Het heeft iets komisch als een dominee aankondigt een preek te gaan houden over de tekst dat je spaarzaam moet zijn met je woorden. Dat wringt.
We horen bij de Prediker, de oproep om op je woorden te letten, om spaarzaam te zijn met je woorden. En alles wat een dominee niet is, is dat. Want een dominee, dat associëren wij met woordenbrij en preken waar geen einde aan komt.
Nou valt dat laatste ook wel mee. U was vroeger misschien anders gewend. Maar toch, de spanningsboog is beperkt en niet alleen bij jongeren. Ik zal het niet langer maken dan nodig is, maar toch lang genoeg om uw verwachtingen niet al te veel te beschamen.
We verdiepen ons vandaag weer eens in de wijsheden van Prediker.
Het is een wonderlijk boekje in de Bijbel. Sommige mensen zijn er wat verlegen mee. Anderen juist niet. Ik sprak een vrouw die vertelde dat haar vader, die niet zo heel gelovig was, als hij aan tafel van moeder weer eens uit de Bijbel moest lezen, altijd koos voor Prediker. Als kind had ze nooit gevraagd waarom, en nu moest ze er vaak aan denken, maar kan ze het hem niet meer vragen.
Misschien gaat er van Prediker een bijzondere fascinatie uit naar mensen die zichzelf niet al te vroom vinden. Datzelfde kun je van Prediker ook zeggen.
Voor de een is dat een minpunt, voor de ander een pluspunt.
Dat gebrek aan vroomheid, en ook andere bezwaren, hebben er trouwens voor gezorgd dat het een heus discussiepunt was of de Prediker wel in de Bijbelse verzameling boeken thuishoort. De vrome rabbijnen die in de eerste eeuw van onze jaartelling de uiteindelijke keuze maakten, hebben er flink over gebakkeleid. De uitkomst is bekend, en zodoende mogen wij ons gelukkig prijzen, dat ook deze stem in het bijbelse koor mag klinken. De stem van de twijfel, de stem van de scepsis, de stem die het allemaal niet zo zeker weet, die vragen durft te stellen, de stem van de door het leven wijs geworden mens, die dwars door goedkope praatjes en vrome taal heen kijkt. Prediker is ook een ontmaskeraar.
Vandaag gaat het over uitspraken die in verband staan met de godsdienst.
‘Betreed Gods tempel met bescheiden tred. Je kunt er beter heen gaan om te luisteren dan om er het offer van een dwaas te brengen’.
Het is overigens de enige keer in zijn boekje dat hij het heeft over de tempel. Prediker is niet zo’n kerkganger, zou je kunnen zeggen.
In deze woorden klinkt de waarschuwing tegen een overdreven vorm van vroomheid door, die je in meer Bijbelteksten kunt vinden. Denk aan Jezus die de uiterlijke vroomheid van lange gewaden en omhaal van woorden en de lange gebeden van zelfingenomen types kritiseert. Of denk aan profetische woede-uitbarstingen in naam van de Heer zelf, die walgt van reukoffers en rituelen, als tegelijkertijd er sociaal onrecht heerst en de machthebbers de armen uitbuiten.
De toon van Prediker is minzamer, maar misschien daarom niet minder krachtig.
Een bescheiden tred.
Een luisterende, ontvankelijke, houding.
Je komt er niet om met jezelf te pronken, maar je bent er voor Gods aangezicht.
Dat brengt een bepaald besef met zich mee.
Van iemand die het offer van een dwaas brengt, zegt Prediker: zo iemand weet niet eens dat hij een slechte daad verricht.
U kent dat type wel, die gedachteloos en zonder gêne, maar doen wat hun zelf goeddunkt. Geen zelfreflectie. Geen zelfkritiek.
Nou moet je natuurlijk oppassen dat je met dat oordelen van anderen niet in dezelfde valkuil trapt. Daarom staan deze woorden in de Bijbel. Voor mij, in de eerste plaats. Zo is het toch?
Prediker gaat door:
‘Wees niet te haastig met je woorden en doe God niet overijld met heel je hart geloften. Want God is in de hemel en jij bent op aarde, dus moet je spaarzaam met je woorden zijn.’
In die oproep om spaarzaam te zijn met je woorden, kun je verschillende dingen horen. Het gaat dunkt me niet alleen om de hoeveelheid woorden, waar we het al even over hadden. Over de lengte van de preek, of zoiets. Het gaat misschien wel meer om de kwaliteit van de woorden, de manier waarop je praat tegen of spreekt over God. Niet de kwantiteit (de hoeveelheid woorden), maar de kwaliteit, het gehalte (de hoedanigheid van je woorden). Wat je woorden waard zijn.
Prediker is allergisch voor mensen die het allemaal te zeker weten.
Hij krijgt uitslag van mensen die de waarheid, de waarheid van het geloof, in pacht hebben. God op de schoot kunnen kijken en Hem als het ware in hun broekzak hebben.
De mensen die snel klaarstaan met vrome Bijbelteksten, altijd natuurlijk om hun gelijk te bewijzen. Hij ergert zich aan al te stelligheden. Aan die mensen die op alle vragen meteen een pasklaar antwoord hebben. Die al antwoorden voordat ze de vraag en de vraag achter de vraag goed hebben gehoord. Die jou om de oren slaan met hun gelijk.
Tenminste, zo stel ik mij de Prediker voor. Of zegt dat meer over mij? Dat kan ook.
Toch, Prediker heeft het hier niet voor niets dunkt me, over dromerij en veel praten en gebazel. Woorden uit onze vertaling. Hij heeft het over loze, zondige geloften. En hij concludeert: “Dromerij en lege woorden zijn er al genoeg. Dus heb ontzag voor God” (5: 6).
Hij is kritisch, kritisch op al die hoge vrome nietszeggende woorden. Kritisch op de domineestaal, zeker, maar hij is het vanwege dat laatste: uit ontzag voor God.
In alle Bijbelse wijsheidsboeken, waartoe de Prediker behoort, is dat een centraal begrip. Ontzag voor God. Daar is alle wijsheid op gericht. Het begin van alle wijsheid is het ontzag voor God. Vroeger heette dat ‘de vreze des Heren’ maar dat heeft het pijnlijke misverstand in de hand gewerkt, dat je bang moet zijn voor God. Heel veel mensen hebben daar in hun jeugd aan geleden en soms gaat dat een leven lang niet over. Maar ontzag voor de Heer is echt wat anders dan dat je bang moet zijn voor een god die alles ziet en alles weet en je voortdurend in de gaten houdt. Geloven en angst gaan niet samen. Angst is altijd een slechte raadgever, ook in zaken van het geloof.
Ontzag voor de Heer, dat is die bescheidenheid waarover Prediker spreekt. Op je woorden letten, speken op gepaste wijze. Meer dan een kwestie van fatsoen is dat spreken en handelen op zo’n manier die passend is bij wat je gelooft en wie je vereert. Niet denken dat jij het allemaal weet, als het gaat over God, de Eeuwige. Hij (of zij?) is immers in de hemel en jij, mens, op aarde. Dat besef, zorgt voor de gepaste bescheidenheid. Een vroomheid die weet van eigen tekort. Niet om jezelf onnodig klein te maken. God wordt er niet groter van als ik mij zelf klein maak. Maar wel om je plaats te weten – om daarmee recht te doen aan wat je aanbidt. Het wonder van het leven dat ons te boven gaat.
Er is bij Prediker een diep besef dat wij de laatste dingen van het leven nooit kunnen bevatten. Het leven is en blijft een wonderlijk raadsel. En iedereen die wel pretendeert de antwoorden te hebben, of een theorie najaagt die alles verklaart, of een blind vertrouwen heeft in de menselijke ratio en ons technisch vernuft, om maar wat te noemen, die is in de ogen van Prediker een dwaas. En een dwaas is iemand die zichzelf voorbij praat, loze woorden, dromerij, grootspraak.
Als afsluiting lees ik een tekst voor die Stef Bos ooit schreef, het Lied van God. Onderdeel van een project in opdracht van de NCRV dat leidde tot de CD In een ander licht, waarin hij zijn eigen licht laat schijnen over bijbelse verhalen en personen.
In dit lied kruipt hij in de huid van God:
Nu ik terugkijk op mijn leven
Met nog een eeuwigheid te gaan
En ik zie wat voor ellende
Zich heeft voltrokken in mijn naam
Verlang ik terug naar het begin
Toen ik door niemand werd herkend
Want er wordt veel van mij gemaakt
Wat ik helemaal niet ben
Nee ik heb niemand uitverkoren
Wat er ook geschreven staat
Het is allemaal verzonnen
Door wie zijn voordeel er mee haalt
En ik heb niets tegen de joden
Het is een volk met veel talent
Maar ook zij maken iets van mij
Waar ik mezelf niet in herken
Als ik alles moet geloven
Wat er van mij wordt gezegd
Ben ik heiliger dan heilig
En slechter dan slecht
Ik ben een speelbal
In de verbeelding van de mens
Ze maken iets van mij
Wat ik meestal niet ben
Ik ben de liefde wordt gezegd
Gewapend tot de tanden
De pispaal voor de een
De richtlijn voor de ander
Ik voel me eenzaam en onzichtbaar
Al ben ik ook bekend
Er is teveel van mij gemaakt
Wat ik helemaal niet ben
Ik zal u zeggen wie ik ben
Ik ben de wolken en de wind
Het vuur dat eeuwig brandt
Ik ben de stroming
De zee
Ik ben het grenzeloze land
Onvoorspelbaar
Ik ben niet wat je denkt
Er is teveel van mij gemaakt
Wat ik helemaal niet ben
Ik ben de opium voor het volk
Door filosofen doodverklaard
En ik heb een plaatsvervanger
Waar ik nooit om heb gevraagd
Ik ben de oorzaak van de oorlog
De schrijver van een boek
Ik ben het heilige excuus
Voor wie naar moeilijkheden zoekt
Ik heb meer gevoel voor humor
Dan de meeste mensen denken
En zij die zeggen mij te volgen
Nemen alles veel te ernstig
Zelfs dit lied zal vrijwel zeker
Als blasfemie worden bestempeld
En al zing ik het ook zelf
Dan wordt het nog ontkend
Alsof ik niet weet wie ik zelf ben
Ik zal u zeggen wie ik ben
Ik ben de wolken en de wind
Het vuur dat eeuwig brandt
Ik ben de stroming
De zee
Ik ben het grenzeloze land
Onvoorspelbaar
Ik ben niet wat je denkt
Er is teveel van mij gemaakt
Wat ik helemaal niet ben