Overdenking

Het gaat mij aan (Witte donderdag)

Ooit zag ik een theatervoorstelling, gespeeld door daklozen, over hun leven, aan de onderkant, de zelfkant van de samenleving.
In één van de scènes werd gespeeld hoe iemand, die al een tijd op straat had geleefd, binnenkwam in de opvang. Hem werden de voeten gewassen.
Heel herkenbaar, hoorde ik na afloop van iemand, die met deze mensen werkt. Als iemand een tijd lang op straat heeft geleefd, wil je niet weten hoe zijn of haar voeten er uit zien.

Je kunt je de voetwassing waarover de bijbel vertelt, niet concreet genoeg voorstellen, alsof je het voor je ziet, alsof je er zelf onderdeel van bent. Zoals wanneer je een indrukwekkende voorstelling bijwoont en helemaal opgaat in het spel.

Het is theater wat hier gebeurt. In de goede zin van het woord. Dat is dus wat anders dan: theatraal. Er wordt ons hier iets voor ogen gesteld, dat ook mij aangaat. Dat is de oude theaterwet Tua res agitur – het is jouw zaak!
Als je dat niet kunt voelen, dan gaat het langs je heen, dan raakt het je niet, zegt het je niets.

Jezus wast de voeten van zijn leerlingen. Ze hebben drie jaar lang met hem op straat geleefd. Je wilt niet weten hoe die voeten er dan uitzien.
Het stof van de wegen, die ze met Jezus zijn gegaan.
De littekens van de verwondingen, die ze onderweg zijn opgelopen.
De korsten op de plekken waar het pijn doet, en waar het bloedt.
Als ons de voeten worden gewassen, wordt dat allemaal van ons afgespoeld: het stof van het verleden, de wonden en de korsten, de littekens van onze mislukkingen en van onze schuld. Al die keren dat we onze voeten hebben gestoten aan de hardheid van de realiteit.

Dat wordt van ons afgewassen – als wij het laten gebeuren. Als wij onderdeel van dit ritueel durven zijn.
Dat is niet vanzelfsprekend. Kijk maar naar Petrus, die er moeite mee heeft, om dat toe te laten. Hoe menselijk.

We zijn gewend om dit teken van de voetwassing, te zien als een uiterste uitdrukking van Jezus’ nederigheid. Hij doet het werk van een slaaf. Vernederend?
Hij legt zijn bovenkleed af, dat is: zijn glorie. Hij buigt zich, knielt voor ons neer, om aan ons zijn weldaad te verrichten.

Het is het teken dat vooruitwijst naar wat gaat gebeuren staat. Een teken, waarin op een bijzondere manier de weg van het kruis en het lijden wordt afgebeeld.

Nederigheid? Vernederend zelfs? Jezus die zichzelf vernederd heeft en gehoorzaam werd tot in de dood – de dood aan het kruis (Fil 2: 8)? Is dat het?
Of zou je het ook nog iets anders kunnen zeggen: teken van zijn dienstbaarheid.

Jezus verricht zijn dienst aan ons, door onze voeten te wassen. Dat lijkt vernederend, maar het is verheffend. Een gebaar van tederheid, van intimiteit – blote voeten – een gebaar van zorg.

In de wereld om ons heen, wordt dienstbaarheid vaak gezien als vernederend. In de wereld zijn er heersers en slaven; mensen die het voor het zeggen hebben en mensen die niets in hebben te brengen. In de wereld gaat om de winnaars, de sterkeren, gaat het om macht en aanzien en prestige. Pas op dat je je niet ondergeschikt laat maken. Zorg dat je sterk bent – geen loser wordt.
Wees sterk. Zelfverzekerd. Ga in je kracht staan.

In het teken dat Jezus stelt, is de boodschap juist omgekeerd: degene die dienstbaar is, zich ondergeschikt maakt, die is juist de sterkere. Wie kwetsbaar durft te zijn, is de krachtigste. Het is steeds weer de revolutionaire omkering van het evangelie – getekend in de weg van Jezus. Gespeeld (met alle ernst!) in dit gebaar. Laten we nog eens zorgvuldig toekijken:

Jezus weet, zijn tijd is gekomen (vers 1).
Zeker van zijn zaak. Zo wordt Jezus in het hele evangelie van Johannes getekend. Zo is hij degene die in zijn versie van het lijdensverhaal de eigenlijke regie heeft. Hij wordt niet vernederd, maar verhoogd.
Zijn liefde gaat tot het uiterste, staat er aan het begin (vers 1).
Jezus en zijn leerlingen hielden een maaltijd (vers 2), en tijdens de maaltijd, staat hij op (vers 4). Het lijkt een terloopse mededeling, maar in het evangelie is zo’n opmerking een marker.
Waar mensen in het evangelie op gaan staan, begint al iets van de grote opstanding, van Pasen. Ook hier.

Het is theater, wat hier gebeurt. En dus, gaat het ons, gaat het mij aan.Het spel van vernedering en verhoging, van dienstbaarheid die het hoogste is.

Jezus zegt: Ik heb een voorbeeld gegeven; wat ik voor jullie heb gedaan, moeten jullie ook doen (vers 15).
Doet dit tot mijn gedachtenis.
En toch, is dit teken geen sacrament in de kerk geworden. Zegt dat ook iets?
Schrikken we er misschien voor terug.
Kan dat, in de kerk, in deze wereld, in ons eigen leven? Dat wij elkaar de voeten wassen. Dat wij aan elkaar en voor elkaar, de uiterste zorg en tederheid en aandacht verrichten, waardoor een ander op kan staan.

Waar wij ons zelf de voeten laten wassen, ons verbinden met de weg van dienstbaarheid die Jezus gaat, begint Pasen mijn eigen ervaring te worden. Pasen begint daar, waar wij dit voorbeeld en alles wat daarin besloten ligt, aan zorg en aandacht, aan medemenselijkheid, na gaan volgen. Wanneer het mij aangaat. In de kerk, in de wereld, in ons eigen leven en samenleven.

Waar mensen voor elkaar zijn, zo goed als God, daar begint Pasen…

Previous Post Next Post

No Comments

Leave a Reply