kind dat zij in zich droeg’ (Lied 862)?
Kom op, je weet wel beter. Het is een schandaal dat vrouwen worden weggepoetst uit veel bijbelverhalen. Het mag dan een mooie gelijkenis zijn, het voert te ver om dit tot model van het evangelie te maken. Daarvoor gaat dit verhaal teveel mank.
Met vriendelijke groeten, je vrouwelijke collega’s”.

Die kwam even binnen.

Ik had dat goed en wel verwerkt, kreeg ik een mail. Weer van de VVV. Maar nu was het de vereniging van varkenshouders. Ik lees het u voor:

Dag dominee,
Op ons bureau kregen wij te horen dat u zondag gaat spreken over de verloren zoon en dat u dan gaat vertellen dat deze jongen, als hij zijn geld er door heeft gejaagd, de varkens gaat hoeden. Wij begrepen dat u daarmee wilt bewijzen dat hij aan lager wal is geraakt, want u beweert dan dat je niet veel dieper kunt zakken op de maatschappelijke ladder, als je varkenshoeder bent geworden.
Wij van de vereniging van varkenshouders hebben bezwaar bij deze uitleg. Varkenshouden is een eerbaar beroep. Dat mag ook wel eens gezegd worden, zeker in deze tijden. Het is helemaal niet het laagste van het laagste, integendeel. Varkens zijn intelligente dieren en het vraagt de nodige kennis, aandacht en vaardigheid, om varkens te hoeden. Schapen hoeden, waar gaat het in de bijbel vaker overgaat, is daarbij vergeleken kinderwerk. Varkens verzorgen is daarentegen een vak apart waar je voor door geleerd moet hebben.
Dus alsjeblieft, dominee, zet ons varkensboeren niet onnodig in een kwaad daglicht. We hebben het al moeilijk genoeg.
Met vriendelijke groet, no farmers no food.

Nou, zo zie je maar wat een bijbelverhaal los kan maken.
Maar het was nog niet gedaan.
Ik kreeg een telefoontje en weer hing er een VVV aan de lijn. De vereniging van vegetariërs. Wat nu weer?

“Wij hebben begrepen dat het zondag bij u in de kerk over dat verhaal van de verloren zoon gaat, klopt dat?” Ja zeker, zei ik, al begin ik onderhand wel een beetje te twijfelen of dat een goed idee is. “Wat ons tegen de borst stuit is dat het verhaal eindigt met een uitgebreid feest en dat dan als hoogtepunt van het feest wordt vermeld dat het ‘gemeste kalf’ wordt geslacht. Hoezo noemt u dat een feest? Toch niet voor dat arme dier.
We vinden het echt niet nodig om dat element in het verhaal te handhaven. Er wordt wel vaker in de bijbel feestelijk gegeten, met brood en met wijn, dat is prima! Je hebt toch geen gebraden vlees van dode dieren nodig om het gezellig te hebben met elkaar, wat een achterlijk idee. Wij van de vereniging van vegetariërs begrijpen eigenlijk niet goed waarom dit in de laatste revisie van de bijbelvertaling is blijven staan. Maar goed, misschien kunt u dat zondag corrigeren.
De groeten” en de verbinding werd verbroken.


Ik heb als dominee al lang geleerd, dat je met een preek nooit iedereen tevreden kan stellen. Want iedereen vindt er wel iets van.
Dat is niet verkeerd, integendeel. Zolang verhalen reacties oproepen, leven ze. Dus in die zin was ik blij met al die aandacht vooraf, en wie weet hoeveel brieven of mailtjes er na afloop binnenkomen.

Iedereen vindt er wel iets van.
Dat is precies de kracht van de gelijkenissen, het genre waarin Jezus uitblinkt.

En, met de kanttekeningen van de vrouwen in het achterhoofd, het is toch wel opmerkelijk dat hier, in het hart van het evangelie, drie gelijkenissen achter elkaar worden verteld, die alle drie een vergelijkbaar thema hebben. Steeds gaat het over iets dat verloren is, teruggevonden wordt en dat dit aanleiding is voor een feestje. De herder die zijn afgedwaalde schaapje terugvindt, de vrouw die haar weggerolde muntje ontdekt en dan dus die jongste zoon, eindelijk thuis. Dat is ook de titel van een bekend boek van Henri Nouwen, u kent het misschien, met op de voorkant het schilderij dat Rembrandt maakte bij dit verhaal.

Maar waarom vertelt Jezus deze verhalen?
Dat is de vraag die ik vanmorgen wil stellen. Het verhaal zelf kent u en daar mag u zelf wat van vinden. Maar waarom worden deze gelijkenissen over het verlorene dat gevonden wordt verteld, juist in het hart van het evangelie?

Voor het antwoord moet je bij het begin van het hoofdstuk zijn. Ik zal het u voorlezen:

“Alle tollenaars en zondaars kwamen Hem opzoeken om naar Hem te luisteren. Maar zowel de farizeeën als de schriftgeleerden zeiden morrend tegen elkaar: ‘Die man ontvangt zondaars en eet met hen.’ Jezus vertelde hun toen deze gelijkenis” (15: 1-2).


Het lijkt een soort algemene opmerking te zijn, enkele inleidende zinnen. Maar hier ligt de sleutel om de gelijkenis te begrijpen.

De grap is dat Jezus deze gelijkenissen vertelt als reactie op de farizeeën en de schriftgeleerden, die zich beklagen over het feit dat Jezus omgaat met het uitschot, met de tollenaars en de zondaars. Daar vinden ze van alles van. Dat kan toch niet; dat hoort toch niet. Hij ontvangt zondaars en, nog erger, eet met hen, te zot voor woorden.

Het is niet zozeer dat hun burgerfatsoen is gekwetst. Jezus zet met zijn opentafelpraktijk de religieuze orde op zijn kop. Dat is wat hen tegen de borst stuit.

Jezus ontvangt zondaars. Hij gaat samen met hen aan tafel. Dat betekent dat hij hun fouten vergeeft, dat ook, maar daarbij dat hij hen aanvaardt en aanneemt als volwaardige leden in de gemeenschap. De bestaande tweedeling, tussen zondaars en rechtvaardigen, waar de farizeeën over waken en op bedacht zijn, wordt door Jezus doorbroken.

Als ze daar kritiek op hebben, antwoordt Jezus met zijn gelijkenissen. Indirect maar wel effectief. Want in deze gelijkenissen gaat het steeds om het zoeken van het verlorene. En de vergelijking wordt gemaakt, als het verloren schaap is teruggevonden, zegt Jezus: “…zo zal er in de hemel meer vreugde zijn over één zondaar die tot inkeer komt dan over negenennegentig rechtvaardigen die geen inkeer nodig hebben” (vers 7).
Het wordt herhaald bij de verloren drachme en het is geïmpliceerd bij de verloren zoon. Als de oudste zoon loopt te mokken – hij vindt er ook wat van – zegt de vader: “We kunnen toch alleen maar feestvieren en blij zijn, want je broer was dood en is weer tot leven gekomen; hij was verloren en is teruggevonden” (vers 32).

Als je er op gaat letten, is dit één van de bepalende grondtonen van het hele evangelie. Ik noem slechts één sprekend voorbeeld, uit hetzelfde evangelie van Lucas, het verhaal van Zacheüs, de tollenaar. Jezus moet naar eigen zeggen bij hem binnenkomen en als Zacheüs belooft zijn leven te beteren zegt Jezus: “Vandaag is dit huis redding ten deel gevallen, want ook deze man is een zoon van Abraham (hij hoort erbij). De Mensenzoon is gekomen te zoeken en te redden wat verloren was” (19: 9 en 10).

Waar de farizeeën en de schriftgeleerden de tweedeling van hun maatschappelijke en religieuze ordening het liefst in stand willen houden, gescheiden werelden, zondaars en rechtvaardigen, doorbreekt Jezus dit scheidingsdenken. Hij is gekomen om te redden, te zoeken, te verzoenen, alles wat gescheiden is.

Nu voel ik al aankomen dat ik na vandaag een reactie krijg uit joodse kring of van christenen die zich inzetten voor het gesprek met het jodendom, dat hiermee de farizeeën wel in een uiterst kwaad daglicht worden gesteld; dat we niet mee moeten doen met het demoniseren van de farizeeën, dat Jezus zelf waarschijnlijk veel dichter bij hen stond dan het evangelie doet vermoeden, dat we geen voeding moeten geven aan anti-judaïstische opvattingen binnen de christelijke theologie, nou ja, en zo meer. En ook daar mag je – moet je – wat van vinden.

We moeten niet in dezelfde valkuil vallen van het scheidingsdenken, van het op afstand zetten, van karikaturen over en weer. De ander tot vijand of tegenstander maken, is vaak een mechanisme om je zelf te verheffen…

Je kunt er van alles van vinden.
Volgens mij ligt een belangrijke boodschap in deze verhalen in het gegeven dat Jezus Gods verzoenende en verzamelende liefde vertegenwoordigt. Dat is geen klamme deken die alle zonden en fouten en het kwaad met de mantel der liefde bedekt. Juist door mensen niet af te schrijven, maar er bij te halen, bewerkt hij de verandering die nodig is. Mensen worden andere mensen, als ze worden gezien en erkend en op waarde geschat.

Jezus doorbreekt de grenzen die mensen van elkaar gescheiden houden, die wij vaak optrekken, om ons zelf als een ondoordringbare muur.
Zijn gelijkenissen zijn daarom een aansporing om bij jezelf na te gaan, waar wij anderen uitsluiten, afhouden, wegzetten, over het hoofd zien. Met het oog op de farizeeën en schriftgeleerden die zo doen, vertelt hij ze immers.

Tot slot, toch nog even over die bekende gelijkenis van de vader en zijn beide zonen.

De jongste zoon was verloren geraakt, omdat hij daar in het buitenland, op een gegeven moment verstoken was van elk menselijk contact. Toen hij geen geld meer had om liefde te kopen, was het daarmee gedaan.
Met alle respect voor de varkens, maar varkens zijn geen gezelschap voor mensen.
Hij kwam tot zichzelf, dacht aan zijn familie, zijn thuis, de gemeenschap, de onvoorwaardelijke liefde van zijn ouders en keerde terug, in de schoot van ontferming, bij moeder thuis.

Zo is onze God, bij haar komen wij eindelijk thuis.

Previous Post Next Post

1 Comment

  • Reply J.K.Verbree 20/09/2022 at 12:44

    Beste Ds. Bert Altena, Wat een reacties allemaal. Als Ds. kan je reacties verwachten. Dat is maar goed ook. Vandaar mijn reactie. In 1942 als Haagse Bleekneus nar de boeren in Friesland. De zeug had 12 biggen gekregen. 2 gingen er dood doordat de zeug ging liggen. Hoe is dat te voorkomen? Nou ik werd door de boer aangewezen om in het hok te zitten en op de zeug te letten. Als de zeug ging liggen moest ik gauw de biggen er onder vandaan jagen zodat ze niet dood gingen . Weken in het hok gezeten. Ik voelde me de verloren zoon. Reactie op zondaren en tollenaren: Onze kleindochter heet Chamilla. Onze jongste dochter paste op op een bedrijfsongeval van een meisje wat liep te tippelen maar die wel met 2 vriendinnen bij me op de Bijbelstudie zat in Rotterdam. Haar dochtertje heette Chamilla. Veel sterkte en zegen gewenst. Ds. Joop Verbree

  • Leave a Reply