Overdenking

iedereen is van de wereld – Joh. 17: 14 – 26

Soms gebeurt het je, dat je ergens komt en je het gevoel krijgt: Ik hoor hier niet bij…
Het kan zijn op een vergadering, op een receptie, op een verjaarsvisite. Ik hoor er niet bij. Deze mensen kennen elkaar allemaal blijkbaar, en ik niet. Ze praten over dingen die mij niet interesseren of over zaken waar ik zelf een hele andere mening over heb. Ze zijn duidelijk anders, dat zie je aan de kleding, hun hele uitstraling. Ik pas daar niet bij. Wel eens in een kerkdienst geweest waar iedereen elkaar lijkt te kennen en te groeten en zelf voel je je een buitenstaander?
Herkent u het?
En hoe vervelend dat is. Hoe je dat onzeker kan maken, kan kwetsen.
Wat dan helpt is, als er iemand is die een blijk van echte belangstelling, toont, aandacht. Ieder mens heeft de behoefte er bij te horen, gekend te zijn. Wat voor kamerplanten geldt, geldt ook voor mensen: die groeien beter als je tegen ze praat.

In het evangelie van deze zondag gaat het over die beide kanten: er niet bij horen. Jezus zegt in zijn gebed: De wereld haat hen (bedoeld zijn de leerlingen, de gemeenschap van zijn volgelingen, de kerk), de wereld haat hen, omdat ze niet bij de wereld horen, zoals ook in niet bij de wereld hoor (vs. 14) en verderop wordt dat nog eens herhaald.
Maar het gaat ook over één zijn, over gemeenschap. Jezus bidt ook: laat hen allen één zijn… (en even verderop:) Ik heb hen laten delen in de grootheid die u mij gegeven hebt, opdat zij één zijn zoals wij: ik in hen en u in mij (vs. 21 en 22).

Het lijkt erop alsof dat twee verschillende lijnen zijn, die van er niet bij horen, wat nogal krachtig wordt onderstreept. En dat andere dat dan gaat over één zijn en delen in Gods grootheid.
Hoe kun je dat nu op een goede manier begrijpen én, dat is zeker zo belangrijk, wat heeft dat te maken met onze ervaringen, van erbij horen en verbondenheid aan de ene, en van er niet bij horen en vervreemding aan de andere kant?

Het gebed van Jezus, dat we overigens in deze vorm alleen bij de evangelist Johannes vinden, weerspiegelt sterk de ervaringen van de eerste generatie christenen. Het is de ervaring van een aangevochten gemeente, een gemeenschap van volgelingen die van verschillende kanten onder druk staat. Ze horen er niet bij, in het Romeinse rijk gelden ze als een vreemd soort gelovigen, een rare sekte. Ze horen er niet bij, steeds sterker wordt de kloof met het Jodendom – ondanks dat Jezus zelf jood was en zijn leerlingen ook, al snel ontstaan hier conflicten, helaas, die een lange geschiedenis hebben gekregen. Het voert te ver om dat allemaal uit te werken, maar het is wel van belang om dat bij deze woorden als achtergrond mee te denken.

So wie so zijn de tegenstellingen in dit evangelie sterker aangezet, scherper gemarkeerd.
Hier is dat de tegenstelling tussen de wereld en ‘hen’, de leerlingen, de gemeente.
Je zou haast zeggen: de kloof tussen wereld en kerk. Er loopt een scheidslijn tussen die beide, want de kerk (noem ik het nu maar even) hoort niet bij de wereld – dat staat er – en Jezus bidt dat ze er tegen beschermd mogen worden, tegen de duivel, die dus kennelijk bij die boze buitenwereld hoort en ook nog dat hij ‘hen’ naar de wereld zendt, ‘zoals u mij naar de wereld hebt gezonden’.

We zijn misschien wel vertrouwd met die gedachtewereld. Dat hele denken en spreken in tegenstellingen, zit ons zo diep in de botten. Het stempelt de geschiedenis van ons denken, vanuit wortels die teruggaan tot de oude Grieken. Wij denken dualistisch, in tegenstellingen.
Dat heeft ook het denken en spreken van de kerk diepgaand beïnvloed.
Het is al een oude spreuk: de kerk is wel IN de wereld maar niet VAN de wereld. waarin je in de kerk gewaarschuwd wordt om je niet teveel in te laten met alles wat ‘werelds’ is. Nu is het altijd zo geweest dat het wereldse veel leuker is dan het kerkse, en ook, dat wat verboden wordt alleen maar aantrekkelijker wordt, dus dat is een soort eeuwige strijd.

Ik vermoed dat we die scheiding vandaag allemaal niet meer zo scherp voelen (in de wereld maar niet van de wereld), gelukkig maar, want er was ook veel benepenheid bij en kleingeestig moralisme. Maar toch, er blijft ergens een besef dat als ons geloof echt iets voorstelt, het hoe dan ook ergens een onderscheidend karakter draagt. Maar waar blijkt dat dan uit?
Wat onderscheidt een christen, een gelovige, een oprecht zoekende geest in het spoor van Jezus? Wat maakt je dan anders? Of is er geen verschil.
Ik hoorde eens een collega over het verschil tussen christenen en humanisten. Dat komt volgens hem op hetzelfde neer, alleen wij zingen er psalmen bij.

Je kunt ook zeggen. Wij lezen er de bijbel bij.
Als we naar de tekst van deze zondag gaan, dan kun je daar volgens mij ook nog wel wat over zeggen. Over wat christenen, gelovigen, de gemeente van Jezus nou in de kern typeert.
Ik zou zeggen, dat je niet VAN de wereld bent maar er VOOR de wereld bent.

Je kunt als christen alleen maar in de wereld zijn door er voor de wereld te zijn.
Daarmee is bedoeld dat je dat scheidingsdenken overwint. Dat je het denken en doen in tegenstellingen, overwint. En dat je dat doet, dat je daarnaar streeft, omdat dat ten diepste nu precies de kern is van Jezus’ eigen levensweg die je immers als christen na wilt volgen.
Jezus zegt:
Dan zullen zij volkomen één zijn en zal de wereld begrijpen dat u mij hebt gezonden, en dat u hen liefhad zoals u mij liefhad. En aan het slot: Ik heb hen uw naam bekendgemaakt en dat zal ik blijven doen, zodat de liefde waarmee u mij liefhad in hen zal zijn en ik in hen.

De kern van Jezus’ eigen leven en werk is de verbindende liefde, is de liefde die tegenstellingen opheft, die de zonde – de grote scheiding – overwint, die zichzelf overgeeft, prijsgeeft om de wereld niet verloren te laten gaan maar het eeuwige leven te schenken (Joh. 3: 16).
Geloven, leven, in het spoor van Jezus is daarom steeds weer opnieuw je in die wereld, in het leven begeven. Is niet: je terugtrekken. Je terugtrekken achter een muur van eigen gelijk, achter een scheidingswal die je beschermt tegen alle gevaar; geen eiland van gelukzaligheid zoeken voor je zelf en die van je eigen groep of soort of kerk; is niet mensen buiten sluiten: jij hoort er niet bij en dat zullen we je wel even laten voelen. De kracht van de liefde is dat ze verbindt. Ze is niet zelfgenoegzaam. Ze is niet zelfzuchtig.(I Kor. 13).

(RNS1-JULY 1) Dietrich Bonhoeffer lived from 1906 to 1945. For use with RNS-DIETRICH-BONHOEFFER transmitted July 1, 2014. RNS photo courtesy Joshua Zajdman, Random House

(RNS1-JULY 1) Dietrich Bonhoeffer lived from 1906 to 1945. For use with RNS-DIETRICH-BONHOEFFER transmitted July 1, 2014. RNS photo courtesy Joshua Zajdman, Random House

Er voor de wereld zijn.
Iemand die daar in zijn tijd en in zijn omstandigheden diep over nagedacht heeft, is de Duitse theoloog Dietrich Bonhoeffer. Hij zat in het verzet tegen Hitler en werd daarom uiteindelijk door de nazi’s vermoord. In de gevangenis schreef hij brieven en maakte hij aantekeningen. Later gepubliceerd met als titel Verzet en overgave.
Daaruit twee citaten:

Ik heb de laatste jaren meer en meer de diepgewortelde ‘aardsheid’ van het christendom leren kennen en begrijpen. Een christen is geen religieus mens, maar een eenvoudig mens, zoals Jezus een mens was.”

En dan vertelt hij over een gesprek met een jonge Franse predikant.
“We hadden elkaar eenvoudig gevraagd, wat we eigenlijk met ons leven wilden doen. Hij zei dat hij een heilige wilde worden. Dat heeft toen grote indruk op mij gemaakt. Maar toch was ik het niet met hem eens en zei zo ongeveer, dat ik wenste te leren geloven.
Heel lang heb ik het enorme verschil daartussen eigenlijk helemaal niet begrepen. Ik was van mening, dat ik kon leren geloven, als ik zelf probeerde een soort van heilig leven te voeren…”
“Later merkte ik dan dat je pas in het volle aardse leven, leert geloven. (…) En het volle aardse leven noem ik: leven in de bonte veelheid van opdrachten, vragen, succes en tegenslag, van ervaringen en radeloosheid. – Dan pas geef je je geheel over aan God…”

Heiligheid, dat wat je onderscheidt, is niet: je terugtrekken uit het leven, maar je volop storten in het leven en daar het leven leefbaar maken voor elkaar.
Onze menselijkheid is mede menselijkheid. Je kunt geen mens zijn ten koste van anderen, maar alleen met anderen en dat is een levenslange opdracht, uitdaging, uitnodiging – dat klinkt aardiger.

De laatste woorden van de lezing van vandaag drukken verbondenheid uit.
Jezus bidt daar: Ik heb hun uw naam bekendgemaakt en ik zal dat blijven doen, zodat de liefde waarmee u mij liefhad in hen zal zijn en ik in hen.

Ze krijgen een achtergrond als we deze woorden horen op deze zondag tussen Hemelvaart en Pinksteren in. Het is een blijvende verbondenheid, door de kracht van de liefde die er van de Vader uitgaat door de Zoon en die het eigenlijke werk van de Geest van Pinksteren vormt.
Het einde van de gescheidenheid, van de verdeeldheid (de talen), de Geest die de band van de liefde wordt genoemd
Wat zou het wat zijn als we dat zo konden waarmaken, als mensen, als gemeenschap, hier in onze eigen situatie, dat anderen gaan zeggen: daar wil ik ook bijhoren, want daar hoor ik er bij! Iedereen is van de wereld, en de wereld is van iedereen!

AMEN

Previous Post Next Post

No Comments

Leave a Reply