De komende week is het een jaar geleden dat de oorlog in Oekraïne losbarstte. Sindsdien is het geen dag uit het nieuws geweest. Deze week bijvoorbeeld een kort bericht in de krant, dat als gevolg van de oorlog de voorraad munitie in de westerse landen hard slinkt.
Vroeger had je een poster, waarop stond: Stel je voor, het wordt oorlog, en niemand gaat er naar toe… Idealistisch?
Stel je voor, het wordt oorlog, en er blijken geen kogels voorradig … Realistisch?
Hoe moet er een einde komen aan deze verschrikkelijke oorlog? Want oorlog is altijd een verschrikking, voor iedereen, voor de soldaten op het slagveld – kanonnenvoer – voor de burgers, voor het land, de landbouw en de natuur, voor alles en iedereen. Waarom voeren we dan nog steeds oorlogen? Is de mens onverbeterlijk slecht? Leren we het dan nooit, om in vrede samen te leven?
Die vragen gaan we hier niet oplossen.
Maar ze moeten wel gesteld worden. Zeker nu we vandaag op het kerkelijk rooster de teksten van Jezus uit de Bergrede hebben. Heb je vijanden lief. Bid voor wie je vervolgen. Als iemand je op de rechterwang slaat, keer degene ook de linkerwang toe. Idealistisch? Of: realistisch?
Iemand kan zeggen:
‘De Bergrede, mooie idealen, zal ik niks van zeggen, maar daarmee kom je er niet in de praktijk. Denk je dat dat helpt tegen Poetin? Dat is grenzeloos naïef om dat te denken. Nee, met die vrome idealen uit de Bergrede kun je geen politiek bedrijven. Dat is mooi voor in de kerk, en misschien heb je er iets aan als je een ruzie hebt met je buurman over de heg, of met je schoonzuster over het familie-uitje, maar in de grote wereld zijn dat soort idealen niet haalbaar. Niet geschikt voor op straat of in de politieke praktijk, laat staan op het toneel van de grote wereldmachten. Heb uw vijand lief? Dat is idealisme. Daar lachen de grootmachten om.’
Hoeveel divisies heeft de paus? Dat was ooit de smalende reactie van dictator Stalin, toen de toenmalige paus een oproep deed voor meer vrijheid van godsdienst in de Sovjet-Unie.
De kerk, de bijbel, dat betekent toch allemaal niets in de grote mensenwereld!
We voelen allemaal de verlegenheid.
En we voelen allemaal, tenminste dat hoop ik, dat de oplossing om deze mooie woorden van Jezus dan maar naast ons neer te leggen, omdat ze onbruikbaar zijn in de praktijk, dat die oplossing ook niet helemaal voldoet. Die woorden, wereldberoemd tot ver buiten christelijke kring, over heb je vijand lief, blijven een appèl op ons doen. Maar hoe moet dat dan? Dat is de verlegenheid.
Je kunt zeggen: begin maar in het klein.
Wie de wereld wil verbeteren, moet bij zichzelf beginnen.
Daar hebben we onze handen al meer dan vol aan. De ruzie over de heg met de buren, de onenigheid in de familie over wat niet al, het gedoe in de kerk, of in het dorp, over weet ik niet wat. Waar mensen zijn, zijn ook conflicten. Er wordt tegenwoordig veel gesproken over polarisatie. Over het ontbreken van samenhang. We luisteren niet meer naar elkaar. Ieder leeft in de bubbel van zijn eigen gelijk. We vinden overal wat van. Mensen zijn ontevreden, wantrouwig, vooral tegen van alles. We raken elkaar kwijt.
Als het al niet op kleine schaal lukt, om vredevol en verzoeningsgezind met elkaar samen te leven, wat zouden wij dan willen zeggen over de grote vragen van oorlog en vrede, van Oekraïne en Rusland, van conflicten nog verder weg?
Een paar weken geleden stond er een artikel in het weekblad De Groene Amsterdammer over de teloorgang van de vredesbeweging. Veertig jaar geleden waren er de massale demonstraties tegen de kernwapens. Dat was nog voor de val van de muur. Iedereen leek wel voor de vrede te zijn, voor ontwapening, tegen nog meer kernwapens.
We leven nu in andere wereld.
De vredesbeweging, je hoort er niks meer van. Geen massabijeenkomsten voor de vrede. Ook de kerkelijke vredesbeweging, die toen een belangrijke aanjager was, lijkt wel van de aardbodem verdwenen.
Geloven we er zelf niet meer in? De andere wang toekeren… Heb je vijand lief…?
Als we er zelf niet meer in geloven, dan is verlegenheid verlamdheid geworden. En dat is de dood in de pot.
Ik weiger te geloven dat de woorden van Jezus die we vandaag horen, dat dat loze kreten zijn. Ik weiger te geloven dat ze alleen maar voor de bühne zijn, voor het mooie praatje of het vrome gevoel. Of dat ze alleen maar toepasbaar zijn in de kleine wereld van onze dagelijkse omgang.
Daar ook. En inderdaad, daar heb je je handen meer dan vol aan.
Maar het is ook een woord voor de wereld. Eens te meer, zou ik zeggen.
Let wel, niet wij, de kerk, de dominee, het christendom heeft dat woord voor de wereld. Het is Jezus die het ons allemaal voorhoudt.
Jezus spreekt het hart van ieder mens aan, zijn oproep is een woord, een belofte, een mogelijkheid voor de hele wereld, voor ieder mens van goede wil.
Mahatma Gandhi, de hindoeleider van India, werd gegrepen door deze woorden en ontwikkelde zijn strategie van geweldloos verzet.
Martin Luther King, de voorvechter van burgerrechten voor de zwarten in Amerika, liet zich deze woorden van Jezus niet afnemen.
De vraag is daarom, hoe wij vandaag de dag, in een veranderde wereld, gestalte kunnen geven aan de oproep die in deze woorden van onze Heer besloten ligt.
Dan gaat het over politiek. Ja zeker. Politiek hoort ook in de kerk thuis, maar dan wel op een kerkelijke manier.
We doen niet aan politiek, maar we hebben wel een kerkelijke roeping, ook als het gaat om de zaak van de vrede, waar we geweldig verlegen mee kunnen zijn, maar ook verlegen mee moeten zijn.
We dragen bij aan de vrede, als we niet kritiekloos meegaan in alle oorlogsretoriek. We hebben het alleen maar over het sturen van wapens en meer wapens. Eerst was het munitie, toen tanks en nu gaat het over vliegtuigen. En natuurlijk, we steunen een land dat verraderlijk is aangevallen. En we moeten niet naïef zijn over de agressie van Rusland. Maar als er ook niet wordt gesproken en nagedacht over hoe we een einde aan de oorlog kunnen maken – en dat moet toch aan de onderhandelingstafel, met diplomatie, niet op het slagveld – als we niet nadenken over wegen naar vrede en alleen maar de oorlog verder voeden, dan zijn we met elkaar op een dood spoor. Een dodelijk spoor.
Je vijand liefhebben – dat is niet soft, wereldvreemd, maar dat is in je vijand de menselijkheid willen blijven zien, dat heeft te maken met het besef dat je niet blijvend strijden kunt, dat je uiteindelijk geroepen bent om naar vrede en verzoening te zoeken, hoe moeilijk dat ook is.
Dat is ook wat oorlogsretoriek doet. De vijand is slecht, geniepig, onmenselijk, begaat misdaden. Dat zal zeker, maar zijn wij, is de andere kant, brandschoon? Oorlog is daarom zo verschrikkelijk omdat het ontmenselijkt, omdat het de meest kwade impulsen in mensen losmaakt.
Kunnen we in de ander, in ons zelf, de menselijkheid blijven zoeken?
Dat begint met taal, hoe je over de ander spreekt.
In de jaren 80 zong Sting, the Russians love their children too. Of is dat ook idealistisch?
Laten we niet naïef zijn. Er zijn krachten in de wereld die juist belang hebben bij oorlog. De oorlogsindustrie maakt overuren. Er zijn energiebedrijven die grote winsten maken, dankzij de oorlog, hoe cynisch dat ook klinkt.
Is het ook niet de taak van een vredesbeweging, kerkelijk of breder, om dat te benoemen en aan te kaarten.
Vrede zoeken, dat is een stap verder gaan, de spreekwoordelijke tweede mijl.
Niet doen wat je eerste impuls is, terugslaan, terugschelden, gelijke munt, dat zal hem leren.
Nee, het is de poging dat funeste mechanisme van geweld en tegengeweld, van escalatie, om te keren.
Juist het onverwachte gebaar is dan ontwapenend.
De andere wang, de tweede mijl – niet meegaan in de dynamiek van het conflict, maar de-escaleren, nuanceren, zelfkritisch durven zijn. Dat is niet naïef. Dat is misschien wel goed-gelovig, maar dan in een andere zin.
Begrijp me goed.
Ik heb de antwoorden niet paraat.
Maar als we de woorden van Jezus zeggingskracht willen geven, dan is het aan ons om ons er wel door te laten gezeggen, om er iets mee te doen.
Alles wat zojuist in grove lijnen is gezegd over dat grote thema oorlog en vrede, we weten allemaal wel dat dit ook geldt in het kleine, als het gaat om onze conflicten, onenigheden en muizenissen.
Als je een verschil van mening hebt met je buurman, kun je toch niet in de eeuwigheid daarmee doorgaan. Dan komt er toch een moment, mag ik hopen, dat je iets doet om elkaar nader te komen, een eerste stap, een eerste gebaar. Of moet de rijdende rechter daarvoor langs komen?
Hetzelfde in de familiesfeer. En ja, dan denk ik ook aan mijn eigen strubbelingen, want overal is wel wat. Zelfs in de beste families, zeggen ze dan.
En soms kom je er met de beste wil van de wereld niet uit. Maar het is toch op zijn minst dat je als christen – laten we voorzichtig zijn met dat woord, maar toch – dat je als christen de opdracht hebt om er alles aan te doen om de vrede te bewaren, of te herstellen. Vrede is niet altijd haalbaar, maar vredelievend zijn en verzoeningsgezind, dat is het minimale. En dat hangt niet van de ander af. Daar zijn we zelf verantwoordelijk voor.
Jezus’ prikkelende, stekelige, irritante woorden. Ik wil ze graag zo letterlijk mogelijk nemen. Ze blijven uitdagen. Je komt er niet zomaar uit, maar je komt er ook niet zomaar onder-uit.
En tegelijk, ze beloven ook iets. Dat klinkt op de achtergrond. De belofte, dat het kan. Dat wij mensen daartoe in staat zijn. Dat vrede kan bestaan en dat mensen andere mensen kunnen worden.
Of is dat ook idealistisch?
1 Comment
Amen