In gesprekken met mensen valt het me steeds weer op.
Als het gaat over geloof en kerk maakt het een wezenlijk verschil hoe je daar in je eigen jeugd mee bent opgegroeid. Was het een liefdevol gezin, met ouders die aandacht voor je hadden en je de ruimte gaven, en ook zo met kerk en geloof omgingen? Of had je een strenge vader, had je een moeder die je nooit eens op schoot nam. Heerste er een sfeer van angst en dreiging inzake het geloof. Verplicht naar de kerk, want: ‘Wat zullen de buren er wel niet van zeggen?’ Werd je bang gemaakt: ‘Pas op. God ziet alles’.
Iedereen heeft zijn eigen verhaal, maar telkens blijkt die jeugd, die vormende jaren, fundamenteel te zijn voor de rest van je leven.
Maar nu is het wonderlijke, dat het kan gebeuren dat in één en hetzelfde gezin, kinderen soms heel verschillend daarop terugkijken. De één heeft definitief afscheid genomen van kerk en geloof, voelt zich bevrijd. De ander heeft dezelfde opvoeding helemaal niet als drukkend beleefd, en is er mee doorgegaan, heeft een eigen weg gevonden in zaken van kerk en geloof.
Is het dan toch meer een kwestie van karakter? Heeft de een er meer aanleg, meer gevoel voor dan de ander?
Ik denk dat het van belang is, hoe je naar deze dingen van het geloof kijkt en hoe je de woorden hoort. Vanuit welke grondhouding. Wat laat je het zwaarste wegen? Het positieve of het negatieve.
Kun je ook leren andere accenten te zetten – meer in balans.
Ik zal dat proberen te verhelderen aan beide teksten die we vandaag hebben gehoord.
Want hoewel ze uit heel verschillende tijden stammen, hebben ze een opmerkelijke parallel, en dat heeft alles te maken met dit onderwerp.
Salomo krijgt het woord van de Heer te horen.
Aan de ene kant is dat de bevestiging van de belofte van de Heer aan Salomo: ‘Als je doet wat ik je opdraag, zal Ik zal er voor zorgen dat je troon nooit wankelt’. Met andere woorden: De Heer belooft om Salomo te beschermen.
Aan de andere kant krijgt Salomo de waarschuwing: Maar als jij en je nakomelingen zich van Mij (de Heer) afwenden, als je je niet houdt aan de geboden enz., dan ‘zal ik de Israëlieten verdrijven van hun grondgebied’ en zo voort.
Tegenover de belofte staat de waarschuwing. Tegenover het Ja, het dreigende Nee.
Waarbij zowel het ja als het nee, afhangt van het gedrag van Salomo en van het volk en zijn nakomelingen. Het is dus een ja met voorwaarden en een nee met gevolgen.
Wat van beide krijgt de nadruk? Wat weegt het zwaarst?
Hetzelfde patroon meen ik te herkennen in de tekst uit het evangelie. Heel ander verhaal, maar kijk maar even mee.
We horen hier bekende woorden van Jezus: Gelukkig jullie die arm zijn, want voor jullie is het koninkrijk van God.
Wie een beetje bekend is met de Bijbel zal zeggen: de Bergrede en de Zaligsprekingen.
Ja, zo heet dat bij een collega evangelist Matteüs. Lucas vertelt het net iets anders. Het lijkt op hetzelfde neer te komen, maar wat bij Lucas opvalt is dat naast de zgn. zaligsprekingen – 4 x Gelukkig zijn jullie en zo voort – er ook 4 x een waarschuwend woord van Jezus klinkt: – wee jullie. Wee jullie die nu rijk zijn, wee jullie die nu verzadigd zijn, want je zult honger lijden. Wee jullie die nu lachen, je zult treuren en huilen, en zo voort.
Lucas is ook op zijn manier zwart – wit. Tegenover de vier gelukwensen de vier dreigende waarschuwingen: wee u… Dat klinkt toch anders, niet? Dat zijn zaligsprekingen met een scherp randje.
En wat van beide moet nu de meeste aandacht krijgen? Wat hoor je vooral
Die eerste vier gelukwensen? Gelukkig de armen. Of die vier waarschuwingen?
Wat blijft het meeste hangen?
Wordt het antwoord op die vraag alleen bepaald door jouw karakter, jouw toevallige aanleg? Zoals je nu eenmaal mensen hebt voor wie het glas altijd halfleeg is, of juist halfvol. Is dat het verschil? Het zal zeker meespelen.
Maar toch, het lijkt me niet goed om het daar alleen maar bij te laten.
Er is toch nog wel iets meer te zeggen over wat de meeste nadruk zou moeten krijgen.
Daarvoor kijken we nog wat nauwkeuriger naar die eerste tekst, over Salomo.
Aan het begin van Salomo’s koningschap spreekt de Heer tot hem. Dat was in een droom. Salomo mag vragen wat hij wil. Hij vraagt dan, heel verstandig, om een ‘opmerkzame geest’ of een ‘horend hart’; hij vraagt om het vermogen om goed te kunnen onderscheiden tussen goed en kwaad. Dat is belangrijk. Wijsheid is onderscheidingsvermogen. Weten waar het op aan komt.
Nu verschijnt de Heer opnieuw. Voor de tweede keer, staat er in de tekst, die dus ook bewust terugverwijst naar het begin.
Salomo heeft inmiddels de tempel gebouwd, een groot paleis voor hem zelf en zijn hofhouding en ‘al zijn andere bouwplannen’. Als alles klaar is, komt de Heer voor een tweede keer en spreekt tot Salomo.
We zeiden al, woorden met twee kanten. De bevestiging. Ja, ik zal jouw huis beschermen. Maar ook de waarschuwing: als je eigen wegen gaat, jij en je volk, dan zal het slecht met jullie aflopen. Dan zal ik de Israëlieten verdrijven … van deze tempel zal alleen een puinhoop overblijven. En je zult tot spot worden van alle andere volken.
Nu is het zo, dat deze dreigende woorden eigenlijk precies vertellen hoe het inderdaad later in de geschiedenis van het volk is gegaan. En als je dan weet, dat deze koningenboeken over Salomo en alle andere koningen na hem, pas veel later zijn geschreven, toen inderdaad al die ‘voorspelde’ gebeurtenissen al plaats hadden gevonden – het volk werd in ballingschap weggevoerd; de tempel van Salomo is door Nebukadnezar verwoest – dan is het dus eigenlijk zo dat in deze tekst als het ware al de geschiedenis geschreven wordt.
Salomo vindt genade – het beviel de Heer wat hij aan het begin van zijn koningschap gevraagd had. Wijsheid en inzicht en onderscheidingsvermogen. En de Heer belooft hem opnieuw bescherming.
Maar naast de genade, is er ook het gericht. En het is alsof het gericht, het oordeel over het volk meer gewicht heeft gehad in de geschiedenis. Hoe dan ook valt het op dat hier het deel dat aan de waarschuwende oordeelswoorden is gewijd, uitgebreider is, dan het woord van bevestiging.
Omdat dat nu eenmaal strookt met hoe het in de geschiedenis is gegaan?
Of zit er ook iets bij, van de menselijke fascinatie voor het oordeel en het kwaad, dat soms sterker is dan de aandacht voor het goede. Zoals waarom onze kranten alleen maar vol staan met slecht nieuws?
Het lijkt uit balans.
Het oordeel krijgt meer aandacht dan de genade.
Daarom is het belangrijk om nog een laatste keer zorgvuldig naar deze tekst te kijken.
Want het lijkt misschien een verhaal met twee kanten, bevestiging en dreiging, licht en donker. Maar dan creëren we een valse tegenstelling. Dan zou de Heer een God zijn met twee gezichten. Hoe hardnekkig die beelden ook kunnen zijn, ze maken van de Heer een karikatuur, en van ons geloof een dwangneurose.
Voordat die twee kanten worden belicht: als je doet wat Ik je opdraag zal ik je beschermen; als je Mij ongehoorzaam bent, zal ik je straffen – voordat dat wordt benoemd, wordt er iets door de Heer gezegd dat niet aan voorwaarden gebonden is.
Het eerste wat de Heer zegt is:
‘Ik heb het smeekgebed dat je tot Mij gericht hebt gehoord.
Ik heb de tempel die je gebouwd hebt tot heilige plaats gemaakt, om er voor altijd mijn Naam te laten wonen. Niets van wat daar gebeurt, zal me ontgaan; Ik zal alles ter harte nemen’.
Voor alle voorwaardelijkheid, als jij ja, dan ja, als jij nee, dan zal ik nee – voor alle voorwaardelijkheid is, is er het onvoorwaardelijke van de belofte dat de Heer hier voor altijd zijn Naam zal laten wonen. Dat is bijbelse taal, maar dat betekent zoveel als, dat Hij zijn Naam op aarde vestigt, dat Hij zich met mensen verbindt, met het volk Israël en later in en door Jezus met heel de mensheid; dat is onvoorwaardelijk, wat er ook gebeurt. Dat blijft.
Natuurlijk is het van belang wat je als mens doet.
Vandaar die waarschuwingen. Ook in het evangelie, tegen de rijkdom, tegen de vergenoegdheid, tegen de zelfgenoegzaamheid, tegen geloof zonder daden en noem het maar op en lees het maar na.
Natuurlijk is dat van belang. Maar wat het allerbelangrijkste is, is dat Gods trouw aan ons mensen nooit verdwijnt. Zo bont kunnen wij het nooit maken.
God is op aarde en God blijft op aarde en hij blijft de aarde, zijn schepping, ons mensen trouw. Ook al verlaten wij Hem, Hij verlaat ons niet. Niets zal hem ontgaan. Hij zal alles ter harte nemen. Letterlijk: mijn ogen en mijn hart zullen daar zijn. Zijn hart is bij de mensen, bij de mensen op aarde. Dat is Gods grote JA dat aan alles vooraf gaat en dat alles draagt en kleurt.
Wat zie je? Wat hoor je?
We zeiden aan het begin hoe belangrijk de eerste indrukken in je jeugd zijn. Maar, je bent er niet toe veroordeeld. Sommige mensen moet je aanmoedigen ‘eindelijk eens het ouderlijk huis te verlaten’. Lukt het je om een volwassen, gezond geloof te ontwikkelen. Niet gebaseerd op angst, maar op vertrouwen. Soms heb je daar een leven lang voor nodig.
Als je geloof niet bij het woord van God zelf begint, zijn toezegging van trouw, zijn belofte van eeuwige liefde en verbondenheid; als je geloof daar niet uit ontspringt, de vreugde die daarin besloten ligt, dan kan al het andere makkelijk uit balans raken.
Geloven is, jouw antwoord op die liefde. Jouw Ja op Gods JA.
Jouw beaming van het leven.
Geloven is, in goed vertrouwen je weg gaan, met God en met alle mensen.
No Comments