‘Wat niet kan, is nog nooit gebeurd’. Ik ken die spreuk uit mijn schoonfamilie, maar het schijnt een algemeen spreekwoord te zijn. Het is zelfs de titel van een van de liedjes van Daniël Lohues, ontdekte ik.
“Wat niet kan, is nog nooit gebeurd’. Typische Hollandse nuchterheid.
Nu is het laatste dat we vanmorgen hoorden uit de evangelielezing, dat Jezus tegen zijn leerlingen zegt: ’Niets zal voor jullie onmogelijk zijn’.
Hij klinkt geërgerd. Even hiervoor heeft hij zijn leerlingen ‘gebrek aan geloof’ verweten. En ze zelfs ‘een ongelovig volk’ genoemd. De leerlingen konden een zieke jongen niet genezen, toen deze bij hun was gebracht door diens bezorgde vader. Wat de leerlingen niet kunnen, doet Jezus in een vloek en een zucht.
Waarom lukt het ons niet?, vragen de leerlingen.
Omdat jullie klein van geloof zijn. Als je geloof zou zijn als een mosterdzaad, dan kun je bergen verzetten…
Een berg optillen en verplaatsen?
Dat is nog nooit gebeurd. Maar betekent het dan ook dat het niet kan?
Vandaag gaat het over de onmogelijkheid van geloof. Of beter, over het onmogelijke geloof. Of nog beter, over het geloof in het onmogelijke.
Want dat is de kern, geloven is geloven in iets wat niet kan, maar waar je toch in blijft geloven.
Hoe zit dat?
Eerst moeten we het hebben over wat het niet betekent. Want het misverstand ligt op de loer dat gelovigen mensen zijn die dingen voor waar aannemen die niet kunnen bestaan. Dat is toch al gauw hoe er van buiten naar ons gekeken wordt. Geloof je dat werkelijk?, zeggen ze dan.
Nu staan er in de bijbel een boel wonderlijke, al te wonderlijke dingen. Van drijvende bijlen, tot een zon die stil blijft staan; van drie vrienden die in een brandende oven ongedeerd blijven, of over een dwarse profeet die door een grote vis levend wordt verslonden, tot mensen die over het water lopen of water dat in wijn verandert. En ga zo maar door.
Geloven is niet, klakkeloos aannemen dat dat allemaal zo is gebeurd. Dat is kleingeestig.
Geloven is, de waarde van dat soort religieuze vertellingen aanvoelen, waarin de werkelijkheid van het bestaan wordt uitvergroot, waarin een waarheid in de vorm van een verhaal wordt overgebracht, die je fantasie prikkelt en je verbeeldingskracht voedt.
Vandaar dat er zoveel zogenaamde wonderverhalen in de bijbel staan. Het zijn verhalen die gaan over verandering, over transformatie. Ze openen je voor nieuwe perspectieven, een andere manier om tegen de werkelijkheid aan te kijken. Daar gaat geloven over. Er is meer dan je voor mogelijk had gehouden. Altijd.
Gelovigen zijn niet naïef. Niet goed-gelovig in de verkeerde zin, maar wel mensen die die openheid voor het andere, voor het onverwachte, het onmogelijke, bewaren. Het kan altijd anders.
Het beste laat zich dit illustreren aan het verhaal zelf.
Dat is het mooie en het waardevolle van de Bijbel. Dat is geen theorie-boek, waarin over geloof wordt getheoretiseerd. Daar hebben wij nog wel eens een handje van. Maar het is een boek met verhalen uit het leven gegrepen, over mensen met hun zorgen en verlangens, een boek vol ontmoetingen, zoals in het evangelie met Jezus, waarin geloof geleefde werkelijkheid wordt.
Het begint allemaal met die man, die bezorgde vader, die op Jezus afkomt, voor hem op de knieën valt en hem begint te smeken: ‘Heer, heb medelijden, Kyrie eleison, mijn zoon lijdt aan de vallende ziekte. Hij is een gevaar voor zichzelf. Wij, zijn ouders, wij zijn ten einde raad.’
Het begint met een mens in nood.
Geen theoretische vraag, maar een praktische zorg. Het kost geen moeite om je daar iets bij voor te stellen.
Maar stel nou dat de ouders hadden gedacht. Ach ja, onze zoon is nu eenmaal met die handicap geboren. We weten niet beter. We hebben er veel verdriet van gehad, maar we hebben het inmiddels geaccepteerd. Dat is ook beter voor onze eigen gemoedsrust. Wat doe je er aan? De dokters staan machteloos. Het is zoals het is.
Ook daar kun je je iets bij voorstellen.
We weten het niet, je mag er heerlijk naar raden. Het zou ook nog zo kunnen zijn dat moeder – in het verhaal zelf horen we er niets van – dat zij zich er wel bij heeft neergelegd, maar dat de vader zo ver nog niet is. ‘Kan me niet schelen, wat jij doet; ik ga naar die Jezus toe. Ik hoor van alles over hem zeggen. Wie weet, kan hij iets voor onze jongen doen. Nooit geschoten is altijd mis.’ Of iets in die trant. Ook dat herkennen we misschien.
Hoe dan ook, dat hier iets gebeurt, want uiteindelijk wordt de jongen genezen; dat was nooit gebeurd, had die vader niet de moed gehad om voor hem op te komen. Om naar Jezus te gaan. Om ook al kon het niet, toch te blijven geloven, hopen, liefhebben. Toch te blijven geloven in een verandering ten goede. Waarom niet? De vader zegt niet, het is wat het is. Nee, hij neemt het niet; hij neemt het niet voor lief.
Geloven is, je niet bij voorbaat neerleggen bij hoe de dingen nu eenmaal zijn. Nu eenmaal, dat is geen geloofstaal. Dat is taal die het op heeft gegeven te dromen, te verlangen, te hopen. Dat is de taal van de thuisblijvers. Van mensen die elk geloof in verandering hebben opgegeven.
Wat in dit persoonlijke voorbeeld geldt, geldt ook voor ons vandaag en in groter verband.
Je maakt je zorgen over de verandering van het klimaat. Deze zomer zijn we met de neus op de feiten gedrukt. Al die berichten kunnen je verlammen. Het komt nooit meer goed.
Dat soort gedachten en gevoelens zijn goed voorstelbaar. Het is onverstandig om de realiteit niet onder ogen te willen zien, onverantwoord zelfs. Maar betekent het dat de uitkomst al vast staat en dat het maar één kant uit kan? Of blijf je geloven in een andere mogelijkheid, in een verandering, die je misschien nog niet eens aan ziet komen, een andere optie die nu onmogelijk lijkt? Klimaatverandering is een feit, maar het is geen doemscenario waar je je alleen maar bij neer kunt leggen.
Of, ander voorbeeld, je voelt je betrokken bij de kerk. Maar je ziet, wij zien om ons heen, hoe snel het kerkelijk leven verandert; de krimp zet door, vergrijzing, terugloop in ledental en kerkbezoek en noem het maar op. Als het zo doorgaat, houdt het een keer op. Dat is toch ondenkbaar?
Maar niets blijft zoals het is. En wie weet wat er voor veranderingen of nieuwe kansen zich in de toekomst zullen voordoen.
Geloven is ook, de mogelijkheid open houden dat je tot je eigen verrassing wordt verrast. Het is het verwachten van het onverwachte, van wat niemand aan ziet komen. Waarom niet? Je moet er niet op rekenen, dan ga je achterover leunen; maar je mag het wel verwachten, en dan ga je er als het ware alvast naar staan.
De geschiedenis is er vol van.
Van rijken die voor eeuwig leken te bestaan, maar vergaan zijn tot stof.
Van muren die zijn gevallen, slavernij of apartheid, dat toch is afgeschaft of overwonnen.
Precies zo in je eigen leven.
De dingen gaan nooit zoals verwacht. Het leven overkomt je en plaatst je altijd weer voor onvoorziene omstandigheden.
We denken soms dat we het plannen, dat wij het organiseren, maar dat is de fictie van de mens die de controle wil behouden.
Geloven is, weten dat je van alles moet plannen, zo is het leven, maar dat je het nooit tot in de finesses kunt organiseren, dat het leven altijd meer is dan wij er van maken, dat het altijd anders kan, soms tot je eigen verrassing, soms tot je verdriet.
Geloven is, dat weten en daar als het ware op anticiperen, daar rekening mee houden, daar open voor staan.
Dat is dus niet lijdzaam afwachten, maar actief er op in spelen. Het is een levenshouding die zich op allerlei terreinen van het leven voordoet.
Het is precies wat die vader in dit verhaal doet.
Hij komt in beweging en zet zo iets in beweging, wat hij zelf had gehoopt maar nooit had kunnen voorzien, laat staan afdwingen. En dan gebeurt, wat hij en wij misschien ook voor onmogelijk hadden gehouden.
Maar nu is er nog die andere kwestie, van de leerlingen die er wat bedremmeld bij staan.
De vader had hen immers eerst gevraagd. Jezus was er niet. Maar de leerlingen konden niks voor de jongen en zijn vader doen.
De reactie van Jezus is ronduit korzelig.
Hij ergert zich aan hun ongeloof, hun klein geloof.
Maar ho even, is dat wel eerlijk? Wij zijn de messias niet? Wij zijn maar gewone mensen, vol goede bedoelingen, maar we hebben niet de gave van de gebedsgenezing of het vermogen om demonen te verjagen. Je kunt van mensen toch niet het onmogelijke verlangen? Dat is toch niet redelijk!
En toch, als je goed oplet, is dat precies wat Jezus, ondanks zijn geërgerde toon, van de leerlingen vraagt, nee beter, wat hij hun toezegt. ‘Niets zal voor jullie onmogelijk zijn’, zegt hij. Met andere woorden, Jezus gelooft meer in de leerlingen, in ons, dan wij zelf in onszelf geloven. Hij gelooft dat wij tot het onmogelijke in staat zijn. Dat wij meer kunnen, verder kunnen reiken, grotere dingen kunnen doen, dan wij zelf voor mogelijk houden.
Is dat niet wonderlijk?
In het evangelie staat een paar keer opgetekend dat voor God niets onmogelijk is. Maar hier wordt het van ons gezegd! Niets is onmogelijk. Als je maar het geloof hebt als een mosterdzaad. Naar verluidt het kleinste van alle zaadjes. Onooglijk klein, maar een zaadje vol kiemkracht, vol potentie, vol mogelijkheden, onvoorzien, onvoorstelbaar.
Geloven is geloven in wat onmogelijk is.
Wat je niet had voorzien, wat je niet had kunnen dromen.
Het is de openheid voor een toekomst die altijd anders is dan wij verwachten. De toekomst is niet de uitkomst van onze berekeningen, het resultaat van onze planning, maar dat wat zich aandient als een veld van mogelijkheden.
De kracht van vergeving. De moed om weer op te staan en verder te gaan.
Geloven is, in alle nuchterheid en realiteitszin, die toekomst van God openhouden. Zolang er mensen zijn op aarde. Geloven is leven met een open houding, hopen en werken aan de transformatie die nodig is, in de wereld, in je eigen leven. Vasthouden aan de hoop tegen alle hoop in, je gelukkig prijzen met iedere verandering ten goede, iedere nieuwe geboorte, iedere nieuwe kans, iedere nieuwe dag, de vrijheid om te handelen, om heilzaam te zijn voor anderen, noem het maar op.
Geloven is in de taal van de bijbel, hopen, openstaan voor dat wat geen mensenoog heeft gezien en geen oor heeft gehoord.
De toekomst die komt als een dief in de nacht.
De toekomst waarin God zelf, het leven, ons verrast.
En die toekomst, begint vandaag.
No Comments