We zijn zo bekend met de afloop van het verhaal, dat we misschien niet meer zo goed voor kunnen stellen hoe de eerste reactie is geweest. Dat Jezus heeft geleden, is gekruisigd en gestorven en op de derde dag opgestaan – dat is ons als het ware met de paplepel ingegoten; dat verkondigt de kerk al twintig eeuwen, oud nieuws. Maar als de leerlingen het voor het eerst horen, dat het zó zal gaan, is de reactie van hun voorman Petrus fel en emotioneel. Dat verhoede God! Dat zal u zeker niet gebeuren! Er klinkt iets van onbegrip en ontreddering in door, gevoelens die wij bij dit ‘nieuws’ al lang zijn kwijtgeraakt.
Natuurlijk is de weergave in het evangelie, ook al weer een constructie achteraf. Door Jezus’ woorden heen klinken de formuleringen van de kerkelijke belijdenis al mee. Toch krijg je de indruk dat iets van de eerste reactie, hier in de tussenkomst van Petrus nog doorklinkt. Want het is toch te gek voor woorden, dat deze man, die ze tot hier toe zijn gevolgd, met al het goede en liefdevolle wat in zijn woorden en daden doorklinkt, dat deze Jezus gedood zou moeten worden, zoals hij zelf zegt. Dat zou toch niet mogen. Dat verhoede God.
Het is de schok van de verwarring, van het onbegrip.
Ik wil vanmorgen iets zeggen over die eerste, primaire, reactie van Petrus.
Je kunt naar Petrus kijken en je proberen in te leven. Zeg maar, op het niveau van het psychologische. Proberen te begrijpen dat Petrus hier voor het eerst hoort, wat wij al lang van onze catechismuslessen weten. Dat Jezus naar Jeruzalem MOET gaan om daar te lijden en gedood te worden. Jezus zegt er ook nog bij, dat hij ‘op de derde dag uit de dood zal worden opgewekt’, maar dat hoort Petrus al niet eens meer.
Dat is vreemd.
Hij is als iemand die een slecht nieuws gesprek heeft en zo verslagen is door de boodschap van de dokter, dat hij helemaal niet meer hoort dat er ook een behandeltraject mogelijk is. Zou je dat echt niet horen? Zou je je daar niet juist aan vastklampen?
Petrus’ hart is gaan overslaan, bij dat lijden en bij dat gedood worden. Dat nooit.
Dat er ook gesproken wordt van opstaan uit de doden, blijft onbesproken. Op zijn minst opmerkelijk.
Even heftig als Petrus reageert, is de tegenreactie van Jezus. Die arme Petrus, die het zo goed bedoelt, die nota bene vlak hiervoor nog uitvoerig door Jezus is geprezen, omdat hij Jezus als eerste herkent als de messias, de christus, deze zelfde Petrus wordt nu de rug toegekeerd en toegebeten dat hij als een Satan is, de grote tegenstrever, een valstrik.
Petrus kan fel zijn, maar vlak Jezus niet uit.
Als je het opnieuw op het psychologische vlak zou lezen, dan zou je zeggen: er is kennelijk iets belangrijks aan de hand, waardoor de beide heren nogal hoog in hun emotie zitten. Lelijke taal, maar zo heet dat tegenwoordig.
Dat Jezus lijden moet – in Jeruzalem – en dat hij zal sterven voor zijn idealen, dat is de kern van het christelijke verhaal.
Tegelijk is het iets onbegrijpelijks, iets onverteerbaars – dat deze mens Jezus sterven moet; dat de liefde in eigen persoon, dat Gods eigen Zoon de dood onder mensenhand moet vinden. Het zou verontrustend zijn als ons dat niet meer zou verontrusten, als we het al zo vaak hebben gehoord, dat het ons onverschillig laat.
Het kruis (als symbool waarin we dit samenvatten) heeft iets aanstootgevends, ergerlijks, en het moet dat ook behouden. Als wij het vanzelfsprekend gaan vinden, wordt het van zijn kracht beroofd. Als wij er min of meer de schouders over ophalen, als we gewoon gaan vinden dat idealisten sterven, (of dat ons jeugdig idealisme sterft); als we gewoon gaan vinden, dat de goedheid wordt vermoord, dat liefde wordt vermorzeld onder haat, dat dat zou zijn zoals de wereld draait – dan verraden we Christus zelf.
Daarom mag je volgens mij zeggen dat in de primaire reactie van Petrus ook iets zit wat te prijzen valt. Hij neemt het niet voor zoete koek. Hij weigert zelfs dat over het eventuele happy end, de opwekking op de derde dag, maar te horen. Jezus’ lijden is geen kwestie van even doorbijten. Het is een schandaal, een ergernis. Het zou niet moeten mogen.
Maar dan blijft dat Jezus zelf die eerste reactie van Petrus krachtig afwijst. Dat is even radicaal.
Hij zegt niet, pastoraal: och Petrus, ik snap dat je hier van schrikt. Ik heb het er ook nog niet eerder met jullie over gehad, ik zocht een beetje naar de goede manier om het jullie te zeggen..
Jezus zegt ook niet: ik zie dat je schrikt, ik waardeer je reactie – blij dat je zoveel om me geeft; misschien moet ik het nog wat beter uitleggen, hoe zal ik het zeggen…?
Niets van dat alles.
Geen zoete broodjes. Jezus gaat er als het ware met gestrekt been in.
Satan, sist hij, tot op het bot getergd.
Dat Jezus MOET lijden en sterven, het is zoals gezegd de kernboodschap van het christelijke geloof, en tegelijk roept het steeds weer vragen op. Waarom moet dat zo?
Moet dat van hogerhand, van Zijn Vader. Die zijn zoon stuurt om recht te zetten wat bij de zondeval verkeerd is gegaan? Om te boeten voor onze zonden. Om de ereschuld te vereffenen, moet hij betalen met het offer van zijn leven?
Dat is te schematisch, en bovendien: God is geen in zijn eer aangetaste narcist. Niet een ouder bij wie het kind moet goed maken wat hij zelf aan schade heeft ondervonden.
Dat Jezus moet lijden, dat is meer zoiets als dat het er wel op uit MOET lopen; dat dit kennelijk de manier is waarop de wereld reageert op pure goedheid, op onvoorwaardelijke liefde, op iemand die zichzelf zo volledig geeft en daarbij niets van zichzelf achterhoudt.
Zoveel goedheid verdragen we niet; dat ergert ons; daar willen we vanaf. Het moeten lijden gaat terug op die wetmatigheid; dat schoonheid wordt besmeurd, een soort destructieve drang in ons, om kapot te maken wat heel is.
Jezus is de mens die volledig mens is voor de ander. Die zichzelf verloochent. Dat woord noemt hij zelf en daartoe roept hij ons op.
Zelfverloochening is het tegenovergestelde van zelfhandhaving.
De wereld is op dat laatste ingesteld. Alles wat mensen doen, is op zelfhandhaving gericht. Zelfs in onze goede daden, in wat we voor anderen doet, speelt dat nog mee. Eigen belang, je krijgt er een goed gevoel voor terug; het is bevredigend om iets voor een ander te kunnen betekenen. Dat is allemaal zo, en het is ook niet per se verkeerd, maar zelfverloochening is nog wat anders. Het is haast iets onmenselijks; maar dat is wat Jezus doet. En dat roept zoveel ergernis op, dat de mensen hem niet moeten.
Daarom moet hij lijden, niet omdat hij dat zo graag wil, maar omdat dat de onvermijdelijke consequenties is van de liefde die hij leeft, de onvoorwaardelijke overgave aan de wil van God.
Dan hou je niets van je zelf achter.
Dan lever je je restloos uit.
Wij worden zenuwachtig van zulke heiligheid. Als mensen blijk geven niets om hun eigen zelfhandhaving te geven, roept dat onze irritatie op, en erger.
Dat is wat Jezus moet ondergaan. Het lijden dat inherent is aan de weg die hij gaat.
Ieder die zijn leven wil behouden, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille van Mij, zal het behouden.
Dat is en blijft een moeilijke tekst en dat moet ook zo zijn. Maar wat zou het nu concreet kunnen betekenen?
Jezus zegt dat als je hem wil volgen je bereid moet zijn jezelf te verloochenen.
Dat betekent niet, dat je jezelf naar beneden moet halen, jezelf geweld aandoen, jezelf ontkennen. Dat is pathologisch. Dat is ook niet wat Jezus doet.
Hij blijft zichzelf, juist door van zichzelf af te zien.
Door van zichzelf af te zien, wordt hij zichzelf.
Zelfverloochening is de moeilijke, spirituele les om ons eigen ego los te laten: ‘We hebben innerlijke afstand nodig van onze neiging om alles te willen, alles ons toe te eigenen, alles voor onszelf te gebruiken, alleen met onszelf bezig te zijn’. Geloof dat god voor zijn eigen karretje spant; dat van god eist dat hij beantwoordt aan jouw behoeften en wensen. ‘Als we ons op ons kleine ik fixeren, zijn we slechts bezig met ‘angstige zelfhandhaving’’.
Zelfverloochening is, uit je zelf treden naar de ander toe, je verbinden, je engageren. Niet op je zelf blijven staan, maar uitgaan naar die ander.
Dat is precies de beweging die Jezus steeds maakt naar mensen. Dat is hoe hij Gods liefde – de kracht van de verbinding – duidelijk maakt en voor leeft en waaraan hij tot op het bittere einde vasthoudt.
Zelfverloochening is, jezelf durven te verliezen aan het leven en het zo weten te behouden. Precies dat wat in die wonderlijke paradoxen wordt uitgedrukt.
Wie het leven wil behouden…, dat is de hand die vastgrijpt, vastklampt, verkrampt…
Wie het leven verliest omwille van mij…, dat is de hand die zich opent, die los durft te laten, zich overgeeft, zich uitstrekt naar de ander. Zo beeldend kun je die twee levenshoudingen uitdrukken, de open en de gesloten hand.
Geloven, Jezus volgen, is steeds weer deze levenslessen leren.
Dat het geheim van het leven en de liefde ligt in de open handen waarmee wij mensen elkaar tegemoet treden, niet in de verkrampte of gebalde vuisten.
Het meest menselijke zijn wij immers, niet als wij op ons zelf blijven, maar als wij ons verbinden met andere mensen. Alleen zo behouden wij onze menselijkheid. Niet door krampachtig op je eigen ego georiënteerd te blijven en alles voor eigen doeleinden aan te wenden, maar door je te begeven in de wereld, door je te verbinden met anderen, en zo Jezus’ liefde te leven en door te geven.
AMEN
No Comments