De Stille Week begint, zoals ieder jaar, met veel bombarie.
Vandaag is het Palmzondag. De eerste dag van de nieuwe week. De eerste dag van de laatste week.
Er is veel volk op de been en er is een hoop lawaai.
Luidkeels wordt Jezus toegezongen door de menigte. Het lijkt wel of de plaatselijke FC kampioen is geworden. Iedereen is uitgelaten, vrolijk, door het dolle heen.
Alleen Jezus, die lijkt het wat anders te ondergaan.
Tenminste die indruk krijg je. Misschien komt het ook wel door de wat droge vertaling.
Als Jezus Jeruzalem binnengaat en naar de tempel gaat, staat er, dat hij ‘nadat Hij daar alles gezien had’ met zijn vrienden terugging, ‘want het was al laat geworden’, staat er even nuchter bij.
Nadat Hij daar alles gezien had. Alsof hij het allemaal bekijkt en er het zijne van denkt.
Geen commentaar. Geen uitspraak van Jezus om deze bijzondere gebeurtenis te duiden.
Hij ziet het allemaal zwijgend aan en dan houdt Hij het voor gezien.
Of leg ik er zo te veel in?
Er is hoe dan ook een contrast, en dat voelen we. Palmpasen is: heden hosanna, morgen kruisig hem.
Je zou kunnen denken dat Jezus wat gereserveerde houding daarmee te maken heeft. Hij weet immers al, net als wij zoveel jaar na dato, wat er ná deze feestelijke intocht gaat gebeuren.
We staan op de drempel van de Stille Week. Nog een paar dagen, en de gebeurtenissen beginnen zich rond Jezus en zijn leerlingen te ontrollen in een fatale richting.
Vandaag zijn ze in Jeruzalem aangekomen.
Drie jaar zijn ze onderweg geweest, gezworven door het land, van het noorden in Galilea naar het zuiden naar Judea, naar Jeruzalem. Gaandeweg maakt Jezus duidelijk dat dit zijn doel is. Ze zijn op weg naar Jeruzalem (10: 32) Het hart van het land. Het hart van de religie, de tempel.
En nu ze er zijn is er, inderdaad, een feestelijke intocht. De menigte herkent hem, Hij die komt in de naam van de Heer. Hosanna, hosanna.
Maar niets zo wispelturig als de volksgunst. Binnen een paar dagen slaat de stemming om en in een oogwenk hangt Hij, hier nog zo vrolijk ingehaald, aan het kruis.
Wat een contrast.
Die tegenstelling hoort bij Palmpasen.
Je kunt zeggen, net zoals in het leven jubel en jammerklacht dichtbij elkaar kunnen liggen. Pieken en dalen. Dat is zo, maar dat is toch wat te oppervlakkig, om het zo uit te leggen.
Tegelijk blijft die wat ingetogen Jezus mij fascineren. Het is een beetje raadselachtig. Je zou wel in zijn hoofd willen kijken, wat gaat er op dit moment allemaal in hem om? Maar hij zwijgt, als hij op de ezel de stad binnenrijdt. Hij reageert niet op alle lofzang die hem wordt toegezongen.
Terwijl de hele gebeurtenis precies zo door hem is geregisseerd. Daarmee begint het. Jezus geeft nauwkeurige aanwijzingen aan twee van zijn leerlingen. Als ze de stad naderen, moeten ze vast vooruitgaan en alles precies zo doen als Jezus hen opdraagt. Hij geeft zelfs instructies wat ze moeten zeggen als ze worden ondervraagd, wat ook het geval is. Alsof Jezus alles van te voren weet. Dat dan wel.
De intocht is dus een zorgvuldig voorbereide actie. Je kunt het zien als een uitgespeelde gelijkenis. Een verhaal met een symbolische betekenis dat live wordt verteld en uitgebeeld.
Jezus rijdt op een ezelsveulen dat nog niet bereden is, nog niet gebruikt is. Dat is belangrijk, want zo verwijst het naar het offerdier, waaraan dezelfde eis wordt gesteld, volgens Tora.
Het veulen is vastgebonden en ook dat verwijst naar een oude tekst.
De hele intocht op, de koning die op een ezel rijdt, is een verwijzing naar een tekst van de profeet Zacharja (9:9).
Door de uitvoerige voorbereidingen geeft Jezus hiermee een teken: let op, denk aan wat de profeten geschreven hebben. Of iedereen die aanwijzingen ook meteen begrepen heeft? Ook dat weet je niet, maar uit hun gezang zou je dat kunnen opmaken, want wat zij zongen hoorden we dat psalmen waren.
Het contrast, de tegenstelling, zit al in de hele gebeurtenis op zich.
De koning die op een ezel rijdt.
Niet op een paard, hoog gezeten, zoals de Romeinse heersers. Het paard, dat is in de bijbel het dier dat geassocieerd wordt met de macht en met de oorlog.
Ossen worden gebruikt inde landbouw, om te ploegen.
En ezels, dat zijn de lastdieren, de pakjesbezorgers van die tijd. Onderaan de hiërarchie.
Dat Jezus op een ezel rijdt, is een teken van zijn nederigheid en van zijn eenvoud.
Het is tegelijk de uitdrukking van de manier waarop Hij zijn macht uitoefent. Niet met geweld en met kracht, maar door zich dienstbaar op te stellen. Ook dat contrast is belangrijk om Palmpasen te begrijpen.
Kort hiervoor, in dit evangelie, heeft Hij het zelf gezegd: ‘Wie van jullie de belangrijkste wil zijn, moet dienaar van de anderen zijn, en wie van jullie de eerste wil zijn, moet slaaf van de anderen zijn, want ook de Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losgeld voor velen’ (Mc. 10: 43 – 45).
Vorige week waren er presidentsverkiezingen in Rusland. Momenteel is er de verschrikkelijke terreuraanslag – de actualiteit buitelt over elkaar heen.
Maar toch even naar de verkiezingen en naar de kandidaat die daar ook aan mee had moeten doen, maar die een maand geleden overleed in een Siberisch strafkamp, Aleksej Navalny. We mogen die naam niet vergeten.
Ik keek onlangs op Internet de documentaire terug over Navalny, over hoe hij werd vergiftigd maar hoe ze met zijn team de daders daarvan opspoorden en hen opbelden om ze daarmee te confronteren. Je ziet hoe overtuigd hij is van zijn missie, zijn opdracht om voor een democratisch Rusland te vechten. Hoe hij niet aarzelt, om als hij in een Duitse kliniek voldoende is opgeknapt, om naar Rusland terug te keren, terwijl je zeker weet dat hem daar de gevangenis wacht of erger. Maar hij gaat, het is allemaal gefilmd, in het vliegtuig, op de luchthaven in Moskou, een grote menigte om hem in te halen, maar hij wordt al snel uit de rij gepikt, er zou iets met zijn papieren zijn? Nou ja, hij kust zijn vrouw Joelia en hij wordt meegenomen… En we weten inmiddels hoe dit is afgelopen.
Dat zijn beelden uit onze actualiteit, deze tijd.
Op een of andere manier lopen ze bij mij door elkaar, bij dit verhaal van de intocht van Jezus.
Het is natuurlijk niet hetzelfde en toch is er een gelijkenis.
Wie heeft de macht? Is het het staatsapparaat, dat geen tegenspraak duldt. Dat de eigen machtsbelangen beschermt, toen en nu, overal in de wereld. Jezus zegt het al, in hetzelfde gedeelte als we daarnet citeerden: ‘Jullie weten dat de volken onderdrukt worden door hun eigen heersers en dat hun leiders hun macht gebruiken. Zo mag het bij jullie niet gaan’ (Mc. 10: 42) Wie heeft de macht, wie overtuigt werkelijk? Die zichzelf dienstbaar maakt aan een groter doel? Die bereid is daar de consequenties van te ondergaan?
Dat is het contrast. Jezus daagt met zijn actie de machten uit.
Zijn opmerkelijke zwijgen is daar deel van, dunkt me. Zoals hij straks ook in het verhoor voor de machthebbers grotendeels zal zwijgen. Hij spreekt hier door zijn daden.
De intocht is een zorgvuldig geplande actie. Een demonstratie die de boodschap verpakt in een handeling. Nederig rijdt de werkelijke macht, van de liefde, van de tederheid, van de zorgzaamheid, de macht van de dienstbaarheid, op een ezelsjong de stad binnen.
Bij alle uitbundigheid van de menigte, behoudt Jezus zelf een opmerkelijke ingetogenheid.
En die ingetogenheid is deel van de handeling.
Hij weet wat er komen gaat. Hij weet wat hem te wachten staat. Maar Hij doet wat nodig is, wat gedaan moet worden. Hij blijft trouw aan zijn missie, buigt niet voor de machten van deze wereld.
Een laatste gedachte. We zongen daarnet een paar verzen uit dat lied over Jeremia, Lied 831. De profeet die we vandaag ook hoorden, in een jammerklacht over de stad Jeruzalem, uit weer een heel andere tijd. Jeremia worstelde evenzeer met zijn missie, met de situatie van onrecht, van dreiging en zo voort. Zo heel veel anders is het ook weer niet.
In dat mooie lied, een tekst van Sytze de Vries, wordt ons de gestalte van de profeet, van de proteststem getekend.
Het vijfde couplet wil ik graag nog een keer herhalen, omdat het zo mooi samenvat waar het vandaag om gaat. Het geldt van Jeremia, het geldt van Jezus:
Hij is een woord dat niet verwaait,
een vuur waarin de liefde laait,
een hamer die de rotsen splijt (vgl. Ps. 29: 3)
een God die aan ons mensen lijdt.
En misschien geldt dit ook wel voor al die dappere vrouwen en mannen in de wereld van vandaag, die zich niet neerleggen bij onrecht en geweld, die blijven geloven in de macht van gewone mensen, in de macht van liefde en dienstbaarheid.
1 Comment
Zo goed uitgelegd. Dank